Is vreedzaam verzet genoeg?

Confrontatie tussen anti- en pro-Mubarak demonstranten op het Tahrirplein, 2 februari 2011 (foto: Nasser Nouri op Flickr)
De kwestie van geweld komt telkens terug in linkse debatten. Afgelopen lente ontlokte precies deze vraag rondom een bijeenkomst van de klimaatbeweging een rechtse mediahetze uit. En nu Palestijnen voor hun vrijheid vechten wordt ze kwalijk genomen dat ze niet vreedzaam zijn. In plaats van moralistische dogma’s moeten we ons richten op welke tactieken ons daadwerkelijk dichter bij bevrijding brengen.
12 december 2023

Is vreedzaam protest wel genoeg, of zou het gebruik van geweld, dan wel tegen objecten, dan wel tegen personen, heroverwogen moeten worden? Afgelopen februari stond deze vraag in de aankondiging van een klimaatbijeenkomst in Pakhuis de Zwijger. De organisatoren wilden een discussie over de rol van geweld in de klimaatbeweging, geïnspireerd door Andreas Malms boek How to Blow Up a Pipeline.

Er volgde een rechtse mediacampagne, geleid door de VVD en JA21, die gericht was op het in diskrediet brengen van de organisatie en locatie. Ingrid Michon van de VVD noemde het ‘totaal bizar dat de klimaatbeweging overweegt om geweld te gebruiken. Het doel heiligt niet de middelen.’ In dit geval won de backlash. De bijeenkomst werd afgelast en ook Suzanne Kröger van GroenLinks zwichtte voor de druk. Om zichzelf te verdedigen plaatsten de organisatoren een statement waarin werd uitgelegd dat ‘moreel beraad’ de insteek was en voegden ze terecht toe dat juist fossiel kapitalisme ongemoeid geweld pleegt tegen natuur en kwetsbare groepen.

Het is niet de eerste keer dat links zich buigt over dit vraagstuk en het zal ook niet de laatste keer zijn dat rechts het aangrijpt om activisten aan te vallen. Maar hoe moeten marxisten zich tot deze discussie verhouden? Moeten we geweld en vandalisme door sociale bewegingen goedkeuren en zo ja, zijn daar voorwaarden aan verbonden? Heiligt het doel misschien toch de middelen?

Onrechtvaardigheid

Geweld is een onderdeel van de wereld waarin we leven. De onrechtvaardigheid van het systeem is soms overduidelijk, maar wordt vaak genegeerd. In de kapitalistische wereld zijn armoede, racisme en imperialisme natuurlijke verschijnselen of een consequentie van persoonlijk falen. Volgens deze logica ontstaan oorlogen niet door kapitalistische concurrentie en de strijd om grondstoffen, maar door de menselijke natuur.

Maar elke dag wordt onze arbeid uitgebuit en worden politie, het recht en de gevangenis ingezet om de heersende klasse aan de macht te houden. Kapitalisme is een systeem dat onderdrukt en uitbuit en het leven van miljarden controleert voor de winst van een handjevol mensen. Het systeem laat liever mensen verhongeren, dakloos zijn, of sterven door een gebrek aan toegang tot medische hulp dan dat het aan winst inboet. Meer dan ooit bedreigen imperialistische conflicten en klimaatontwrichting het leven van mensen. Voor marxisten is dit geweld inherent aan het kapitalistische systeem.

Als antwoord op de klimaatcrisis en de dreiging die zij vormt voor miljarden mensen, hebben activisten organisaties opgebouwd om terug te vechten. Een van de belangrijkste van dit moment is Extinction Rebellion (XR), dat is opgericht in 2018. Veel revolutionairen werken mee met XR en zien het belang van de organisatie in de klimaatbeweging – ze legt bijvoorbeeld de rol van de staat bloot in de laatste campagne rondom de 37,5 miljard euro aan klimaatsubsidies. XR heeft geweldloze burgerlijke ongehoorzaamheid als kernprincipe. Het massaal laten arresteren van activisten is hierbij onderdeel van de tactiek.

Geweldloosheid

Deze ideologische koers is grotendeels gebaseerd op het werk van de politicologen Maria Stephan en Erica Chenoweth, met name hun boek Why Civil Resistance Works: The Strategic Logic of Nonviolent Conflict. Zij definiëren ‘gewelddadig verzet’ als ‘het gebruik van ongebruikelijke gewelddadige strategieën door niet-statelijke actoren. Deze strategieën komen voor in drie categorieën: revoluties, coups d’état, en opstanden … Onder gewelddadige tactieken vallen bomaanslagen, schietpartijen, ontvoeringen, sabotage, zoals het vernietigen van infrastructuur, en andere typen van fysieke aantasting van mensen en eigendom.’ Het valt meteen op dat deze definitie van gewelddadig verzet vandalisme gelijkstelt aan bomaanslagen, ontvoeringen en schietpartijen.

