Is een burgerberaad het antwoord op de klimaatcrisis?

Foto van de septemberrebelie op de Zuidas in Amsterdam
De eis van Extinction Rebellion (XR) om een burgerberaad in te stellen krijgt steeds meer navolging. Zo nam de Tweede Kamer in oktober een motie aan om onderzoek te doen naar een burgerberaad over klimaatbeleid. Maar in hoeverre is een burgerberaad een antwoord op de klimaatcrisis? En brengt het de klimaatbeweging verder?
27 november 2020

Tijdens de septemberrebellie op de Zuidas in Amsterdam stond de eis voor een burgerberaad met spandoeken zoals ‘lobby eruit, burgers erin’ centraal. Ook buiten XR wordt de eis steeds nadrukkelijker overgenomen. In een veelgelezen artikel in de Volkskrant noemden klimaatjournalist Jelmer Mommers en schrijver Eva Rovers het burgerberaad als ‘dé manier om polarisatie over klimaatbeleid tegen te gaan en de democratie te versterken.’ Ook voormalig partijleider van de VVD, Ed Nijpels, steunt de eis.

Wat is een burgerberaad?

In een online pamflet legt XR uit wat zij onder een burgerberaad verstaat. Een burgerberaad is een vorm van politieke besluitvorming waarbij willekeurig gekozen mensen zich samen buigen over een vraagstuk. Deelnemers worden geloot en moeten een dwarsdoorsnede van de bevolking vormen. Samen gaan zij een proces door waarbij zij achtereenvolgens worden geïnformeerd, onderling discussiëren over mogelijke oplossingen en uiteindelijk aanbevelingen formuleren.

Het is de politiek die moet besluiten tot het instellen van een burger- beraad. Zij formuleert de open vraag die door het burgerberaad beantwoord moet worden en bakent het werkterrein af. Van tevoren moet zij aangeven wat zij met het resultaat zal doen. Het idee van het burgerberaad is dat het een collectief proces is: de rest van de bevolking moet de ontwikkelingen in het burgerberaad kunnen volgen en hier input voor kunnen leveren. De uitvoering van het burgerberaad ligt bij een ‘onafhankelijke organisatie’.

Voor Extinction Rebellion is een burgerberaad geen vervanging van de parlementaire democratie, maar ‘een noodzakelijke update’. De klimaatactivisten schrijven dat het een proces is dat ‘polarisatie voorkomt, steun creëert voor maatregelen en het vertrouwen tussen burgers en politiek verbetert.’ Extinction Rebellion verwijst naar voorbeelden in bijvoorbeeld Frankrijk en Ierland om aan te tonen dat het werkt.

Huidige democratie schiet tekort

De kritiek van Extinction Rebellion op het functioneren van de parlementaire politiek is erg terecht. Al sinds het rapport ‘De grenzen aan de groei’ van de Club van Rome uit 1972 staan de vernietigende gevolgen van economische groei op onze leefomgeving op de publieke agenda. Sinds de jaren tachtig geldt dit ook voor de impact van de klimaatcrisis. Parlementaire democratieën hebben deze ontwikkelingen niet kunnen tegenhouden. Integendeel.

Een hele reeks van internationale akkoorden moest deze ontwikkeling een halt toe roepen. Maar de uitstoot van broeikasgassen nam sinds het Kyotoprotocol van 1992 alleen maar toe. Geen van de biodiversiteitsdoelen die in 2010 werden opgesteld door de Verenigde Naties is gehaald. Het is makkelijker voor staten om mooie sier te maken met een handtekening dan de winstgevendheid van bedrijven aan banden te leggen om de doelstellingen te halen.

Terecht wijst XR erop dat de politiek de belangen van de fossiele industrie dient. Zo besteedden de vijf grootste aan de beurs genoteerde oliebedrijven sinds het Parijsakkoord van 2015 samen drie miljard dollar aan lobby-activiteiten en klimaatontkenning. In Nederland ontvangt de fossiele industrie volgens onderzoek van Milieudefensie jaarlijks 8,3 miljard euro subsidie. Tijdens de coronapandemie ontving KLM hier bovenop nog eens 3,4 miljard euro – en meer lijkt onderweg.

