Is this what democracy looks like? Bewegingen begrijpen om hen te veranderen

Samen met docenten hebben studenten de afgelopen twee maanden meer voor elkaar gekregen dan formele medezeggenschap in meer dan tien jaar. De afbraak van de kleine talen is uitgesteld, er wordt (ongevraagd) een student aan het CvB toegevoegd en er zijn twee commissies ingesteld om te kijken naar de financiële stand van de UvA en democratisering en decentralisering. Dit is een stap in de goede richting, maar niet meer dan dat. Om echt tot een breuk te komen met de neoliberale universiteit is het geduldig organiseren van tegenmacht van onderaf cruciaal.
8 april 2015

Ewout van den Berg

In het bouwen van deze brede beweging van studenten, docenten en ondersteunend personeel moeten we lessen trekken uit hoe we onszelf en onze democratie organiseren. We moeten onze overwinningen claimen, maar ook beseffen dat we veel uitdagingen voor ons hebben liggen. Hier geldt wat Zizek zei op het moment dat de activisten van Occupy Wall Street in het centrum van alle aandacht stonden: ‘Don’t fall in love with yourselves. We have a nice time here. But remember, carnivals come cheap. What matters is the day after, when we will have to return to normal lives. Will there be any changes then?’

Sinds het begin van de economische crisis in 2008 zijn er veel bewegingen opgekomen, maar ook gekrompen. Het woord revolutie in de zin van fundamentele verandering heeft voor velen weer een actuele betekenis gekregen, maar ‘contrarevolutie’ jammer genoeg ook. Een paar voor ons belangrijke, maar noodzakelijk beknopte, lessen uit de bewegingen van de afgelopen jaren.

1. Occupy

Meer dan drie jaar geleden bracht de Occupybeweging de spirit van Egypte en Tunesië naar de VS en Europa. Met de eerste demonstratie in Amsterdam liepen meer dan drieduizend mensen mee. Tijdens het tentenkamp op het (symbolische) Beursplein zagen we dezelfde dynamiek als in het Maagdenhuis. Aanvankelijk ontstond er een groot enthousiasme bij mensen die onderdeel werden van een beweging die buiten de parlementaire en neoliberale kaders durft te denken. Maar gaandeweg ontstond er ook frustratie over het onvermogen van de bezetters om structuren op te zetten die voor werkende of studerende mensen ook toegankelijk waren.

Consensusbesluitvorming betekende dat slechts enkelen besluiten konden tegenhouden en dat alleen mensen met heel veel tijd de lange vergaderingen konden bijwonen. Het consensusprincipe blokkeerde scherpe debatten leidde tot de minst controversiële en daardoor minst creatieve keuzes. Voor de slinkende groep gingen de discussies meer en meer over het kamp zelf – de positionering van de tenten en de wc’s – en bij gebrek aan een gezamenlijk perspectief deed iedereen waar zij/hij zin in had. De vijandige pers kreeg de gelegenheid om de bezetters te ridiculiseren en als geïsoleerd neer te zetten.

Maar op andere plaatsen betekende Occupy een versterking van lokale campagnes – van het stoppen van huisuitzettingen tot die voor een verhoging van het minimumloon – en het maakte een alternatief voor de kapitalistische status quo zichtbaar. Het meest indrukwekkend waren de ontwikkelingen binnen Occupy Oakland. Geconfronteerd met de problemen van concensusbesluitvorming kozen activisten om beslissingen met 90 procent steun ten nemen, sloegen een brug richting veel arme (en zwarte) wijken en werkten intensief samen met de vakbond. Zo riepen ze een algemene staking uit en blokkeerden met tienduizenden de haven voor betere arbeidsomstandigheden.

Acties kunnen dus met kleine groepen beginnen, maar ze verdwijnen als ze niet uitbreiden naar grote groepen. Onze macht is afhankelijk van ons aantal. Maar het gaat niet alleen om aantallen, de vraag is hoeveel economische druk we uit kunnen oefenen. Daarom is klasse belangrijk. Rapper en revolutionair Boots Riley stelde hierover: “Niet alleen is het de 1% tegenover de 99%, maar ook is het de 1% die verdient aan onze arbeid terwijl wij het hele raderwerk kunnen stilleggen.”

