Joegoslavië: de eerste ‘humanitaire’ interventie

In het laatste decennium van de vorige eeuw vond een ‘humanitaire interventie’ plaats, net als nu in Libië. De context daarvan was de val van de Berlijnse Muur, die aangaf dat de machtsverhoudingen op wereldschaal waren verschoven. De oorlogen in voormalig Joegoslavië, op het ‘breukvlak’ tussen Oost en West, zouden een waarschuwing moeten zijn voor iedereen die denkt dat de interventie in Libië een menselijk resultaat kan geven.
30 maart 2011

 Door Max van Lingen

In de wereldgeschiedenis leiden grote gebeurtenissen vaak een periode in van heroriëntatie. Actie en reactie volgen elkaar in rap tempo op, en de heersende machten bewegen in dat krachtenveld om macht te behouden of macht te veroveren. We hebben dit recent gezien met de opstanden in Tunesië en Egypte, die revolutionaire situaties en contrarevolutie door de hele regio tot gevolg hadden.

Twintig jaar terug zagen we eenzelfde periode waarin de autoritaire regimes in Oost-Europa één voor één ten onder gingen, gesymboliseerd door de val van de muur. Daarop volgden bloedige burgeroorlogen met als klap op de vuurpijl westerse bombardementen op Servië. Net als nu, werd toen de westerse interventie gerechtvaardigd op humanitaire gronden. Maar in werkelijkheid was de menselijke prijs enorm. Achter het humanitaire masker school een handvol mogendheden, die in elk van de oorlogen Joegoslavië verder uiteen rukten – volgens hun eigen economische en geopolitieke agenda’s.

Vrijheid en oorlog

De Joegoslavische regering noemde zichzelf socialistisch. Dat betekende echter niet dat het land aan de kant van de Sovjet-Unie stond in de Koude Oorlog. In plaats daarvan koos de Joegoslavische staatsbureaucratie voor het westen, in ruil voor financiële steun vanuit Washington. De strategische positie in Oost-Europa aan de kust van de Middellandse zee zorgde ervoor dat Joegoslavië binnen die band relatief onafhankelijk kon blijven, en uitgroeide tot het meest welvarende land in Oost-Europa. Maar met de val van de muur verdween deze positie op de grens van de invloedssferen van beide supermachten.

Terwijl de buurlanden in rap tempo werden onderworpen aan de economische en politieke dictaten van het IMF en de Europese Unie, waren de leiders van Joegoslavië niet van plan om toe te geven aan de druk vanuit het westen. In de veranderde omgeving was Joegoslavië verworden van bondgenoot tot een obstakel voor westerse belangen in de regio. Zo kon het gebeuren dat te midden van de jubelstemming over de overwinning van het ‘vrije westen’ en het ‘einde van de geschiedenis’ de grootste en langste oorlog in Europa sinds de Tweede Wereldoorlog plaats kon vinden.

Vaak worden de toegenomen etnische spanningen geweten aan de dood van de oude leider, Tito. Maar dat gaat eraan voorbij dat al lang daarvoor Tito zich had teruggetrokken uit het centrum van de macht. Een betere verklaring voor de tegenstellingen tussen de verschillende etnische groepen is de invoering van het ‘marktsocialisme’ in de jaren ’70. De verschrikkingen van de jaren ’90 zijn echter veroorzaakt door westerse mogendheden die gebruik maakten van deze tegenstellingen om het Joegoslavische obstakel uit de weg te ruimen.

Eigen agenda’s

Duitsland, dat net herenigd was, wilde de eigen invloedssfeer in Oost-Europa vergroten. Het moedigde de elites van de ‘rijke’ Kroaten en Slovenen aan om zich onafhankelijk te verklaren. De bloedige burgeroorlog in Kroatië die hiervan het gevolg was, leidde tot een wapenembargo vanuit de Europese Unie tegen Joegoslavië. Maar omdat Kroatië door de Europese Unie was erkend viel het niet onder dit embargo. Het resultaat was de etnische zuivering van 250.000 Serviërs in de Krajina. De Verenigde Staten gebruikte hetzelfde recept in Bosnië ten koste van een nog bloediger burgeroorlog die jarenlang voortsleepte. Dit conflict had onder andere het drama in Srebrenica tot gevolg.

