Intersectioneel denken: Een marxistisch perspectief?

De twintigste eeuw heeft een enorme vooruitgang met zich meegebracht voor veel vrouwen. Maar de strijd voor fundamentele bevrijding duurt voort, en in het proces worden steeds nieuwe ideeën opgeworpen. Catherine Black kijkt naar de bijdrage van intersectioneel denken aan vrouwenemancipatie.
1 december 2013

De twintigste eeuw heet wel ‘de eeuw van de vrouw’ door de enorme vooruitgang die deze eeuw voor veel vrouwen met zich meebracht. Maar dat geldt bij lange na niet voor alle vrouwen, en in veel opzichten is alles slechts veranderd opdat alles hetzelfde kon blijven.

Vrouwenonderdrukking in al haar verschillende vormen is zo wijdverbreid, zo lang bestaand en zo diepgeworteld dat het lijkt te horen bij elke menselijke maatschappij, in elke tijd. Wetenschappers buigen zich nu over de man-vrouwverschillen in het brein om aan te tonen dat we fundamenteel verschillend zijn van elkaar, en dus zullen blijven.

Biologische verschillen tussen geslachten zijn echt en tastbaar, zoals uiterlijke verschillen als huidskleur dat ook zijn, maar doen er in zichzelf weinig toe. Belangrijker zijn de sociale begrippen ‘man’, ‘vrouw’ (en ‘zwart’ en ‘wit’, enzovoort) die langs de lijnen van deze lichamelijke verschillen tot stand zijn gekomen en worden gebruikt om ongelijkheid, onrecht en onderdrukking te rechtvaardigen. Wat vrouw-zijn precies inhoudt, welke rollen vrouwen spelen in de maatschappij, of ze buitenshuis werken en wat voor werk ze doen, is heel veranderlijk in zowel de tijd als de plaats op de wereld.

Socialisten streven naar een wereld waar alle vormen van onderdrukking, voor alle mensen, zijn uitgebannen. Socialisten moeten daarom ook feministen zijn. Trotski, een van de leiders van de Russische Revolutie zei hierover: ‘Om de omstandigheden van het leven te veranderen, moeten we leren ze te beschouwen door de ogen van vrouwen.’

Maar door wier ogen kijken we dan? De wereld ziet er nogal anders uit door de ogen van een rijke vrouw dan door die van een werkende alleenstaande moeder, en door de ogen van een zwarte vrouw anders dan die van een witte. Het is belangrijk om te beseffen hoe deze verschillende vormen van onderdrukking, door klasse, seksualiteit en gender, huidskleur en afkomst, met elkaar samenhangen. Intersectioneel denken is een manier om die samenhang te beschrijven en te begrijpen.

Intersectioneel denken

De term intersectioneel (of kruispunt-)denken werd voor het eerst gebruikt door Kimberlé Crenshaw, een Afro-Amerikaanse juriste, in 1989 op de World Conference Against Racism. Zij gaf een naam aan iets wat 140 jaar eerder al was verwoord door Sojourner Truth, een in slavernij geboren vrouw. Op een Amerikaanse feministische conferentie vroeg zij: ‘Ben ik dan geen vrouw? Die man daar zegt dat vrouwen in rijtuigen geholpen en over sloten gedragen moeten worden en overal de beste plaats moeten krijgen. Niemand helpt mij ooit in een rijtuig of over een modderplas. Ben ik dan geen vrouw? Kijk naar mijn arm. Ik heb geploegd, geplant en geoogst en geen man kon aan mij voorbij. Ben ik dan geen vrouw? Ik kon net zoveel werken en eten als een man, als ik eraan kon komen, en kon de zweepslagen goed verdragen. Ik heb dertien kinderen gebaard en ze bijna allemaal aan de slavernij verkocht zien worden en toen ik het uitschreeuwde met mijn moedersverdriet hoorde niemand behalve Jezus mij. Ben ik dan geen vrouw?’

