Internationalisme en anti-imperialisme

Bachmoet in april 2023, foto: State Border Guard Service of Ukraine dpsu.gov.ua
De oorlog in Oekraïne heeft al vele tienduizenden levens gekost. De roep om vrede en om onderhandelingen neemt daarom begrijpelijkerwijs toe. Niet zelden leidt dat er echter toe dat fundamentele principes – zoals het recht op zelfbeschikking en de legitimiteit van gewapend verzet tegen imperialistische overheersing – terzijde worden geschoven.
18 december 2023

Naarmate de oorlog in Oekraïne voortduurt en de doden zich blijven opstapelen, neemt de roep om ‘vrede’ toe. De levering van F-16’s aan Oekraïne zou olie op het vuur zijn. Daarbij wordt vaak verwezen naar de dreiging van escalatie vanuit Russische zijde, in het bijzonder in de vorm van de inzet van kernwapens. De consequentie van die redenering is gewoonlijk dat Rusland in meer of mindere mate zijn zin moet krijgen en dat de Oekraïners het voornaamste obstakel voor vrede zijn, in zoverre zij zich verzetten tegen de imperialistische veroveringsoorlog.

Principes leggen het in deze benadering af tegen pragmatisme. In de praktijk wordt daarom kant gekozen voor Rusland, vanuit de bijna utilistische overtuiging dat tegemoetkomen aan de Russische eisen zal leiden tot het kleinste menselijk leed. Op die manier wordt niet alleen impliciet kant gekozen voor de onderdrukker, maar ook het belangrijke internationalistische principe met voeten getreden dat de onderdrukten – en niet welwillende toeschouwers – zelf dienen te beslissen over de manier waarop zij hun strijd voeren.

Imperialisme als fase

De marxistische benadering van oorlog vertrekt vanuit de analyse van het imperialisme. Essentieel daaraan is dat imperialisme een structureel gegeven is en niet zomaar een bepaalde politieke koers is die staten kunnen kiezen of nalaten. Een van de belangrijkste vertegenwoordigers van dat idee was Lenin, die daarom nadrukkelijk sprak over imperialisme als een fase van het kapitalisme als zodanig. Door de concentratie en centralisatie van kapitaal en door de opkomst van het financierskapitaal vond er vanaf het einde van de 19de eeuw een grotere integratie van het kapitaal binnen bepaalde landen en een innige verstrengeling van het kapitaal en de staat plaats.

De nationale heersende klassen kwamen daardoor meer in een positie om het buitenlandbeleid van hun staten te beïnvloeden en dat beleid kwam in het teken te staan van het nastreven van de belangen van de nationale heersende klasse. Als gevolg hiervan werd de wereld verdeeld in machtsblokken die onderling met elkaar rivaliseren. Die rivaliteit neemt niet altijd de vorm aan van oorlog, maar verklaart wel waarom er sinds het begin van het imperialisme vrijwel onafgebroken oorlog wordt gevoerd.

Uitgangspunt van de marxistische analyse van het imperialisme is dat er geen ‘goede’ of ‘slechte’ imperialistische mogendheden bestaan: er kan nooit kant worden gekozen in een inter-imperialistisch conflict. De enige manier om het imperialisme te stoppen is om het kapitalisme wereldwijd ten val te brengen. Maar het verzet tegen imperialistische overheersing – of dat nu de vorm aanneemt van antikoloniale opstanden, de strijd voor zelfbeschikking van onderdrukte etnische minderheden of verzet tegen een imperialistische veroveringsoorlog – kan daarin een belangrijke factor zijn. Lenin stond er daarom op dat het recht op zelfbeschikking – juist ook in het tijdperk van het imperialisme – als een socialistisch principe werd gehanteerd.

Daarmee ging hij in tegen Rosa Luxemburg, die geloofde dat er in het imperialistische tijdvak geen ruimte meer zou zijn voor nationale oorlogen, omdat elke opstand tegen imperialistische overheersing onmiddellijk zou worden aangegrepen door andere imperialistische machten. Lenin gaf toe dat een nationale oorlog op zo’n manier kon overgaan in een imperialistische oorlog en andersom. Maar dat was geen gegeven. Waar sprake was van verzet tegen imperialistische overheersing, was het de plicht van socialisten om daar onvoorwaardelijk steun aan te geven. Socialisten die dat niet deden kozen in feite kant voor de imperialistische onderdrukker: ‘Wanneer wij de opstand van geannexeerde gebieden niet willen steunen, worden wij objectief annexionisten’, schreef Lenin in De discussie over zelfbeschikking (1916). En hetzelfde geldt uiteraard voor verzet tegen een imperialistische veroveringsoorlog.

