In gesprek met vier bondsbestuurders over de koers voor een strijdbare vakbeweging

Het bezuinigingsoffensief van het nieuwe rechtse kabinet onderstreept dat de opbouw van een strijdbare vakbeweging na jarenlange polderpolitiek van groot belang is. John van Mullem en Bart Griffioen spraken uitgebreid met bondsbestuurders Herrie Hoogenboom en Egbert Schellenberg van FNV Bondgenoten en Lot van Baaren en Ger Geldhof van Abvakabo FNV over nieuwe strategieën, oude vakbondsprincipes en de onderlinge verhouding tussen vakbonden en linkse politiek.
13 november 2010


Foto: schoonmakers op het dak van het hoofdkantoor van CSU tijdens hun blokkade van het schoonmaakbedrijf (13 april 2010)


Foto: Herrie Hoogenboom (links) en Egbert Schellenberg (rechts)

‘EEN STERK LINKS KOMT ER NIET ZONDER NIEUW KLASSENBEWUSTZIJN’

Herrie Hoogenboom (40) en Egbert Schellenberg (52) zijn bestuurders bij FNV Bondgenoten. Herrie was als organizer nauw betrokken bij de schoonmakersstaking van dit voorjaar. Inmiddels is hij bestuurder in de schoonmaaksector. Egbert is sectorbestuurder petrochemie. Hij speelde vanuit Rotterdam een belangrijke rol in de vakbondsmobilisatie in 2004. Tevens is hij mede-initiatiefnemer van netwerk FNV Vecht voor je Recht en Rekening Retour.

Is de arbeidersklasse in Nederland anno 2010 genoeg georganiseerd om een nieuw bezuinigingsoffensief af te slaan?

Herrie: ‘De vraag is of we van een arbeidersklasse kunnen spreken in de traditionele zin van het woord. Die klasse is er wel, maar ik merk weinig van een klassenbewustzijn. Het uitzonderlijke aan het proletariaat was ooit de claim: “Wij de uitgeslotenen staan voor het geheel, en de toekomst van het geheel.” Maar linkse partijen nemen tegenwoordig bijna uitsluitend stelling vanuit een moreel gefundeerd wereldbeeld, terwijl de arbeidersklasse uit louter consumenten lijkt te bestaan.’

Egbert: ‘Ik werk als bestuurder in traditionele sectoren waar ik duidelijk wel klassenbewustzijn tegenkom, zoals in de havens, petrochemische industrie, metaalbedrijven. Dit zijn niet de mensen die gezien hun loon het meest armlastig zijn. Maar het zijn wel de mensen die als eerste in actie komen als het bijvoorbeeld over de pensioenen gaat. Het zijn deze mensen die in Rotterdam in de aanloop naar het massaprotest in 2004 leiding hebben genomen. En dit is slechts een klein deel van de totale arbeidersklasse.’

In oktober van dat jaar stonden we met 350 duizend mensen op de grootste vakbondsdemonstratie sinds de Tweede Wereldoorlog. Als je kijkt naar het voorafgaande mobilisatietraject en je vergelijkt dat met vandaag dan zie je nogal een verschil.

Egbert: ‘Op zich was de aanval toen niet anders dan nu. Er was wel een koers van dat we het niet zouden pikken. Nu is de lijn van de FNV: aan de ene kant overleggen en aan de andere kant halfslachtig mobiliseren. Hieraan ten grondslag ligt het voorjaarsakkoord van 2009, waaruit duidelijk bleek dat het pensioenprobleem niet opgelost is, ondanks de beloftes van Agnes Jongerius. Er had gewoon gezegd moeten worden dat de verhoging van de AOW-leeftijd er niet komt. Maar door alsmaar doorpolderen zijn er kostbare maanden van mobilisatie weggegooid en is er een belabberd compromis uitgekomen.’

Herrie: ‘In 2004 waren de plannen van de regering over het prepensioen voor de vakbonden reden om te mobiliseren. Daar werd toen massaal gehoor aan gegeven. Maar veel mensen stonden op de Coolsingel in september en vooral op het Museumplein in oktober met een veel bredere agenda, er was een algemene onvrede over het kabinet: 2 oktober 2004 was ook de dag van Keer het Tij.’

Wat is er dan misgegaan sinds 2004?

Egbert: ‘Het heeft toen niet geholpen om een estafettestaking in te gaan. Het was het begin van een versnipperstrategie. Wij riepen toen ook dat we naar een 24-uursstaking moesten, daarna naar een landelijke staking en zo verder de druk opvoeren. Dan zijn het juist de sterke sectoren die het beeld vormen en een vehikel zijn. Maar al in 2003 waarschuwden wij dat je geen open einden aan je sociaal akkoorden moet hebben. Toch deden ze dat in 2009 gewoon weer. Dan lopen de werkgevers boos weg uit het SER-overleg in plaats van de vakbond, en dan moet er in één keer gemobiliseerd worden.’

‘We zitten nu in een situatie dat er in een paar bonden meer oppositie bestaat. Maar als een motie wordt aangenomen om een actietraject in te gaan en het federatiebestuur niet meewerkt, dan zijn we nog niet zover dat er een motie van wantrouwen wordt neergelegd. Toch heb ik in de 28 jaar dat ik werkzaam ben in de bond dit nog nooit zover zien komen. Je ziet dat er beweging is. De vraag is wanneer het momentum valt dat het bestuur wel moet aftreden. Dit zou een geweldig signaal zijn, dat we af moeten van het poldermodel.’

