Israël-kritiek bestempeld als antisemitisme: een geval van smaad ontleed
Foto: demonstratie van Jews for Justice tegen de onderdrukking van de Palestijnen
Beschuldigd worden van antisemitisme is niet niks. Aan het antisemitisme kleeft de grootste misdaad die in de voorbije honderd jaar in Nederland is gepleegd: de deportatie en moord op meer dan 100 duizend Nederlandse Joden, als onderdeel van systematische genocide. Wie die smet met zich meedraagt, kan onmogelijk serieus genomen worden. Maar beschuldigingen van antisemitisme worden ook veelvuldig misbruikt. Voorstanders van de staat Israël zetten graag iedereen die zich inzet voor de rechten van de Palestijnen weg als verkapte of openlijke antisemiet. In mooie opiniestukken beargumenteerden Jaap Hamburger van Een Ander Joods Geluid en SP-senator Anja Meulenbelt onlangs waarom dit gebruik van de term zo schadelijk is.
Precies hierom tekenden wij direct protest aan tegen de ongefundeerde beschuldiging in het raport van de IVA, dat in januari verscheen. In een passage over de IS, die was opgesteld onder verantwoordelijkheid van onderzoeker drs. Hans Moors, stelt het rapport: ‘Tijdens en na de oorlog in Gaza heeft IS haar pro-Palestijnse standpunt in behoorlijk antisemitische termen verwoord.’ Het ontbreken van enige vorm van onderbouwing voor deze stelling, het feit dat de ene voetnoot in de passage verwijst naar een artikel op de fascistische website anti-antifa.net, dat een amateurwebsite van een linkse hobbyist abusievelijk werd aangezien voor de officiële website van de organisatie, en daar bovenop het merkwaardige politie-Nederlands waarin de beschuldiging werd verwoord, deden ons in eerste instantie vermoeden dat er sprake was van een kwalijke vergissing of het broddelwerk van een student-assistent dat door de verantwoordelijke onderzoeker klakkeloos was overgenomen.
Rectificatie
Begin februari stuurden wij de IVA een brief. In deze brief legden we uit waarom de beschuldiging in het rapport ongefundeerd was, wezen we erop dat de IS sinds het ontstaan van de organisatie betrokken is bij activiteiten tegen antisemitisme, en dat een dergelijke beschuldiging in een officieel overheidsrapport het imago van de organisatie en individuele leden schaadt. We eisten daarom een rectificatie.
Na lang dralen van de kant van de IVA volgde een uitnodiging voor een gesprek, dat eind april plaatsvond. De uitkomst van dit gesprek was de belofte van de directeur van de IVA om ons verzoek om rectificatie te overwegen, als wij bewijs konden overleggen dat de IS expliciet afstand had genomen van antisemitisme tijdens de Gaza-protesten. Hoewel dat een omkering van de bewijslast betekent, stemden we hierin toe. Tenslotte ging het om een verzoek waaraan wij zonder enige moeite konden voldoen. De onderzoekers van de IVA zouden op hun beurt ons de bronnen toesturen waarop zij hun bewering over de IS hadden gebaseerd.
Binnen drie dagen stuurden wij een brief met negen bijlages, met daarin artikelen, filmbeelden van toespraken en passages uit onze brochures en boeken, waarin wij ons voor, tijdens en na de Gaza-oorlog uitspraken tegen antisemitisme, en expliciet uitlegden waarin voor ons het onderscheid bestaat tussen kritiek op Israël of het zionisme aan de ene kant en antisemitisme aan de andere. Ook wezen we nogmaals op een artikel dat wij ook in onze eerste briefwisseling met de IVA al hadden vermeld. Dit artikel uit het eerste nummer van De Socialist dat verscheen na aanvang van de Gaza-oorlog, stelde onder andere over antisemitische uitingen aan de rand van de protesten: ‘elke keer dat dit gebeurt is er een teveel’, en maakte duidelijk dat ‘deze vorm van onwetendheid de wereld uitgeholpen moet worden.’
Opnieuw na lang dralen ontvingen wij van de IVA een korte brief. Zonder verwijzing naar de door ons opgestuurde documentatie, stelde de directeur van de IVA daarin dat de onderzoekers na zorgvuldige afweging van de bronnen tot hun conclusie waren gekomen, waarbij ze naar eigen zeggen ‘de in wetenschapsbeoefening gebruikelijke academische vrijheid’ in acht hadden genomen. Ondanks het door ons opgestuurde bewijsmateriaal waarin wij ons publiekelijk keren tegen antisemitische uitlatingen, eindigde de brief met de conclusie dat de IS ‘geen noemenswaardige pogingen hebben ondernomen om klip en klaar en publiekelijk te verklaren dat afstand wordt genomen van dergelijke laakbare uitingen.’