Witte vrouwen uit de middenklasse in haar tijd leden onder het seksistische idee dat zij breekbaar, zwak, emotioneel, hulpbehoevend en afhankelijk waren. Maar uit de woorden van Sojourner Truth wordt duidelijk dat zwarte vrouwen daarbij met heel andere problemen te kampen hadden op basis van hun huidskleur: uitbuiting, racistisch geweld en armoede.

Intersectioneel denken stelt dat de ervaring van onderdrukking van persoon tot persoon verschilt omdat mensen in verschillende mate en op verschillende manieren meerdere vormen van onderdrukking ervaren. De onderdrukking van een individu of groep wordt gevormd door onderdrukking op grond van onder andere klasse, geslacht, ras, etniciteit, religie, seksuele voorkeur in een gegeven tijd en plaats.

Dit is iets anders dan een optelsom van onderdrukkingen, waarbij een vrouw meer onderdrukt is dan een man, of een zwarte vrouw meer onderdrukt dan een witte. Mensen zijn immers niet in op te delen in hun afzonderlijke kenmerken. Marx heeft de term intersectionaliteit nooit gekend, maar drukt iets vergelijkbaars uit als hij schrijft: ‘Maar het menselijke wezen is geen abstractie die in het afzonderlijke individu huist. In zijn werkelijkheid is het het geheel van de maatschappelijke verhoudingen.’

Intersectioneel denken beschrijft hoe de ene soort onderdrukking gevormd kan worden door de andere. Dit gebeurt op een dusdanige manier dat het onmogelijk of betekenisloos wordt om ze als gescheiden te zien.

Vrouwenonderdrukking neemt een andere vorm aan, afhankelijk van klasse. Hetzelfde kan gelden voor seksisme op basis van huidskleur of afkomst. Moslimvrouwen in Nederland ervaren niet enerzijds seksisme, en los daarvan ook racisme als Wilders hun recht op het dragen van een hoofddoek wil afpakken. De vorm van het seksisme die zij ervaren wordt bepaald door hun religie en afkomst. Een racistisch idee over vrouwen met een zwarte huidskleur als seksueel ongeremd, maakt dat zij seksisme kunnen ervaren op die basis. Anderzijds zal in Nederland een in pak geklede zwarte man in een dure auto minder snel willekeurig worden aangehouden door de politie op basis van zijn huidskleur dan een jonge zwarte jongen in een hoodie (capuchontrui), omdat zijn ogenschijnlijke hoge klasse hem hiertegen beschermt.

Vrouwenbeweging

Vrouw-zijn, en dus vrouwenonderdrukking, betekent heel veel verschillende dingen voor verschillende vrouwen.

De geschiedenis van strijd tegen vrouwenonderdrukking laat zien dat dit besef belangrijk is voor het organiseren van brede, succesvolle bewegingen. In de opleving van strijd in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw van arbeiders-, studenten-, burgerrechten- en anti-oorlogsbewegingen waren vrouwen volop actief.

Desondanks kregen zij geen toegang tot leidende rollen en werden onderwerpen die vrouwen besproken wilden hebben, over seksisme, seksueel geweld en gezin niet geagendeerd. Het feit dat hun stemmen niet gehoord werden, leidde ertoe dat vrouwen zich genoodzaakt voelden zich te organiseren in de vrouwenbeweging, soms apart van mannen. Dit gold zowel voor witte vrouwen als voor zwarte vrouwen binnen de burgerrechtenbeweging.

De abortusbeweging in dezelfde periode werd gedomineerd door witte vrouwen. Hoewel vrouwen uit etnische minderheden in meerderheid dit recht ook steunden, waren zij niet of minder onderdeel van de strijd. Dit had te maken met het feit dat ‘baas in eigen buik’ voor vrouwen van etnische minderheden meer inhield dan het recht op abortus. Gedwongen sterilisatie werd in de twintigste eeuw toegepast op arme, met name zwarte en Native American vrouwen, vaak direct na een bevalling, zonder uitleg over wat de procedure inhield.