Rivaliteitsmanagement

De sociaaldemocraat Kautsky kwam met een burgerlijke theorie van imperialisme. Hij geloofde dat imperialisme slechts een keuze was en dat er een mogelijkheid bestond voor een vreedzaam kapitalisme. Door de integratie van de wereldeconomie zouden oorlogen niet langer in het belang van kapitalistische landen zijn, geloofde Kautsky. Socialisten moesten de kapitalisten dat uitleggen. Het idee dat wereldhandel een garantie tegen oorlog is, is theoretisch nauwelijks serieus te nemen en in de afgelopen 100 jaar al zeker 101 keer empirisch ontkracht.

Maar het idee dat inter-imperialistische rivaliteit door wederzijds begrip en bemiddeling door internationale instituties kan worden ‘gemanaged’ is hardnekkig. Het is het uitgangspunt van de realistische school binnen het vakgebied van internationale betrekkingen. Dit denken is onder sommige linkse activisten populair, omdat het – in tegenstelling tot de mainstream media – accepteert dat er zoiets bestaat als westers imperialisme. Maar het doel van dit denken is niet om het kapitalisme ten val te brengen, maar om het in goede banen te leiden.

Volgens de realistische commentator John Mearsheimer is de Russische aanval op Oekraïne een gerechtvaardigde reactie op de expansie van het westerse imperialisme en in het bijzonder de NAVO. Het is niet moeilijk om te zien waarom veel linkse activisten de benadering van Mearsheimer en anderen verfrissend vinden: het sluit aan bij het besef dat het westerse imperialisme een lange staat van dienst heeft in het steunen van staatsgrepen tegen democratisch gekozen regeringen en van mensenrechten in de praktijk helemaal niets moet weten. Het benadrukt dat het westerse imperialisme een eigen agenda heeft en gaat daarmee lijnrecht in tegen de heersende prowesterse propaganda dat Rusland als een grote schurk en het westen als een baken van beschaving afschildert.

Vergoelijking

Maar door imperialisme in zekere zin te naturaliseren, vergoelijkt Mearsheimer wat verschillende imperialistische grootmachten in ‘hun’ respectievelijke achtertuinen doen. In een interview vlak na het begin van de oorlog zei hij bijvoorbeeld: ‘Als je als land als Oekraïne naast een grootmacht als Rusland woont, moet je goed opletten wat de Russen denken, want als je ze met een stok in het oog steekt, zullen ze terugslaan. Staten op het westelijk halfrond begrijpen dit met betrekking tot de Verenigde Staten heel goed.’ Op die manier wordt zowel de aanval op Oekraïne als het westerse imperialisme gelegitimeerd.

Veel linkse activisten die dit perspectief overnemen zouden nooit of te nimmer het Amerikaanse imperialisme in bijvoorbeeld Latijns-Amerika goedpraten. Maar dat bewijst slechts dat hun positie inconsistent is en in de praktijk op kampisme neerkomt: deze activisten accepteren van het Russische imperialisme wat ze nooit van het westerse imperialisme zouden accepteren, omdat ze veronderstellen dat Russisch (en Chinees) imperialisme het kleinere kwaad is.

Socialisten die een dergelijk perspectief aannemen lopen het gevaar om Oekraïne – en elk ander niet-imperialistisch land – als wisselgeld in het conflict tussen de wereldmachten te zien. Dat dit een totale breuk met internationalistische principes is, blijkt bijvoorbeeld uit de nationalistische retoriek waarin dit soort anti-oorlogsactivisten soms vervallen. Chris Nineham van de Britse Stop the War Coalition schreef bijvoorbeeld een schandalig stuk waarin hij het verzet van Oekraïne als voornaamste oorzaak aanwees van de hoge kosten van levensonderhoud en de armoede van Britse arbeiders.