Bronnen
Pas na herhaaldelijk aandringen volgde ook de beloofde lijst met ‘bronnen’ die de onderzoekers zo consciëntieus hadden afgewogen. Die bevatte maar liefst 118 verwijzingen naar boeken, artikelen, websites, en niet nader gespecificeerd ‘filmmateriaal’ (waarvan de inhoud dus ook niet controleerbaar is). Maar als deze lijst iets klip en klaar maakte, dan is het wel hoe breed de ‘academische vrijheid’ voor de onderzoekers van de IVA blijkbaar is. Nergens in deze lange lijst wordt bewijs geleverd dat de IS zich antisemitisch zouden hebben uitgelaten, of antisemitische uitlatingen van anderen zouden hebben verdedigd.
Een flink deel van de verwijzingen gaat over antisemitisme in het algemeen, en het vermeende ‘nieuwe antisemitisme’ van links in het bijzonder. De relevantie voor de stelling van de onderzoekers van de IVA is dat deze teksten op één uitzondering na een definitie van antisemitisme bepleiten die zo breed is, dat vrijwel elke uiting tegen de staat Israël eronder zou kunnen vallen. Dat blijkt ook waar deze definities worden toegepast op de internationale protesten tijdens de oorlog in Gaza. Een serie rapporten, opgesteld door het Nederlandse Centrum Informatie en Documentatie Israël (CIDI), verwante organisaties uit Israël en Europa en de Amerikaanse Anti Defamation League, houdt vol dat het Westen tijdens de Gaza-oorlog werd overspoeld door een golf van antisemitsime. In een passage die door de IVA-onderzoekers integraal is overgenomen, stelt een van deze rapporten: ‘De reacties op Operatie Cast Lead leken een focus te bieden voor anti-Israël activisten die in de afgelopen jaren gefrustreerd waren geraakt door mislukte pogingen om academische en andere boycots van Israël af te dwingen, en leken een legitimatie te bieden voor antisemitische percepties die sommige groeperingen erop na hielden, maar zelden publiceerden.’
Dit uitzonderlijke vermogen om niet geuite percepties waar te nemen, verklaart mogelijk ook hoe de IVA-onderzoekers antisemitisme bij de IS kunnen constateren zonder daarvoor concreet bewijs te kunnen overleggen. De keuze om zich aan te sluiten bij de omstreden ‘waarnemingen’ van de betaalde propagandisten van de Israëlische staat, betekent echter ook dat de onderzoekers afscheid nemen van elke schijn van objectiviteit. Dat blijkt ook uit de omarming van de suggestie van niemand minder dan de ambassadeur van Israël zelf dat elke vergelijking met het fascisme of nazisme in verband met Israël strafbaar zou moeten zijn – tenzij die vergelijking wordt gebruikt voor Palestijnen, Iran, moslims in het algemeen, of de critici van Israël waarschijnlijk.
Voor de onderzoekers van de IVA is zelfs deze toepassing van het begrip antisemitisme nog niet breed genoeg. Naast alle gevallen waarin het optreden van Israël werd vergeleken met de Holocaust (nooit van de kant van de IS overigens), melden de onderzoekers in hun lijst met ‘observaties’ van de protesten in Nederland tot twee keer toe verwijzingen naar ‘Israël als terreurstaat’ als bewijs voor antisemitisme. Voor een demonstratie van 18 januari (waaraan de IS niet mee-organiseerde) halen zij het meedragen van kinderpoppen aan. Dit zou de suggestie wekken dat alle Joden kindermoordenaars zijn. Een andere lezing is dat demonstranten wilden verwijzen naar het feit dat ruim eenderde van de slachtoffers van het geweld in Gaza kinderen waren. Maar gezien hun uitgangspunten, viel het te verwachten dat de onderzoekers de demonstranten het nadeel van de twijfel geven.
In hun honger om antisemitisme te onthullen waar het niet zichtbaar is, wagen de IVA onderzoekers een sprong naar terrein dat zelfs voor het CIDI en de Israëlische ambassade tot nog toe onontgonnen was. Op het beeldmateriaal van de protesten in zes steden op 10 januari 2009 ontdekten zij dat er ‘mogelijk discriminerende, anti-Israël leuzen’ te horen waren. De komma in het midden is significant, want betekent dat van antisemitisme niet alleen sprake is zodra er ‘mogelijk (?) discriminerende’ leuzen worden geroepen, maar dat deze kwalificatie voor de onderzoekers ook al van toepassing is als een leus ‘anti-Israël’ is. Wat inhoudt dat het nog net is toegestaan om te demonstreren tijdens een oorlog zolang men zich niet ‘mogelijk discriminerend’ uit, maar dat demonstreren tegen het land dat die oorlog voert een verkapte vorm van racisme is.