De vrouwenbeweging legde ook in de strijd voor toegang tot hoger onderwijs en werk in tot dan toe door mannen gedomineerde vakgebieden de nadruk op het recht om iets anders te zijn dan moeder. Voor vrouwen in etnische minderheidsgroepen was erkenning van hun recht om moeder te zijn op dat moment geen vanzelfsprekendheid. Zwarte vrouwen toen moesten zich verdedigen tegen racistische ideeën over hun geschiktheid als ouder (en dat is nog steeds zo). Op een vergelijkbare manier worden moslimvrouwen in Nederland nu ervan beticht ‘te veel kinderen’ te krijgen, die ze niet zouden kunnen onderhouden en opvoeden.

Op dezelfde manier gaat het soort feminisme dat zich slechts richt op het doorbreken van het glazen plafond en de rechten van vrouwen in topposities in het bedrijfs- en maatschappelijke leven, voorbij aan de obstakels die de meerderheid van de werkende vrouwen ervaart: de kosten en toegankelijkheid van kinderopvang, de relatief lage lonen in beroepen zoals de zorg die door vrouwen worden gedomineerd.

Leidt intersectioneel denken dan niet tot verdeeldheid, door de nadruk te leggen op wat mensen scheidt in plaats van op wat mensen bindt? In essentie beschrijft intersectioneel denken slechts de complexe realiteit en ervaringen die ontstaan als verschillende vormen van onderdrukking zich verweven in onze levens. Alleen als daaraan de conclusie verbonden wordt dat uitsluitend degenen die een bepaalde onderdrukking ervaren er ook tegen kunnen strijden, kan verdeeldheid inderdaad het gevolg zijn.

De vele splitsingen die het einde inluidden van de tweede feministische golf en de ‘identity politics’ van de jaren negentig zijn hier voorbeelden van. Maar het idee dat iemand persoonlijk een vorm van onderdrukking moet ervaren om ertegen in actie te komen, is niet inherent aan intersectioneel denken. Het is een conclusie die sommige mensen trekken die het toepassen.

De strijd tegen onderdrukking zal en moet inderdaad gevoerd worden door degenen die de onderdrukking ervaren. Mannen moeten vrouwen niet voorschrijven hoe zij de strijd tegen hun onderdrukking moeten voeren, evenmin als witte Nederlanders aan Marokkaanse of Turkse Nederlanders moeten voorschrijven hoe zij tegen racisme moeten strijden.

Vrouwen zullen degenen zijn die de strijd voor vrouwenbevrijding leiden. Maar zij zullen deze nooit alleen voeren. Duizenden mannen namen deel aan de vrouwenbeweging van de jaren zeventig, net zoals de burgerrechtenbeweging en anti-racismebewegingen ook de actieve steun hadden en hebben van veel witte mensen. Intersectioneel denken kan juist een oproep zijn tot solidariteit: iedereen die zich interesseert voor onderdrukking moet zich ook interesseren voor de onderdrukking van een ander.

Intersectioneel denken geeft op zichzelf geen verklaring voor het bestaan van verschillende vormen van onderdrukking. De strategie die moet worden gekozen om onderdrukking te bestrijden, ligt dus ook niet vast. De vaststelling dat verschillende vormen van onderdrukking met elkaar samenhangen, verwijst, al is het niet expliciet, naar een gezamenlijke sociale oorsprong ervan.

Voor socialisten beschrijven de ‘intersecties’ niet slechts posities of identiteit, maar machtsverhoudingen binnen het kapitalisme. Alle andere vormen van onderdrukking, ook vrouwenonderdrukking, hebben hun oorsprong in en worden in stand gehouden door de klassenmaatschappij.

