Is er een generatieconflict?

Organisaties voor jong en oud zijn het over één ding eens: er is een generatieconflict, en zijzelf trekken momenteel aan het kortste eind. Jongerenclubs pleiten voor een reorganisatie van de arbeidsmarkt en het pensioenstelsel. Tegelijkertijd is 50Plus in de peilingen uitgegroeid tot de tweede partij van Nederland. Wat is in deze discussies feit, en wat is fictie? In het eerste deel van deze tweedelige reeks neemt Mylène Bolder de arbeidsmarkt onder de loep.
4 mei 2013

De arbeidsmarkt zit vast, stelt Sywert van Liendens G500. In het tienpuntenplan van de jongerenorganisatie staat: ‘Werkgevers en werknemers hebben baat bij meer flexibiliteit, zodat meer mensen aan het werk kunnen.’ Daarom pleit de G500 voor langdurige tijdelijke arbeidscontracten van maximaal vijf jaar.

In februari gooide Diederik Samsom olie op het vuur toen hij beweerde dat ouderen de rijkste groep van Nederland vormen. Maar volgens Henk Krol van de 50Plus-partij worden oudere Nederlanders juist harder getroffen dan anderen. 50Plus heeft momenteel twee zetels in de Tweede Kamer, maar in sommige peilingen stijgen ze tot meer dan twintig virtuele Kamerzetels, vooral doordat veel PvdA-stemmers overstappen.

Van links tot rechts wordt er gesproken van een generatieconflict. Maar is er daadwerkelijk sprake van tegengestelde belangen tussen jong en oud?

Werkloosheid

In februari 2013 was de werkloosheid verdubbeld ten opzichte van 2008, namelijk van 300.000 naar 613.000 mensen. Met een werkloosheid van 7,7 procent van de beroepsbevolking is dit het hoogste percentage in dertig jaar. Jongeren, van wie zelfs 15 procent werkloos is, hebben het zwaar. Maar werkers van alle leeftijden worden getroffen. De ontslagen per leeftijdsgroep laten zien dat dit ook tegelijk gebeurt (zie figuur 1).

Het CPB voorspelde eind februari nog optimistisch dat de stijging van de werkloosheid in 2013 tot 560.000 beperkt zou blijven. Dit zegt iets over de betrouwbaarheid van hun rekenmethoden. De recessie blijkt te onvoorspelbaar te zijn voor het CPB-model.

In februari nam het aantal WW-uitkeringen met 29.000 toe tot 369.000. Steeds meer mensen zijn langdurig werkloos. In juli 2014 wordt het WW-recht door de regering beperkt tot maximaal een jaar, een enkele uitzondering daargelaten. Met elk werkzaam jaar ‘verdien’ je een maand WW-recht, en na tien jaar een halve maand. Wie na 2013 aan de slag gaat, moet voor een jaar WW-recht 36 jaar werken.

Degenen die wel werk kunnen vinden, krijgen steeds vaker een flexcontract – met beperkte duur, of met een onbepaald aantal uren. Dat geldt vooral voor jongeren die net op de arbeidsmarkt komen. Van de 15-tot 25-jarige werkers had 35 procent in 2001 een flexibel contract. In 2011 is dit percentage gegroeid tot 52 procent. Ook in de groep jongeren tussen de 25 en 35 jaar nam het aandeel flexwerkers toe (zie figuur 2).


Flexibel werk

Het klinkt mooi: ‘lekker zelf je tijd indelen’, of ‘meer tijd voor je kinderen’. Maar in de praktijk pakken deeltijdwerk en variabele werktijden vaak slecht uit. Flexwerkers verdienen structureel minder loon, hebben slechtere secundaire arbeidsvoorwaarden en grotere gezondheidsrisico’s dan vaste arbeidskrachten. Zes op de tien flexwerkers zouden dan ook liever een vaste baan hebben, zo bleek uit onderzoek naar de beleving van flexwerk dat de FNV eind 2010 liet uitvoeren.

Duizenden flexwerkers weten maand na maand niet of ze kunnen rondkomen. Zij doen voor 80 procent hetzelfde werk als hun vaste collega’s, maar slechts een kwart krijgt hetzelfde loon. Door middel van speciale arbeidsovereenkomsten, stukloon of productienormen ontduiken bedrijven grootschalig het minimumloon en betalen bij ziekte en vakantie niet door. Uit cijfers van Eurostat, het bureau voor de statistiek van de Europese Unie, blijkt dat Nederland kampioen lage lonen is als het gaat om flexwerkers en jongeren.

