Israëlische universiteiten: steunpilaren voor het zionistische project
Tijdens haar jarenlange onderzoek bezocht Maya Wind de campussen van acht universiteiten waar ze colleges en evenementen bijwoonde en sprak met zowel Joods-Israëlische als Palestijnse docenten en studenten. Als Joods-Israëlisch onderzoeker kreeg Wind toegang tot academische, militaire en staatsarchieven die voor anderen gesloten blijven.
Militarisme en indoctrinatie
Rond de Eerste Wereldoorlog stichtte de zionistische beweging drie universiteiten in Palestina. De Hebreeuwse Universiteit in Jeruzalem, opgericht in 1918, was een centrum voor de vorming van de nieuwe Israëlische identiteit, gevolgd door het Technion voor techniek te Haifa in 1925, en het Weizmann Instituut voor staatsopbouw te Rehovot in 1934. Op alle drie de campussen vestigde de leidende zionistische militie Haganah de HEMED, het Wetenschappelijke Korps, gericht op de ontwikkeling van militaire mogelijkheden en macht.
Tijdens de veroveringsoorlog van 1948 ontwierpen en vervaardigden universitaire docenten en studenten wapens voor de milities. Een promovendus microbiologie van de Hebreeuwse Universiteit richtte de biologische afdeling van HEMED op. Deze ontwikkelde tyfus-dysenteriebacteriën die als biologisch wapen ingezet konden worden. De universiteiten steunden de massale verdrijving van Palestijnen.
Tegenwoordig werken universiteiten samen met wapenbedrijven. Het leger test nieuwe wapens in gebieden waar Palestijnen wonen en met in de praktijk bewezen resultaten worden deze vervolgens aan het buitenland verkocht. Israel Aerospace Industries en Rafael, twee van Israëls grootste wapenproducenten, ontwikkelden zich dankzij de infrastructuur die door het Weizmann Instituut en Technion was aangelegd.
De universiteiten leveren op maat gemaakte opleidingen aan soldaten en veiligheidstroepen. Ze produceren ook hasbara (staatspropaganda) gericht op het verwerpen van kritiek op Israël en juridische methoden om Israël te beschermen tegen aansprakelijkheid voor zijn oorlogsmisdaden.
Academische disciplines zoals archeologie worden ingezet om meer land van Palestina in te pikken. Het Institute of Archaeology, bijvoorbeeld, vond Joodse ruïnes uit de vierde eeuw na Christus naast een Palestijns dorp genaamd Susiya. Het dorp werd uiteindelijk verdrongen door de opgravingen en door een nieuwe nederzetting van Israëlische kolonisten die het land ‘terugeisten’.
Israëlische controle
Universiteiten zijn bovendien zelf instrumenten waarmee Palestijnse grond wordt ingenomen. Daar waar nog nauwelijks Israëlische kolonisten wonen, worden nieuwe universiteiten opgericht om als startpunt te dienen van nieuwe nederzettingen. Zo werd de Universiteit van Ariël op de bezette Westelijke Jordaanoever in 2012 de nieuwste Israëlische universiteit. De Hebreeuwse Universiteit breidde zijn campus uit tot in Palestijns Oost-Jerusalem.
Palestijns-Israëlische studenten worden structureel gediscrimineerd. De Israëlische universiteiten beperken het aantal inschrijvingen, die bovendien aan speciale voorwaarden zijn onderworpen. Wanneer Palestijnse studentenorganisaties protesteren, doen universiteiten zelf het vuile werk van de staat door er hard tegen op te treden.
Sinds hun oprichting staan Palestijnse universiteiten onder controle van de Israëlische staat. Die bepaalt hoeveel buitenlandse docenten en studenten er mogen werken en studeren, en screent hen op politieke gronden voordat zij een visum krijgen. Het Israëlische leger valt de universiteiten regelmatig binnen en sluit deze af, om te voorkomen dat ze plekken van Palestijns verzet worden. Studenten en docenten worden gearresteerd en in gevangenschap zelfs gemarteld.
Scholasticide en collaboratie
In de Gazastrook worden Palestijnse universiteiten al zeventien jaar gewurgd door de illegale Israëlische blokkade en bombardementen. Nu zijn alle universiteiten in Gaza vernietigd. Door Israëlische bombardementen zijn bibliotheken, archieven, laboratoria, collegezalen, kunstcollecties en ziekenhuizen weggevaagd. De academische gemeenschap is verpletterd. Dit is scholasticide: de opzettelijke vernietiging van Palestijnse kennis en onderwijs. Israël heeft Palestijns onderwijs altijd als een bedreiging gezien.
Ondertussen zwijgt de overgrote meerderheid van de Israëlische academici. Zij verdedigen de academische vrijheid niet wanneer het gaat om Palestijnse universiteiten. Geen enkele Israëlische universiteit heeft opgeroepen tot een staakt-het-vuren – laat staan dat het de banden heeft verbroken met het Israëlische leger of de wapenindustrie.
Kritiek
Tegelijk worden Israëlische critici belaagd en wordt hun het zwijgen opgelegd. Toen in de jaren 1980 een nieuwe generatie van Israëlische historici, onder wie de zionistische Benny Morris en antizionistische Ilan Pappé, de staatsarchieven in doken, vonden ze belangrijk materiaal over de oprichting van de staat en de bloedbaden die zionistische milities onder Palestijnen hadden aangericht. Deze ‘Nieuwe Historici’ publiceerden erover en kregen te maken met een enorme tegenreactie van zowel de staat als hun academische collega’s. De meesten van hen wonen niet meer in Israël. Israëlische universiteiten hebben zich nooit verzet tegen de censuur van academisch onderzoek.
Sinds 2004 roepen vele intellectuelen, samen met de Palestijnse vakbond van universitaire medewerkers, op tot een academische boycot van Israël. De reactie hierop was immens. De Israëlische regering en zionistische organisaties wereldwijd hebben rechtszaken, lobbywerk, intimidatie en lastercampagnes gebruikt om deze beweging te demoniseren. Ook liberale Israëlische geleerden veroordelen de boycot, omdat Israëlische universiteiten los zouden staan van de Israëlische staat. Maar het onderzoek van Wind maakt deze mythe met de grond gelijk.
Maya Wind, Towers of Ivory and Steel
Verso Books / 256 pagina’s / €25 te koop bij Leeslinks