De ‘willekeurige’, ongelijke verdeling van macht en rijkdom tussen individuen binnen een klassenmaatschappij roept voortdurend verzet op, klein en groot, zichtbaar en onzichtbaar. Om klassenongelijkheid in stand te houden, moet de ongelijkheid beschouwd worden als iets onvermijdelijks, iets natuurlijks. Ongelijkheid tussen geslachten speelt een belangrijke rol in het acceptabel maken van ongelijkheid in het algemeen. Het accepteren van ongelijkheid in de samenleving is gemakkelijker als wij, ook in onze huiselijke kring, bekend en gewend zijn aan een ogenschijnlijk zo natuurlijke vorm van ongelijkheid, die tussen mannen en vrouwen.

Seksisme is dan ook een van de meest krachtige wapens voor verdeel-en-heerspolitiek. Binnen de grenzen van het kapitalisme zijn overwinningen en verbeteringen voor vrouwen te bevechten en te behalen, maar het volledig uitbannen van vrouwenonderdrukking zonder te tornen aan de basis ervan is niet haalbaar.

Uiteindelijk kunnen we de maatschappij alleen fundamenteel veranderen als we ons organiseren en als klasse vechten tegen het kapitalisme, in het voordeel van iedereen die uitgebuit, buitengesloten en onderdrukt wordt.

Strijd

Succesvolle klassenstrijd op zich is onvoldoende om vrouwenonderdrukking ook automatisch uit te bannen. De ervaringen van socialisten die dicht bij dit doel kwamen illustreren dit.

De Russische Revolutie van 1917 leidde, voor korte tijd, tot de meest progressieve wetgeving voor vrouwen en homoseksuelen die tot dan toe gekend was. Toegang tot abortus en echtscheiding was vrij. Voor het eerst werd gepoogd gezamenlijke kinderopvang, was- en eetgelegenheden te organiseren om vrouwen van hun rol in het gezin te ontlasten.

De leiders van Russische Revolutie begrepen dat het gezin een centrale rol inneemt in de voortzetting van de onderdrukking van de vrouw. Lenin zei in gesprek met de Duitse revolutionair Clara Zetkin, enkele jaren na de Russische revolutie, over de obstakels voor vrouwenbevrijding: ‘Bestaat er een veelzeggender bewijs dan het feit dat de mannen rustig toekijken hoe de vrouwen zich afbeulen met onbeduidend werk, eentonig, vervelend en krachten en tijd opslorpend als het is in de huishouding; hoe zij toekijken hoe hun horizon steeds enger wordt, hun geest vertroebelt, hoe hun hartslag verflauwt en de wil zwakker wordt? (…) Er zijn maar heel weinig mannen, zelfs onder de proletariërs, die erbij stilstaan in welke mate zij de lasten en de zorgen van de vrouw zouden kunnen verlichten of die zelfs helemaal van haar schouders zouden kunnen lichten als zij haar maar wilden helpen bij dat “vrouwenwerk”. Maar nee, dat is immers tegen “het recht en de waardigheid van de man” in. Hij eist voor zichzelf rust en comfort.’

De strijd tegen seksisme, racisme, homofobie binnen de arbeidersklasse is daarom net zo belangrijk. Elke politieke overwinning die geboekt wordt tegen onderdrukking door seksisme, racisme of homofobie is winst. Het ondermijnt de mogelijkheden om de arbeidersklasse verdeeld te houden. De centraliteit van klasse betekent ook niet dat socialisten denken dat in de persoonlijke ervaring van onderdrukking voor iedereen klasse de voornaamste positie inneemt.

Sommige mensen ervaren vooral seksisme, racisme of onderdrukking op basis van hun seksuele voorkeur als obstakels in hun dagelijks leven. Al deze ervaringen samen vertellen wat onderdrukking onder kapitalisme betekent.

Om de omstandigheden van het leven te veranderen moeten we dus door veel verschillende vrouwenogen kijken. Vaststellen wat verschilt, is niet hetzelfde als vaststellen wat mensen scheidt. Het biedt juist de mogelijkheid om mensen vanuit diverse achtergronden te betrekken bij strijd tegen onderdrukking.