De flexibiliteit is soms voordelig voor de werker zelf, maar bovenal is het voordelig voor de baas. Vaak worden mensen een paar uur van te voren ingeroosterd. Flexwerkers worden niet beschermd door een contract of cao. In de wet staat dat werkers na drie jaar of drie tijdelijke contracten recht hebben op een vast contract. Maar in de praktijk komt hiervan niets terecht. Veel flexwerkers, vooral in zorg en detailhandel, werken soms meer dan tien jaar op een tijdelijk contract. Zonder vast contract is het bovendien vaak onmogelijk om een hypotheek of een lening af te sluiten.

Flexibel werk is niet alleen een probleem voor jongeren. Als we contracten tot twaalf uur meerekenen, heeft inmiddels een derde van alle werkenden in Nederland een flexbaan. ZZP’ers worden hierbij niet eens meegerekend. In het laatste decennium zijn er 250.000 ZZP’ers bij gekomen, vooral in de hogere leeftijdsgroepen (zie figuur 2). De FNV noemt dit ‘schijnzelfstandigen’.

Het gaat hier niet alleen om consultants, maar ook om werkers bij koeriersdiensten of in de bouw. Zij hebben een vergelijkbare positie als de velen op een flexcontract, zonder vast inkomen en arbeidsrechten. Een verzekering voor arbeidsongeschiktheid of ouderdomsvoorziening is voor de meesten te duur.


Menselijke logica?

In heel Europa gaat groeiende werkloosheid samen met een verhoging van de pensioenleeftijd. Terwijl ouderen langer moeten doorwerken, kunnen jongeren geen baan vinden. In Spanje, met inmiddels een jeugdwerkloosheid van 52 procent, gaat ook de pensioenleeftijd omhoog. Dit is de waanzin van een ziek systeem. En hier ligt de basis van het zogenaamde generatieconflict.

De kapitalistische economie draait om het maken van winst. Het gaat daarbij om de relatieve winst per geïnvesteerde euro. Dit noemen we de ‘winstvoet’, en deze is de afgelopen veertig jaar langzaam gedaald, langs de lijnen die Karl Marx uiteenzette. Dat bedrijven over dezelfde investering steeds minder winst maken is een cruciale factor in de crisis.

Marx beschreef ook de manieren waarop bedrijven in zijn tijd deze dalende winstvoet konden bestrijden. De absolute winst kon bijvoorbeeld omhoog gebracht worden door verlenging van de werkdag. Ook konden ze de relatieve winst vergroten door de arbeidsintensiteit op te voeren. Daar zijn drie manieren voor: de productie moderniseren, arbeiders harder laten werken, en arbeidskracht goedkoper maken. Al deze methoden gebruiken bedrijven nog steeds.

Als arbeid goedkoper is, blijft een groter deel van de omzet over als winst. Daarom probeert elk bedrijf voortdurend de ‘kostenpost’ lonen te verlagen. Marx beschreef hoe massawerkloosheid een belangrijk wapen is voor de bedrijfsbezitters om dat te kunnen doen. De verhoging van de pensioenleeftijd helpt direct om de werkloosheid verder te vergroten. Met het dreigement ‘voor jou tien anderen’ worden de lonen onder druk gezet.

Flexwerk is dé manier voor bedrijven om cao’s te ontduiken en zo te besparen op loonkosten. In vele gevallen gaat dit gepaard met stukloon, zoals in callcenters en in de agrarische sector. Een koerier in loondienst bijvoorbeeld moet per werkdag zo’n 100 tot 120 stops maken, een werktempo dat al leidt tot veel uitval en arbeidsongeschiktheid. Een ‘zelfstandige’ koerier daarentegen moet er 200 doen voor een vergelijkbaar inkomen.

Als bazen erin slagen om de rechten van de ene groep uit te hollen, staan ook anderen zwakker. Het argument dat jongeren ‘weinig ervaring hebben’ en ouderen ‘niet meer productief zijn’ wordt zo gebruikt om ons tegen elkaar uit te spelen.

Het generatieconflict als zodanig is een mythe. Het echte belangenconflict ligt tussen de arbeiders – met of zonder baan – en onze bazen. Het is een klassenconflict.