Zelensky

Een veelgehoorde drogredenering van mensen die het zelfbeschikkingsrecht van Oekraïne niet, of alleen in woord steunen, is dat steun voor de nationale zelfbeschikking van de Oekraïners gelijk zou staan aan steun voor Zelensky. Dat argument werd in de Irak-oorlog ook tegen anti-imperialisten gebruikt. Sommige pacifisten vonden destijds dat de protesten tegen de Amerikaanse aanval op Irak óók tegen Saddam Hussein gericht moesten zijn. Anti-imperialisten pleitten daartegen: het feit dat Saddam een vuile dictator was, kon geen enkele legitimatie zijn voor de Amerikaanse aanval. Bovendien was Saddam Hussein in de eerste plaats een probleem voor de Irakezen – niet voor Amerikanen of Nederlanders.

De enige reden waarom anti-imperialisten een ander standpunt in kunnen nemen is wanneer er sprake zou zijn van een geïnstalleerde marionet, zoals de Afghaanse president Hamid Karzai. Alleen de meest schaamteloze kampistische complotdenkers – die de Oekraïense Revolutie van 2014 afdoen als een westerse samenzwering – geloven dat Zelensky een marionet is.

Onvoorwaardelijk, maar kritisch

Dat we verzet tegen imperialistische overheersing steunen is een principiële kwestie. Dat betekent dat serieuze internationalisten geen voorwaarden vooraf kunnen stellen voordat ze steun geven. Serieuze internationalisten pleiten voor onvoorwaardelijke, maar kritische steun voor elke strijd tegen imperialistische overheersing. Onvoorwaardelijk, omdat het verzet tegen imperialisme altijd principieel (en niet om pragmatische redenen) gerechtvaardigd is; kritisch, omdat een dergelijke strijd vrijwel altijd onder leiding van de nationale bourgeoisie zal plaatsvinden en omdat de strijd voor zelfbeschikking geen vervanging kan zijn voor de strijd voor socialisme. De Britse krant Socialist Worker legde dat principe kernachtig uit in de context van de ‘Troubles’ in Ierland:

‘Onvoorwaardelijke maar kritische steun voor allen, inclusief de beide IRA’s, die tegen het imperialisme vechten. Met onvoorwaardelijk bedoelen we steun ongeacht onze kritiek op het leiderschap en de tactiek. Met kritisch bedoelen wij het tegengaan van de illusie dat de strijd uiteindelijk gewonnen kan worden zonder de overwinning van de arbeidersklasse die strijdt voor een programma van zowel sociale als nationale bevrijding.’ Zoals de Britse marxist John Molyneux in de jaren 70 schreef: ‘zonder de combinatie van zowel steun als kritiek, zijn marxisten ofwel veroordeeld tot een steriel sektarisme, danwel tot een plat opportunisme.’

Er is alle reden om kritisch te zijn op Zelensky. Hij greep de oorlog aan om arbeidswetgeving in zijn land te liberaliseren en om een reeks politieke partijen te verbieden. Hij voedt anti-Russische sentimenten door vergaande wetgeving tegen de Russische taal en draagt daarmee bij aan de onderdrukking van Russischsprekende Oekraïners. Dat soort kritiek wordt door Oekraïense socialisten ook regelmatig geuit. Maar het zou volstrekt onprincipieel zijn om op die basis het zelfbeschikkingsrecht van de Oekraïners te ontkennen.

We moeten de kwestie van vredesonderhandelingen in ditzelfde licht zien: het is zeer waarschijnlijk dat de oorlog in onderhandelingen eindigt en het is ook waarschijnlijk dat Rusland daarin op punten zijn zin zal krijgen. Maar vanuit de erkenning dat de Oekraïners een gerechtvaardigde strijd voeren, moeten socialisten in het westen elke suggestie afwijzen dat hierover in Washington of in Den Haag kan worden beslist – laat staan dat activisten in het westen Oekraïne onder druk moeten zetten om het tot onderhandelen te dwingen.

We gebruiken de maanden december-januari om een aantal artikelen van het afgelopen jaar uit de Socialist alsnog te plaatsen. Dit artikel verscheen in het juni-nummer.

Jij wilt ons nieuws.





    Je emailadres is vereist.