Irak, Afghanistan: meer doden, meer oppositie
“We hebben de overwinning behaald op terroristische groepen en milities”, zo kraaide de Iraakse premier Al-Maliki victorie. Bush zei: “we boeken vooruitgang.” Het teruggelopen aantal meldingen van burgerdoden geeft hun uitspraken een schijn van realisme. Maar de werkelijkheid is anders.
Om te beginnen heeft het dalende aantal gemelde burgerdoden een nogal macabere reden. “Er is niemand meer om te doden. De Amerikanen gaan door met het inzetten van Sjiitische milities om Soennieten te doden, maar de meesten zijn inmiddels gevlucht”, zegt een leraar in Bagdad. Als ze nog leven, mag je daaraan toevoegen.
Veelzeggender nog is inmiddels het aantal doden aan Amerikaanse militaire kant. Dat is inmiddels 3.856 in totaal. Het jaar 2007 bracht tot nu toe al 853 doden. Dat is al meer dan in 2004, tot nu toe het jaar met het hoogste aantal dodelijke Amerikaanse slachtoffers. Dat klinkt niet alsof de overwinning nabij is.
In Afghanistan is het beeld vergelijkbaar. Daar kwamen enkele dagen terug zes Amerikaanse soldaten om in een hinderlaag. Dat bracht het aantal doden aan Amerikaanse kant dit jaar al op minstens 101. Dat is het hoogste aantal sinds 2001, toen de VS haar oorlog tegen Afghanistan begon. Ook dit klinkt niet als victorie.
Tegen deze achtegrond wekt het resultaat van een CNN/Opinion Research Corp.-peiling geen verbazing: “68 procent van de ondervraagden spraken zich tegen de oorlog uit, een record. Het niveau van oppositie is iets hoger dan vorige maand een 1 procent hoger dan het vorige record van 67 procent, voor het eerst gevestigd in december 2006.”