Een antwoord

Jong en oud worden geconfronteerd met dezelfde problemen. Flexwerk, de uitholling van de WW, de jeugdwerkloosheid en verhoging van de pensioenleeftijd zijn verschillende kanten van één en dezelfde medaille.

In de jaren tachtig hadden de vakbonden hier in elk geval deels een antwoord op. Om de werkloosheid te bestrijden, zou iedereen minder uren moeten werken. Deze ‘arbeidstijdverkorting’ (ATV), van 40 naar 38 uur of zelfs minder, is decennialang de norm geweest. Andere regelingen voor vervroegde uittreding (VUT, en de FPU voor ambtenaren) vulden dat aan.

Er zaten wel de nodige zwakten in de uitvoering. In sommige gevallen ging de productiviteit omhoog en werd er dus geen nieuw personeel aangenomen. En de ATV werd meestal betaald door drie jaar achtereen de prijscompensatie in te leveren (het deel van de loonsverhoging dat de inflatie compenseerde). Het was dus een sigaar uit eigen doos. Toch hebben de vakbondsleden die zich hiervoor inzetten een voorbeeld van solidariteit laten zien.

Op dit moment zijn vergelijkbare initiatieven zichtbaar in de zware industrie: de bouw en de grootmetaal. Dat is geen toeval. Het zijn de sectoren waar de verhoging van de pensioenleeftijd er extra inhakt. Het zware werk, waarmee de werkers vaak jong beginnen, veroorzaakt lichamelijke klachten.

Bij de reorganisatie van Tata Steel in IJmuiden worden vooral jongere werkers ‘boventallig’ verklaard, terwijl ouderen langer moeten doorwerken. In februari kwamen Tata-arbeiders samen op een aantal FNV-bijeenkomsten, en eisten dat de directie de reorganisatie onderbreekt. Zij willen een natuurlijk personeelsverloop, zonder gedwongen ontslagen. Dan zouden zowel ouderen als jongeren meer zekerheid hebben.

Afgelopen maand lanceerde FNV Bouw het voorstel van vroegpensioen met 60 jaar voor bouwvakkers, om zo jongeren te kunnen laten instromen. De woordvoerder zei: ‘Veel bouwvakkers hebben het tegen de 60 al aardig in hun rug.’ Voorspelbaar wezen de bouwbedrijven deze oplossing af.

Zowel arbeidstijdverkorting als de verlaging van de pensioenleeftijd kunnen de werkloosheid helpen terug te dringen. Maar in tegenstelling tot de jaren tachtig, moet dit wel met behoud van loon. Gezien de tegenstand van werkgeversorganisaties hebben we een vakbond nodig die het lef heeft om actie te voeren voor dit soort eisen.

Diederik Samsom, die beweerde dat ouderen de rijkste groep in Nederland zijn, laat zien waar hij staat. Hij probeert ons te misleiden en een wig te drijven tussen jong en oud. Jonge huishoudens hebben weinig vermogen omdat ze dat pas later opbouwen. Ouderen bezitten vaker een huis en hebben minder hypotheekschuld. Samsom misbruikt de CBS-cijfers om de bezuinigingen op ouderen te rechtvaardigen.

Er is geld genoeg. Maar Samsom zwijgt over de miljonairs die sinds de crisis alleen maar rijker zijn geworden. De rijkste 10 procent van de bevolking heeft 41 procent van het totale vermogen in handen (731 miljard euro), terwijl de armste 60 procent het met 1 procent van het totale vermogen moet doen. In januari van dit jaar keerden Nederlandse beursgenoteerde bedrijven 18,9 miljard euro uit aan hun aandeelhouders.

Elders in Europa – Engeland, Griekenland en Spanje – laten jongeren en ouderen zien dat ze kunnen terugvechten tegen de bezuinigingen. Er zijn misschien verschillen tussen jongeren en ouderen. Jongeren kunnen snel in actie komen en brengen vaak nieuwe en inventieve ideeën mee in de strijd. Ouderen zijn vaak beter georganiseerd, kunnen meer druk uitoefenen en hebben strijdervaring vanuit het verleden. Maar jong en oud moeten de afbraak van onze rechten schouder aan schouder te lijf gaan. We moeten niet als generaties tegenover elkaar staan, maar als arbeiders naast elkaar.

• In de Socialist 254 van mei volgt deel II: Jong & oud: onze pensioenen.