Gezien deze grote macht van bedrijven is het erg welkom dat de eis van een burgerberaad de nadruk legt op de mening van gewone mensen. In deze maatschappij wordt ons constant verteld dat we ‘experts’ nodig hebben om ons te besturen. Uit het voorstel van een burgerberaad spreekt het bewustzijn dat de klimaatcrisis allang opgelost zou zijn als er echte democratie bestond. Voor socialisten gaan de strijd voor democratisering en klimaatrechtvaardigheid daarom ook hand in hand.

Economische tegenstellingen

Volgens XR komt de politieke onmacht om grote bedrijven aan banden te leggen door de ‘polarisering’ van het publieke debat. Waar XR de wortels hiervan plaatst in het politieke proces waarbij ‘mensen zich niet gehoord of betrokken voelen’, stelt de veel bekeken Netflix-documentaire The Social Dilemma juist dat de polarisering het resultaat is van de algoritmes van social media. Polarisering wordt door beide ontwikkelingen zeker aangewakkerd, maar achter de polarisering gaan economische tegenstellingen schuil.

Het belang van bedrijven om steeds meer winst te maken en het collectieve welzijn en voortbestaan van de mensheid staan namelijk op gespannen voet. Het is voor bedrijven alleen maar rationeel om zoveel mogelijk fossiele grondstoffen uit de grond te halen en bossen plat te branden om ruimte te maken voor industriële landbouw. Het is in hun economische belang om beleid te bestrijden dat hun winsten bedreigt met elk middel dat er is: van goedbetaalde lobbyisten, het financieren van klimaatontkenning tot zelfs het steunen van coups.

Zelfs als een individuele CEO om ethische overwegingen iets anders wil doen, is die hier alleen toe in staat in zoverre dit overeenkomt met het belang van aandeelhouders. De hoeveelheid investeringen in duurzame energie door fossiele bedrijven is doorgaans net genoeg om een uitgekiende PR-campagne te kunnen lanceren zonder dat de winstcijfers uit extractie in gevaar komen. De gevolgen van de klimaatcrisis zijn voor een oliebaron zoals Van Beurden een stuk milder dan voor een inwoner van de Gangesdelta. We zitten niet in hetzelfde schuitje. Binnen het kapitalisme worden deze economische tegenstellingen op uiteenlopende manieren verbloemd en gerechtvaardigd.

Economische groei zou ervoor zorgen dat de totale taart die ‘we’ kunnen verdelen groter wordt. Met de neoliberale leugen van trickle-down economics proberen machthebbers zelfs te doen alsof de steeds grotere ongelijkheid in het belang is van de armen. En nationalisme wakkert het idee aan dat werkende mensen een gedeeld belang hebben met miljonairs in Nederland, in plaats van met bijvoorbeeld werkende mensen in Nigeria.

De schoonheid van de parlementaire democratie is voor het kapitaal, dat het toch lijkt alsof mensen evenveel te zeggen hebben. Mensen kunnen zelf een stem uitbrengen, maar als de belangen van het bedrijfsleven in gevaar komen, volgt er steevast een sterke tegenbeweging. Linkse regeringen zoals die van Syriza in Griekenland of MAS in Bolivia werden onder grote druk gezet om net als hun voorgangers neoliberale projecten te implementeren. In Chili 1973 werd de regering zelfs afgezet en werd het staatshoofd Allende vermoord.

Het is wensdenken om van politici te verwachten dat zij een burgerberaad instellen dat de belangen van het bedrijfsleven in gevaar zou kunnen brengen. Een burgerberaad op zichzelf staat niet haaks op de belangen van het kapitaal. Integendeel, een neoliberale en autoritaire partij als D66 denkt haar democratische blazoen er weer wat mee op te kunnen poetsen. Maar politici zullen er alles aan doen om het werkterrein te versmallen, aanbevelingen in de
wind te slaan en besluiten te traineren.

Dit zagen we ook al met het in 2019 afgesloten klimaatakkoord. Dit akkoord was het resultaat van uitgebreid overleg tussen regering, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties rond ‘klimaattafels’. Het was een neoliberaal akkoord waarvan de meest ingrijpende maatregel – een CO2-belasting – bij het begin van de coronapandemie direct opzij werd geschoven. Ervaringen met het burgerberaad in Frankrijk laten iets soortgelijks zien.