Uitspraken van anderen
Bij gebrek aan materiaal over de IS zelf dat hun bewering zou kunnen staven, vallen de onderzoekers terug op een tweede verdedigingslinie: niet onze eigen uitlatingen zijn nu de grond voor de beschuldiging van antisemitisme, maar de uitspraken van anderen. Dat er – reële, vermeende, of ‘mogelijke’ – antisemitische incidenten waren op de genoemde protesten is voldoende, want ‘de Internationale Socialisten waren mede-initiatiefnemer, organisator, dan wel actief betrokken bij en/of sympathisant van voornoemde demonstraties.’ Dankzij de laatste toevoeging is het zelfs mogelijk ons verantwoordelijk te stellen voor uitspraken op demonstraties waarbij wij niet betrokken waren, maar waarmee we slechts zouden sympathiseren.
Diezelfde vorm van redeneren werd eerder door het Openbaar Ministerie expliciet verworpen. Op de massale, vele uren durende demonstratie op 3 januari 2009 wist een pro-Israëlische waarnemer één filmpje te maken waarop vaag op de achtergrond te horen is dat enkele deelnemers de misselijke tekst ‘Hamas, Hamas, alle Joden aan het gas’ scanderen. Advocaat Moszkowicz deed daarop aangifte tegen Gretta Duisenberg en de SP-Kamerleden Harry van Bommel en Sadet Karabulut, die zich in zijn ogen hadden moeten distantiëren van deze leus door de demonstratie te verlaten. Maar het OM weigerde tot vervolging over te gaan, omdat zij ‘niet verantwoordelijk [kunnen] worden gehouden voor wat willekeurige anderen hebben geroepen.’ Dat is een logisch besluit. Als het OM had besloten om wel te vervolgen, zou het voortaan ook elke Feyenoord-supporter moeten laten arresteren die niet het stadion verlaat als een klein groepje supporters op een ander deel van de tribune de gewraakte leus roept.
Als principieel anti-racistische organisatie en actieve deelnemer aan de Palestina-beweging nemen de IS vanzelfsprekend geen genoegen met deze verklaring van onschuld. We streven naar een Palestina-beweging die in zijn geheel vrij is van elke vorm van antisemitisme. Daarom bestrijden we actief de uitingen van antisemitisme waar die voorkomen. Gelukkig zijn dit soort uitingen, anders dan het CIDI graag zou doen geloven, marginaal. Maar door onwetendheid, daadwerkelijke anti-Joodse vooroordelen of simpelweg de wil om te provoceren, komen ze helaas voor. Leden van de IS en de eigen ordedienst hebben daarom expliciet de instructie om op te treden waar ze antisemitisme waarnemen.
Belangrijker, en zichtbaarder, is onze inzet om te laten zien dat de Palestina-beweging zelf de barrières tussen Joden en moslims overstijgt. De twee bekendste vertegenwoordigers van de IS in de Palestina-beweging zijn Miriyam Aouragh, een Marokkaanse vrouw met een lange staat van dienst in de anti-racistische beweging en herhaaldelijk medeorganisator van de herdenking van de Kristallnacht bij het monument voor het Joods verzet, en Pepijn Brandon, kind van een Joodse vader. De IS werken intensief samen met Een Ander Joods Geluid en andere Joodse critici van Israël. In onze publicaties en toespraken maken we duidelijk dat we streven naar een oplossing in het Midden-Oosten waarin een gelijkwaardige plaats is voor beide bevolkingsgroepen. Maar voor de IVA-onderzoekers is dit niet voldoende. Het lijkt erop dat om buiten hun definitie van antisemitisme te vallen, het nodig is te stoppen ons in te zetten voor de Palestijnse zaak. Een aanbeveling die ongetwijfeld instemming zou vinden bij het CIDI en de Israëlische ambassade.
Rechtse blogs
Waar feiten ontbreken, zijn opinies voor de onderzoekers van de IVA genoeg om hun beschuldiging overeind te houden. Al in het gesprek stelde onderzoeker Hans Moors dat een van zijn overwegingen voor de opmerking over de IS was dat ‘de IS vaak in de context van antisemitisme wordt genoemd’. Maar ook een bewering die vaak wordt herhaald, blijft een bewering en geen feit.
