Ingezonden: inflatie door geldschepping
Wanneer er meer extra geld in roulatie wordt gebracht dan overeenkomt met de toename van de productie, dan ontstaat inflatie: een verhoging van het prijsniveau over de hele linie. Daarnaast of daarboven kunnen prijzen ook stijgen door marktverstoringen. In de gangbare definitie van inflatie wordt hierin geen onderscheid gemaakt. Dat is echter wel van groot analytisch belang.
Tijdens de coronapandemie zagen regeringen zich gedwongen honderden miljarden aan staatssteun in de economie te pompen. Dit terwijl en juist omdat de productie goeddeels stil lag. Een belangrijk deel van de inflatie tijdens en direct na de pandemie is hierop terug te voeren. Maar in het artikel over inflatie in de vorige editie van de Socialist (#372) wordt hier volledig aan voorbijgegaan. De indruk wordt gewekt dat de inflatie geheel veroorzaakt werd en wordt door incidentele of meer structurele marktomstandigheden als gevolg van de oorlog in Oekraïne en mislukkende oogsten. Dat speelt zeker een grote rol, maar het is dus niet het hele verhaal.
De duizenden miljarden die sinds de crisis van 2008 in de economie zijn gepompt, hebben nauwelijks tot inflatie geleid. Wellicht is daardoor het idee ontstaan, dat dit tegenwoordig niet meer zo werkt. Maar deze quantitative easing kwam nauwelijks in de reële economie terecht en veroorzaakte alleen inflatie op de financiële markten in de vorm van stijging van de aandelenkoersen. De staatssteun tijdens de pandemie was van een heel ander karakter.
Het is van groot belang deze oorzaak van inflatie goed te blijven onderkennen, juist nu de landen van de EU 800 miljard extra aan bewapening gaan spenderen. Ze gaan die miljarden niet ophalen door verhoging van de winstbelasting of invoering van een miljonairstaks. Het zal de inflatie opnieuw aanwakkeren en de werkende bevolking zal opnieuw getroffen worden – de laagstbetaalden nog het meest – zoals in het artikel terecht wordt gesteld.
Michel Tilanus, Rotterdam