Convention Citoyenne

In 2019 riep de Franse president Macron een burgerberaad uit. Zijn poging een jaar eerder om de staatskas aan te vullen door de belasting op benzine te verhogen was als een boemerang teruggekomen. Week na week demonstreerden honderdduizenden gillet jaunes en wierpen blokkades op. Ongekende staatsrepressie mocht niet baten. De populaire minister voor milieu, Hulot, had even hiervoor ontslag genomen uit onvrede over het gebrek aan daadkrachtig klimaatbeleid. Zowel op het vlak van democratische rechten als het klimaat had Macron nog weinig geloofwaardigheid over.

Met het door hem ingestelde burgerberaad probeerde Macron de angel uit de Gele Hesjesprotesten te halen. Hiervoor werden 150 mensen ingeloot. In zeven sessies van drie dagen moesten zij, ‘in de geest van sociale rechtvaardigheid’, samen tot maatregelen komen die de uitstoot van broeikasgassen in 2030 met ten minste 40 procent zou doen dalen ten opzichte van 1990. Ter vergelijking: XR eist een netto-uitstoot van 0 in 2025. Het beraad deed aanbevelingen voor vijf verschillende terreinen: voedsel, wonen, consumptie, mobiliteit en productie en werk. Het pakket van 149 aanbevelingen werd in juni gepresenteerd.

Hier zitten een aantal zinnige voorstellen tussen zoals het halveren van het gebruik van pesticiden in 2025, een verplichting dat fabrikanten producten ‘repareerbaar’ maken en het stimuleren van ecologische landbouw. Maar Nessim Achouche, die voor de Rosa Luxemburg Stiftung een reactie schreef, was vernietigend over zowel de beperkte inhoud als het politieke opportunisme van Macron.

Doelbewust hield Macron een centrale sector zoals energieopwekking buiten het terrein van het burgerberaad. In Frankrijk komt meer dan 70 procent van de energievoorziening uit de weinig duurzame en levensgevaarlijke kernenergie. Ook bleef het wereldwijd opererende oliebedrijf Total buiten schot. De afbakening die met een burgerberaad samengaat, lijkt zo per definitie strijdig te zijn met de eis die activisten stellen voor klimaatrechtvaardigheid. Dit begrip vertrekt juist vanuit de erkenning dat klimaatbeleid zich niet mag beperken tot deelgebieden en ook een verantwoordelijkheid toekent aan historisch grote vervuilers ten opzichte van minder ontwikkelde economieën.

Macron stelde van te voren alle aanbevelingen te implementeren, maar kende zichzelf drie ‘jokers’ toe waarmee hij voorstellen kon vetoën. Een daarvan zette hij in om een extra belasting van vier procent voor grote bedrijven tegen te houden. Implementatie zou wel gebeuren op de manier die Macron realistisch achtte. Achouche concludeert hieruit: ‘Het wordt duidelijk dat alle voorgestelde maatregelen die potentieel verandering betekenen in het Franse beleid over belasting, handel en energie worden geblokkeerd of worden uitgesteld door het kabinet.’

Het resultaat van het burgerberaad was niet alleen erg beperkt. Het had ook nul effect op het bredere politieke klimaat. Toen ook in Frankrijk vanwege de lockdown miljarden euro’s werden uitgekeerd aan multinationals, weigerde Macron hier duurzaamheidsvoorwaarden aan te verbinden. Het burgerberaad roept op tot het herzien van het vrijhandelsverdrag met Canada, maar Frankrijk onderhandelt met de EU vrolijk verder met Latijns-Amerikaanse landen over het misschien nog wel vernietigender Mercosur handelsverdrag.

Democratisering van de economie

Dit geringe effect is geen verrassing. Een burgerberaad houdt de centrale zwakte van de parlementaire democratie in stand: dat de politiek geen grip heeft op de economie, maar grote bedrijven wel een hele grote invloed hebben op de politiek. Zelfs als een burgerberaad tot het soort van voorstellen komt die noodzakelijk zijn om de klimaatcrisis te bestrijden – en alles in de opzet hiervan pleit hiertegen – dan heeft zij nog steeds geen middelen in handen om dit af te dwingen. Om de macht van bedrijven te kunnen breken, moeten we die onder democratische controle brengen.

Klimaatactivisten kunnen hierbij leren van de geschiedenis. Op tal van momenten in het verleden hebben werkende mensen laten zien dat zij hiertoe in staat zijn. Van de Parijse Commune van 1871 tot de rol van de gekozen stakingscomités (de sjora’s) tijdens de Iraanse revolutie van 1979 en de vakbonden in de Soedanese revolutie van 2019. Van onderaf creëerden mensen op hun werkplekken hun eigen organen waarbinnen vertegenwoordigers ter verantwoording konden worden geroepen, besluiten genomen werden en ook uitgevoerd. Deze economische macht vormde de basis voor hun politieke macht.

