Irak: de wortels van het sektarisch geweld
Door Catherine Black
Nogal eens is de media verweten sinds 9/11 op een a-historische manier te hebben bericht, maar in dit geval duiken zij diep de geschiedenis in om de huidige uitbarstingen van geweld te verklaren. In dit perspectief zijn de soennieten en sjiieten in Irak verwikkeld in een eeuwenoud conflict over de opvolging van de profeet. Onder het bewind van dictator Saddam – in de etnische terminologie: de Soennitische ex-president Saddam Hussein – werd dit conflict onderdrukt. Nu hij weg is, is dit onderlinge eeuwenoude geschil weer onvermijdelijk naar boven gekomen. Sommige westerse intellectuelen grijpen volgens oude koloniale traditie al naar de landkaart, de liniaal en het potlood en pleiten voor een opdeling van Irak in een sjiitisch zuiden, een soennitisch midden en een Koerdisch noorden.
De huidige situatie in Irak heeft echter niets te maken met scheuringen in de islam rond 632, maar alles met de afgelopen vier jaar van bezetting. In de jaren tachtig was het heel ongewoon om mensen in Irak aan te duiden als sjiiet, soenniet of Koerd, zowel op straat als in geschiedschrijving en literatuur. Ook de voorstelling van het bewind van Saddam Hussein als soennitisch is vals. Van de 52 ‘most wanted’ leiders die door de Amerikanen waren afgebeeld op een spel kaarten waren er 38 sjiieten. Saddam onderdrukte elk verzet tegen zijn bewind, ongeacht etnische of religieuze achtergrond.
In de jaren negentig had Irak te lijden onder zware sancties van de VN, waardoor de Irakezen hun sociale voorzieningen zoals onderwijs en gezondheidszorg zagen afbrokkelen. Deels werd dit opgevangen door liefdadigheid van religieuze instituten. Daarnaast wonnen religieuze instituten terrein omdat de moskee een van de weinige veilige havens was voor politieke discussie onder het onderdrukkende regime van Saddam.
De Amerikanen hebben de na de val van Saddam de Irakese maatschappij en regering ingericht langs etnische lijnen, iets wat historisch gezien totaal vreemd is voor Irak. Het is een klassieke koloniale strategie, voor het eerst door de Britten toegepast in India.
Het sektarisch geweld dat we nu zien neemt verschillende vormen aan. Ten eerste is er geweld tussen de pro-bezettingspartijen, die weinig steun genieten onder de bevolking en onderling vechten om controle over geld en delen van het staatsapparaat. Ze delen banen en gunsten uit op basis van etnische afkomst, in een poging hiermee aan invloed te winnen. Dit is geen conflict op straatniveau tussen gewone mensen onderling.
De tweede vorm is het geweld door de direct aan de bezettingsmacht gelieerde geheime milities, waarvan er inmiddels zes door The Washington Post zijn onthuld. Ook opereren er doodeskaders van de VS, die gevormd worden uit de 50 duizend ‘private contractors’, die boven de Irakese wet staan. Ten derde is er de Facilities Protection Service, een leger van 150 duizend strijders dat is opgericht door Paul Bremer. Het wordt gefinancierd door de Irakese staat, maar opereert buiten diens controle. Onlangs heeft premier Maliki toegevenen dat de FPS betrokken is bij acties van doodseskaders. Daarnaast is er een heel scala aan (drugs-)bendes die geld willen verdienen door ontvoeringen en opereren onder een sektarische vlag.
De meeste mensen in Irak zijn van mening dat het geweld dat deze groepen veroorzaken het werk of in elk geval het gevolg is van de bezetting. Bijna alle Irakese stammen zijn gemengd soennitisch en sjiitisch, gemengde huwelijken zijn geen uitzondering. Er wonen meer Koerden in Bagdad dan in welke Koerdische stad dan ook. Irak kent geen periode in de geschiedenis van sektarische conflicten tussen mensen op het niveau van wijken en buurten.
De recentste uiting van de verdeel- en-heerspolitiek is de bouw van muren om verschillende wijken in Bagdad. Die maken van de stad een betonnen doolhof, maar worden door de Amerikanen voorgesteld als ‘een tijdelijke maatregel om burgers te beschermen’. Zevenduizend mensen trotseerden hun avondklok om te demonstreren tegen de bouw van wat zij een ‘sektarische barrië)re’ noemen.
De onderverdeling van Irakezen in sjiieten en soennieten is niet alleen onjuist, maar ook gevaarlijk. Ze draagt bij aan de mythe dat niet de bezettingsmacht, maar de moorddadige neigingen van de Irakezen zelf het echte probleem zijn in Irak. Al sinds de inval in 2003 wordt het uitbreken van een burgeroorlog als argument gebruikt tegen het terugtrekken van de troepen. De afgelopen jaren hebben we gezien hoe met de aanwezigheid van diezelfde troepen en de verdeel-en-heerspolitiek die zij toepassen de situatie in Irak juist in de richting van een burgeroorlog wordt geduwd. Het is dan ook meer dan hoog tijd om de troepen terug te trekken.