De onderzoekers van de IVA denken daar anders over. De laatste twee pagina’s van hun ‘dossier’ bestaan uit verwijzingen naar columns en andere opiniërende artikelen. De strekking van de meeste van deze artikelen is dat elke vorm van samenwerking of dialoog met islamitische bewegingen op zichzelf een knieval is naar antisemitisme. De IS zijn daarmee ‘guilty by association’. Naast maar liefst zes artikelen van de miniscule anarchistische groepering ‘De Fabel van de Illegaal’, verwijzen de auteurs voornamelijk naar rechtse weblogs. Dat ze daarbij niet kieskeurig zijn, bleek al uit het aanhalen van het neo-nazistische anti-antifa.net in het oorspronkelijke rapport.
Dit keer komen de bronnen vooral uit de hoek van nieuw radicaal rechts. Maar liefst dertien keer verwijzen de onderzoekers naar het blog van complotdenker Carel Brendel. Dankzij het internet kunnen dergelijke figuren al hun hersenspinsels vrijuit verspreiden, waar zij vroeger hun theorieën uiteen moesten zetten in gestencilde blaadjes of de brievenpagina van De Telegraaf. Maar een verwijzing naar hun complexe organogrammen, waarin de IS de spil vormen van een wereldwijd netwerk dat de Nederlandse antiracismebeweging, Hamas en de moordenaars van Fortuyn omvat, is daarmee nog niet meer waard dan een verwijzing naar de ingezonden brievenpagina van de krant van wakker Nederland.
Erger dan een gotspe
Dat de onderzoekers van de IVA hun kennis uit dergelijke bronnen putten is niet zozeer een vorm van wetenschappelijke vrijheid, als wel de vrijheid van elke vorm van wetenschappelijkheid. Met die constatering zouden we de zaak als afgedaan kunnen beschouwen, als dit soort laster niet zulke zware consequenties had. Door de beschuldiging van antisemitisme uit de sfeer van (extreem-) rechtse websites en de fanatieke aanhangers van Israël te tillen en op te nemen in een overheidsrapport, geven de onderzoekers de bewering een glans van geloofwaardigheid die het voor anderen mogelijk maakt haar zonder verdere controle over te nemen. Zo helpen ze een web aan kruisverwijzingen te creëren, waarin karaktermoord mag worden gepleegd zonder ooit te komen met deugdelijk bewijs.
De Amerikaans-Joodse kriticus van Israël Norman Finkelstein gaf zijn boek over het misbruik van de term antisemitisme in de pro-Israëlische propaganda de passende titel Beyond Chutzpa – ‘erger dan een gotspe’. Het belasteren van de Palestina-beweging is een door de voorstanders van Israël doelbewust ingezet politiek instrument om hun tegenstanders monddood te maken. Maar het is een mes dat aan twee kanten snijdt. Door terechte afkeer van antisemitisme cynisch te misbruiken voor het censureren van opvattingen die daar niets mee te maken hebben, hollen zij de term uit, creëren scepsis in gevallen waarin de beschuldiging wel terecht wordt geuit, en ondergraven ze de echte strijd tegen racisme en antisemitische vooroordelen.
Natuurlijk hebben we overwogen om de IVA via een rechtszaak te dwingen tot rectificatie. Na lang beraad hebben we daarvan afgezien. De kosten van zo een rechtszaak zijn hoog, zeker als die loopt tot aan een hoger beroep. Voor een kleine organisatie als de onze is het financieel onmogelijk om de risico’s van zo een juridisch gevecht tegen een door de staat geruggesteunde commerciële instelling uit te zingen. Bovendien bestaat het gevaar dat de rechtszaak zelf de aanleiding zou zijn om de lasterlijke bewering zoveel aandacht te geven, dat zij onafhankelijk van de uitspraak van een rechter aan ons zou blijven kleven.
Daarnaast geldt voor ons nog iets anders. Politieke conflicten als deze worden uiteindelijk niet beslecht voor een rechtbank. Het is het hof van de historie waar de verschillende partijen zich moeten verantwoorden. En dat hof werkt gelukkig met grote snelheid in ons voordeel. Wereldwijd neemt de kritiek op Israël snel toe. Hoe zichtbaarder de leiders van deze staat zich voor de tribune van de wereldopinie ontmaskeren als de woordvoerders van een wreed, racistisch en oorlogszuchtig regime, hoe ongeloofwaardiger de beschuldiging dat al hun tegenstanders eigenlijk verkapte antisemieten zijn. Hoe onaangenaam het ook is om onderwerp te zijn van deze laster, uiteindelijk zijn het de lasteraars zelf die zich te verantwoorden hebben. Ook als ze, zoals in het geval van de onderzoekers van de IVA, zich verschuilen achter hun ‘academische vrijheid’.