In sommige revoluties ontstond hierdoor een situatie van dubbele macht. Een moment waarop de controle van de staat over politieke leiders, de publieke opinie en het repressieve apparaat afkalfde. In deze context kon de staat alleen nog met instemming van de raden functioneren, omdat de raden vrijwel alle middelen in handen hadden. De mogelijkheid om met repressie de beweging te breken, wordt beperkt wanneer werkende mensen gewapend zijn en delen van het leger ook democratisch georganiseerd zijn.

Tijdens de meest succesvolle van deze revoluties – de Oktoberrevolutie van 1917 in Rusland – werden instituties van de staat door collectieve strijd van onderaf geleidelijk opzij geschoven door de steeds invloedrijkere democratische arbeidersraden. De revolutie zelf verliep hierdoor bloedeloos. De tragedie van de Russische revolutie was dat zij uiteindelijk geïsoleerd bleef. Zo werd de Duitse revolutie van 1918 gesmoord in bloed. Dit was een belangrijke reden voor de bureaucratisering van de Russische revolutie die volgde. Maar voor klimaatactivisten vandaag de dag heeft het idee van revolutionaire democratie niet aan waarde ingeboet.

In zijn pamflet van september 1917, ‘de dreigende catastrofe en hoe die te bestrijden’, schrijft Lenin hierover: ‘Als men over de betekenis ervan nadenkt, dan betekent democraat zijn werkelijk rekening houden met de belangen van de meerderheid en niet van de minderheid van de bevolking. Dan betekent revolutionair zijn het resoluut en meedogenloos vernietigen van al het schadelijke en verouderde.’

In het hier en nu

Gezien waar we nu staan is het belang van revolutionaire democratie misschien een abstract perspectief. We staan in Nederland niet aan de vooravond van een revolutionaire situatie waarin de macht van de heersende klasse wankelt en de massa’s, aangezet door grote economische onzekerheid, de straat op gaan en stakingscomités opzetten.

Dit betekent niet dat we tot die tijd op onze handen moeten zitten of dat we niet hoeven te vechten voor hervormingen. Integendeel, juist in de strijd voor concrete verbeteringen kunnen we de organisatiekracht en het politieke bewustzijn ontwikkelen dat in revolutionaire situaties onontbeerlijk is. Het is hierbij belangrijk dat we eisen stellen die tot de kern van de economische machtsverhoudingen gaan en concrete verbeteringen betekenen voor de positie van werkende mensen.

De eis voor een burgerberaad helpt ons hierin niet verder. Het zegt niets over het soort van klimaatbeleid dat we nodig hebben om de klimaatcrisis te stoppen: nationalisering en ontmanteling van fossiele bedrijven, controle over productie en distributie, democratisering van energie, etc. Een burgerberaad zou uitdraaien op een verspilling van tijd die we niet hebben en zou door politici vooral worden gebruikt als afleidingsmanoeuvre om het niet over de economische maatregelen te hoeven hebben die nodig zijn.

Naast het stellen van offensieve eisen moeten we economische macht opbouwen. Hier staat de klimaatbeweging nog erg zwak, maar we moeten de schakels identificeren waarmee we meer aansluiting vinden bij de georganiseerde arbeidersklasse. In de eerste plaats betekent dit dat we zelf strijdbare netwerken in de vakbond moeten opbouwen, door actief te worden op onze werkplek om hier samen met collega’s te vechten voor concrete verbeteringen. Hiernaast is het belangrijk dat we als klimaatbeweging solidariteit organiseren met sectoren die in verzet komen. Zeker wanneer deze sectoren een centrale rol kunnen spelen op de weg naar een CO2-neutrale maatschappij, zoals het openbaar vervoer of de metaal.

Tot slot is het belangrijk dat activisten die overtuigd zijn van het belang van een revolutionaire breuk met het kapitalisme zich verenigen en een georganiseerde stroming gaan vormen binnen de klimaatbeweging. Op die manier kunnen we meer klimaatactivisten winnen voor een revolutionair perspectief. Individueel is onze slagkracht beperkt, maar collectief kunnen we activisme over verschillende terreinen spreiden en lessen uit eerdere periodes van massale strijd zichtbaar maken.