Verderop stellen Stephan en Chenoweth dat geweldloosheid ervoor zorgt dat bewegingen laagdrempeliger zijn en dat ze bovendien succesvoller blijken. De politicologen hebben alleen een vertekend beeld van wat succesvol is en wat faalt. Het Deense verzet tegen de nazi’s wordt gezien als succesvol, terwijl het Poolse verzet en de opstand in het getto van Warschau als een falen wordt gezien – alsof de hevige onderdrukking van de fascistische dictatuur niet bepalender is dan het feit of de Joden in Warschau wel of niet de wapens oppakten.

De antikoloniale beweging in India wordt neergezet als geweldloos succes, terwijl de enorme diversiteit aan gewelddadige en geweldloze tactieken binnen die beweging wordt genegeerd. Je zou je verder kunnen afvragen in hoeverre de dekolonisatie in India succesvol was. Malm heeft terechte kritiek op dit wereldbeeld in zijn boek How to Blow up a Pipeline, waarin hij benadrukt hoe belangrijk gewelddadig verzet is geweest in bevrijdingsbewegingen en bewegingen voor maatschappelijke verandering. Hij noemt de Haïtiaanse Revolutie, een krachtig voorbeeld van tot slaaf gemaakten die tegen hun koloniale overheersers vochten.

Wat Stephan en Chenoweth niet meenemen in hun analyse is de dialectische samenhang tussen de verschillende tactieken van geweldloos en gewelddadig verzet, soms binnen dezelfde beweging of zelfs binnen dezelfde organisatie. In plaats van deze verscheidenheid in de geschiedenis van verzet te erkennen, verheffen ze geweldloosheid tot een principe op zichzelf.

Marxisten zijn het oneens met deze rigide en moraliserende aanpak. We zijn het niet oneens met geweldloze tactieken – ze zijn juist heel belangrijk om grote aantallen uit onze klasse mee te krijgen in de beweging, zeker wanneer het niveau van strijd laag is. Voor ons is massale geweldloze actie cruciaal in het aansturen op verandering. Demonstraties, stakingen of manifestaties richten geen schade aan maar zijn essentieel. Het gebruik van gewelddadige tactieken op het verkeerde moment kan mensen ontmoedigen om zich aan te sluiten en een politieke ontwikkeling door te maken.

Hun moraal en de onze

Een rigide indeling waarin geweld altijd slecht en geweldloosheid altijd goed is, is niet nuttig. Hoe kunnen we dan vaststellen wanneer geweld toelaatbaar of zelfs noodzakelijk is? We moeten eerst begrijpen dat moraliteit niet universeel is. Wat als ‘gezond verstand’ geldt in onze samenleving is vaak een uitdrukking van de cultuur van het kapitalisme en de ideologie van de mensen aan de top van dit systeem.

Als we kijken naar Palestina, waar mensen al 75 jaar worden mishandeld, vernederd, ontheemd en etnisch gezuiverd, dan wordt het terugvechten tegen deze onderdrukking door onze politici en media veroordeeld: geweld zou alleen maar meer geweld tot gevolg hebben en de Palestijnen zouden hun wapens en stenen moeten neerleggen en in dialoog moeten komen.

Maar wat betekent een dialoog met de onderdrukker Israël? Wat als de aanvaller, de kolonisator, geen interesse heeft in dialoog, of alleen op zijn voorwaarden? De revolutionaire klasse moet erkennen dat het credo ‘geweld lokt meer geweld uit’ moreel onvoldoende is wanneer het gaat om bevrijding van de onderdrukten.

De Russische revolutionair Leon Trotski analyseerde het verschil tussen de burgerlijke en de proletarische moraal in zijn werk Hun moraal en de onze. Volgens hem is moraliteit en veroordeling niet onveranderbaar of tijdloos, maar onderhevig aan de klassenstrijd in de geschiedenis. Hij gebruikt hiervoor een analogie van een pistool. Volgens Trotski is het overhalen van een trekker op zichzelf een neutrale daad. Maar hetgeen waarop geschoten wordt, of dit een onschuldig persoon is of een hondsdolle hond die een kind wil aanvallen, is allesbepalend. Als we dit toepassen op verzet, moeten we dus een politieke actie plaatsen in de context van de strijd.

Het is belangrijk om te breken met het idee dat gewelddadige tactieken altijd leiden tot een gewelddadige maatschappij. Dit wordt bijvoorbeeld wel beweerd door Roger Hallam, oprichter van XR, die zegt dat geweld ‘bijna altijd leidt tot fascisme en autoritarisme’. In plaats van een gedegen analyse wordt de opkomst van fascisme hier gereduceerd tot een tragische kettingreactie.