2. Indignados

Vier maanden eerder zagen we al de opkomst van de Indignados in Spanje. Tegenover de dominantie van de sociaaldemocraten en de conservatieven – twee kanten van dezelfde neoliberale medaille in veel landen – plaatsten zij een massabeweging van onderen. In elke zichzelf respecterende gemeenschap werd een plein bezet. De pleinen dienden als trefpunt voor discussie en democratie van onderaf. Op het moment dat de bezettingen hun nut begonnen te verliezen, namen de activisten het initiatief door de pleinprotesten te ontmantelen en verder te organiseren op buurtniveau.

Een andere les uit de beweging kwam met de verkiezingen aan het einde van 2011. De Indignados kozen er in eerste instantie voor om geen stemadvies uit te brengen of een eigen partij op te zetten. De conservatieve partij won en voerde oa. erg repressieve wetten door tegen activisten. Een aantal activisten trok de conclusie dat sociale strijd ook politieke strijd nodig heeft.

Samen met een aantal linkse academici en socialistische organisaties zetten zij de nieuwe partij Podemos op die veel winst geboekt heeft. Maar ook binnen Podemos is er debat: aanpassen aan de marges die de macht van het kapitaal toestaat (zie ook de problemen Syriza in Griekenland) binnen het parlementaire systeem of die macht juist confronteren door de strijd te versterken op de werkvloer en op de straat? Het is een waarschuwing voor een ieder die denkt dat studentenraden op zichzelf iets kunnen veranderen.

3. Québec

Met het dragen van de rode vierkantjes plaatsen we onszelf in dezelfde traditie als de studenten die drie jaar geleden de provinciale regering van Québec ten val brachten. Samen met de beweging in Chili laten ze zien dat studentenbewegingen ook over een langere termijn druk kunnen opvoeren. De studentenbeweging in Québec staat niet op zich: sinds de jaren zestig heeft de provincie een rijke traditie van studentenverzet en organisaties waarbinnen dat effectief georganiseerd kan worden.

De kracht van de beweging is dat zij in staat is geweest misschien wel de helft van het totaal aantal studenten onderdeel te maken van de beweging. In grote maandelijkse demonstraties, maar misschien wel belangrijker, in een georganiseerde democratie. Er was een permanente discussie over strategie, tactiek en volgende stappen. Vergaderingen vonden in verschillende studentensteden plaats, afgevaardigden hiervan kwamen centraal samen, en brachten de resultaten terug ter stemming naar hun eigen steden.

Vanaf het begin zagen studenten het belang van het bouwen van een bredere beweging tegen bezuinigingen en neoliberaal beleid. Door de samenwerking op te zoeken met de vakbonden wist zij ook economische macht op te bouwen. Op het moment dat de regering probeerde de studentenbeweging te criminaliseren, steunden grote vakbonden de protesten van de studenten.

Ook wisten de studenten het platform van de media, met al haar oppervlakkigheden en beperkingen, maximaal te benutten doordat ze werkten met gekozen woordvoerders. Tot slot, de mobilisaties van de protesten rustten op organisaties en netwerken die ook tussen de hoogtepunten bleven doorgaan met het organiseren van informatiebijeenkomsten en het uitgeven van kranten en folders.

Alternatief

De protestbewegingen van de afgelopen jaren laten zien dat er een alternatief is voor de kapitalistische status quo: van de acties tegen racistisch politiegeweld in Ferguson tot de strijd tegen bezuinigingen in Europa of de protesten tegen seksisme in India. Met gepaste trots, mogen we hier nu de opstand op de universiteiten aan toevoegen. ‘Er zijn decennia dat er niets gebeurt, en er zijn weken wanneer decennia gebeuren’, aldus Lenin bijna honderd jaar geleden.

Het gevaar met elke beweging die opkomt, en de massale positieve media-aandacht van het begin, is dat we denken dat we uitzonderlijk zijn. In bepaalde opzicht zijn we dit ook. Elke beweging is anders, maar als we op de schouders staan van zij die ons voorgingen, kunnen we verder kijken. Door meer discussie, en de lessen te trekken uit bewegingen eerder en elders, kunnen we de druk op het CvB en Den Haag verder opvoeren.

Kennis boven winst! Weg met het CvB! Alle macht aan studenten en docenten!

Dit artikel is ook ingezonden voor de tweede editie van het blad van de bezetters, Antithese, over het Maagdenhuis.

We hebben ook een brochure over het hoger onderwijs: Wie rijk is mag slim zijn. Hierin laat Jeroen van der Starre zien hoe neoliberaal beleid ons onderwijs uitkleedt – en wat we ertegen kunnen doen.
Kijk hier voor meer info en bestellen. Hij staat ook online.