In de periode van 1991 tot 1995 werden de volkeren van de Balkan tegen elkaar uitgespeeld met slechts één doel: het vergroten van de invloedssfeer van Europese Unie en de NAVO richting het oosten. Maar terwijl de burgeroorlogen de invloed van Joegoslavië op de Balkan verkleinden werd de regering van het rompgedeelte Servië-Montenegro meer en meer in de armen van Rusland gedreven. Het werd daarmee meer dan ooit het middelpunt van de strijd tussen Rusland en het westen, over de nieuwe grenzen van de beide invloedssferen.

Tegen deze achtergrond misbruikte de NAVO de gerechtvaardigde strijd van Albanese Kosovaren voor meer vrijheid om het laatste verzet van Servië-Montenegro tegen de westerse invloed te breken. Totdat de NAVO besloot om het Kosovaarse Bevrijdingsleger (UCK) ‘te hulp’ te schieten had het conflict relatief weinig slachtoffers geëist in vergelijking met andere conflicten van dezelfde aard. De NAVO-interventie transformeerde het conflict opnieuw in een bloedige burgeroorlog, waarbij aan beide kanten grove schendingen van de mensrechten werden begaan. In feite werd de etnische zuivering van Albanese Kosovaren vervangen door de etnische zuivering van Servische Kosovaren. Daarbij werd door de NAVO verarmd uranium gebruikt, waardoor op veel plekken in Kosovo nog altijd sprake is van gevaarlijk hoge radioactiviteit.

Humanitair?

Humanitair waren de resultaten dus zeker niet. Het autoritaire regime van Milosevic werd ook niet ten val gebracht. De steun ervoor onder de bevolking nam juist toe en delen van de oppositie besloten zelfs samen te werken met de regering. Succesvol was de campagne naar de maatstaven van de NAVO wel. Servië werd op de knieën gedwongen en in de tien jaar die erop volgden nog verder opgedeeld. NAVO-troepen namen de macht in Kosovo over, in 2006 scheidde Montenegro zich af en in 2008 verklaarde ook Kosovo zich onafhankelijk.

Het obstakel Joegoslavië was uit de weg geruimd en grens van de invloedssfeer van de Verenigde Staten en de Europese Unie verschoof naar de voormalige lidstaten van de Sovjet-Unie. Het leverde nieuwe spanningen op in Wit-Rusland, Oekraïne, Moldavië, Centraal-Azië en de Kaukasus, waar in 2008 nog een oorlog uitbrak tussen de Amerikaanse bondgenoot Georgië en Rusland. Dronken van de overwinning vielen de Amerikanen twee jaar na de bombardementen op Kosovo Afghanistan binnen en vier jaar later Irak, opnieuw met bloedige burgeroorlogen tot gevolg.

Partijen die als pacifistisch te boek stonden, zoals GroenLinks in Nederland en De Groenen in Duitsland, steunden destijds de bombardementen onder het mom van een humanitaire interventie. Ze overschreden daarmee een belangrijke grens. Door imperialistische oorlogen onder bepaalde voorwaarden te ondersteunen, gaven ze legitimiteit aan de onderwerping van staten die niet mee wilden gaan in de ‘nieuwe wereldorde’.

De gevolgen van de oorlogen tegen Joegoslavië zouden een waarschuwing moeten zijn. Het Amerikaans imperium probeert de revolutionaire situatie van Bahrein tot Libië onder controle te krijgen. Het effect van een dergelijke overwinning van het imperialisme zal niet alleen de revolutie in Libië vertrappen, maar een slag zijn voor de revolutie in de gehele regio.