Het toekomstperspectief voor marxisten is de zelfbevrijding van de arbeidersklasse. De vraag die hier altijd bij hoort is welke tactieken ons dichter bij dit doel brengen. Deze beslissingen moeten worden genomen op basis van een analyse van de politieke situatie. Er moet rekening gehouden worden met de impact van de tactiek en of deze kan rekenen op massale steun. Wanneer het niveau van strijd stijgt en mensen steeds politiek bewuster worden, is het cruciaal om te bedenken welke tactieken vereist zijn om meer mensen op grond van de juiste principes te kunnen betrekken bij diezelfde strijd. Hoe kunnen we de strijd voortzetten zonder morgen verpletterd te worden? Hoe bereiken we overwinningen die leiden tot succes op de lange termijn? Door hierover telkens discussie te voeren en juiste keuzes te maken, kunnen we betekenisvolle veranderingen afdwingen.

Dit theoretische marxistische raamwerk staat een flexibel perspectief op geweld toe. Soms is geweld terecht of gerechtvaardigd: denk bijvoorbeeld aan queer mensen die geconfronteerd worden met transfoob geweld of aan het terugvechten tegen een imperialistische invasie, zoals nu gebeurt in Oekraïne en Palestina. Dergelijk geweld verdient onvoorwaardelijke, maar niet onkritische steun. We kunnen de tactieken van het terugvechten bekritiseren, maar de schuld voor het geweld ligt altijd bij de eerste aanval, bij de transfoob, de apartheidsstaat, de imperialisten, of de politie.

Tahrirplein

Steeds weer zien we hoe het collectieve verzet van mensen de moraal kan veranderen en soms gaat dat heel snel. In revolutionaire situaties leggen mensen zich toe op acties die ze weken ervoor nooit zouden doen. Een sterk voorbeeld hiervan is de dynamiek van de gebeurtenissen rondom de Egyptische revolutie van 2011. Het Tahrirplein vormde eerst een baken van geweldloos verzet tegen het regime van Hosni Mubarak. Tienduizenden mensen kwamen hier samen om verandering af te dwingen.

Maar toen het politiegeweld steeds sterker toenam en provocateurs de demonstranten aanvielen, moest de revolutionaire bevolking een andere, meer militante houding aannemen. Er werden verschillende, ook gewelddadige, tactieken ingezet om de demonstranten op het plein te verdedigen. Dit verzet tegen staatsgeweld inspireerde mensen op de werkvloer, met solidariteitsbetuigingen en meer stakingen tot gevolg.

Het belang van het verdedigen van het Tahrirplein kan niet worden overdreven. Op zulke revolutionaire momenten is het overduidelijk dat de heersende klasse overgaat tot keiharde maatregelen om verandering tegen te gaan. Het potentieel van een beweging kan, proportioneel aan de bedreiging die ze vormt voor de status quo, extreme contrarevolutionaire reacties ontlokken.

Om het bloedvergieten tot een minimum te beperken moet de revolutionaire beweging geworteld zijn in de arbeidersklasse. Tijdens de Portugese Revolutie van 1974 zag je de kracht van zo’n beweging. Om zich te verdedigen tegen fascistische troepen, werkten arbeiders toen samen: werkende mensen in het openbaar vervoer staakten om zo te voorkomen dat de fascisten elkaar konden vinden.

Terugvechten

Een kleine groep van toegewijde strijders, hoe heroïsch ze ook is in haar overtuigingen, kan niet de heersende klasse verslaan en de arbeidersklasse emanciperen – onze klasse moet die strijd zelf ondernemen. Ook een samenzwering of een coup die mensen moet inspireren om mee te doen werkt niet. Op links vinden we dit soort tactieken nog weleens terug bij anarchisten en maoïsten.

Malm stelt in zijn werk dat we harder moeten terugvechten tegen klimaatontwrichting door de infrastructuur van de fossiele industrie aan te vallen. Zijn bijdrage aan de discussie is zeer welkom, zeker als je bedenkt hoe dominant het dogma van geweldloosheid is. Maar eigenlijk heeft hij het niet bij het juiste eind, omdat hij daden van kleine groepjes radicalen verheft boven de zelfemancipatie van massa’s mensen.

Dit soort daden van een kleine groep zou alleen werken als er een verband is met de collectieve zelforganisatie van de massa’s. De fossiele industrie moet niet alleen gesaboteerd worden, maar ontmanteld. Dat kan alleen wanneer de macht van de kapitalisten wordt gebroken. Malms aanpak negeert dus de kracht van de (geweldloze) strijd op de werkvloer.

Maar zelfs wanneer die sabotageacties eigenlijk te vroeg komen omdat er geen massale actie mee gepaard gaat, moeten we onszelf solidair verklaren met de rebellen die met staatsrepressie te maken krijgen. Deze flexibele aanpak is noodzakelijk als het gaat om onze relatie met geweld in bewegingen. Er is geen korte route naar zelfemancipatie, niet door sabotage en niet door kleine bewapende groepen.

In plaats daarvan moeten we ons richten op het bouwen van een bewuste beweging van werkende mensen, die de variëteit aan mogelijke tactieken op de juiste momenten inzet. Alleen zo kunnen we in onze kracht staan, groeien, en onszelf naar een socialistische, groene toekomst leiden.