Herrie: ‘Ik denk zelf niet dat het probleem bij de leiding ligt. Op het moment dat er van onderop meer protest en verontwaardiging zou klinken, dan denk ik dat de leiding daar graag gehoor aan zou geven.’

De flirt van Jongerius met Wilders om een ‘duivelspact’ aan te gaan rond de AOW stuitte op oppositie in de bond.

Herrie: ‘Ik was het met Agnes eens. Als bond dealen wij “met de duvel en z’n ouwe moer”, we overleggen dagelijks met klootzakken van werkgevers en sluiten daar ook akkoorden mee in het belang van onze leden.’

Egbert: ‘Ja, we sluiten akkoorden met klootzakken, maar niet met klootzakken die bevolkingsgroepen uitsluiten. Bij onze kaderleden was dat duivelspact een no-go gebied. Jongerius moest die opmerking toen weer inslikken.’

Wat zegt dat over democratie in de bond?

Herrie: ‘Ik vind dat de vakbond van, voor en door de leden moet zijn. Een groot deel van de leden lijkt nu vooral consument van de FNV als “zaakwaarnemer”. Dat bewustzijn willen wij vanuit de organizing veranderen. De vakbond ben je zelf, jij en je collega’s. Dat betekent ook dat als een vakbondsbestuurder in onderhandelingen het acceptabele resultaat niet binnenhaalt, je er dan ook staat en actie voert. Je moet niet verwachten dat een bestuurder dingen voor elkaar krijgt omdat hij het allemaal zo mooi kan vertellen. De enige basis waarop we iets voor elkaar kunnen krijgen is werkelijke macht. Vakbondsmacht bestaat uit vastberaden leden.’

Egbert: ‘En je kunt ook met een kleine groep al relatief veel bereiken. Neem bijvoorbeeld de kloofdichters, die gebruik hebben gemaakt van de democratische mogelijkheden in de AbvaKabo. Maar op zich is de vakbond niet democratisch. Ik krijg ook vaak genoeg het verzoek van bovenaf of ik mijn grote mond weer eens wil houden. Wij blijven echter proberen kritische geluiden te laten horen en zaken aan te kaarten op bondsraadniveau. Om te zorgen dat er wat gaat bewegen.’

Zouden organizing op de werkvloer en samenwerkingsverbanden zoals Rekening Retour meer bij elkaar moeten komen?

Herrie: ‘Organizing begint ermee mensen serieus te nemen en leden hun eigen verhaal te laten doen. Organizers zoeken naar collectieve issues waar mensen zich voor willen inzetten. Als je dingen vóór de mensen vindt of wilt doen, dan sla je de eerste en belangrijkste stap over. Dat zouden linkse partijen en initiatieven zoals Rekening Retour zich ook meer moeten beseffen. Ik denk dat je politiek vooral moet benaderen vanuit een belang. Vanuit dat belang kijken naar de mensen die als eerste worden getroffen en vanuit de eerste kring getroffenen zoeken naar een tweede kring om hen heen.’

Egbert: ‘Toch zijn we in Rekening Retour daar ook mee bezig: ambtenaren, studenten, ouderen, enzovoort aanspreken op wat er met hen gebeurt, en hun belangen bij el-kaar brengen. We moeten daarvoor ook zelf actiemomenten creëren om naar toe te werken, vanuit het brede bezuinigingsoffensief dat op ons afkomt. Met de manifestatie op 23 oktober in Den Haag zet Rekening Retour bewust een politiek focuspunt neer waar mensen naartoe kunnen komen en zelf voor kunnen mobiliseren. Je kunt daardoor mensen op allerlei niveaus aanspreken, we hebben daarbij ook een lijst met eisen die aansluiten op specifieke strijd.’

Wat zegt dit over de verhouding tussen links en de vakbeweging?

Herrie: ‘Allereerst, ik vind het verbijsterend dat de partij van de bazen met haar neoliberale vrijemarktfundamentalisme, de ideologie die de crisis heeft veroorzaakt, in de verkiezingen de grootste is geworden. Wat betreft links: ik zie amper links. De SP is groot geworden door met mensen aan de basis de partij op te bouwen. Maar ook de SP lijkt zich al een tijdje meer te concentreren op parlementair werk. Mijn kritiek op parlementair links: je kan het niet vóór mensen willen doen. Mensen moeten het echt zelf doen en leren doen. Een sterk links gaat er niet komen als er geen nieuw klassenbewustzijn komt, en dat gaat er niet komen als daar geen ruimte aan wordt gegeven en het niet wordt aangewakkerd door gezamenlijke actie en strijd.’

Maar is er niet juist een taak voor linkse organisaties om met hun leden in bond en bedrijf het klassenbewustzijn te verhogen? Dus schijnbare tegenstellingen uit de wereld te helpen en van onderaf collega’s te organiseren?

Egbert: ‘Jazeker. Daarom doe ik er ook aan mee. Je verandert alleen iets door jezelf actief op te stellen. En dat moeten we verder uitbouwen. Je moet alleen uitkijken dat je niet te ver voor de troepen uit rent. Je hebt in de bond altijd te maken met verschillen tussen je collega’s, met allerlei politieke kleuren en ideeën.’

Herrie: ‘Als “revolutionairen” hebben we allereerst de taak om ons als vissen onder de massa te begeven en daar vooral goed naar mensen te luisteren. De schoonmakers kregen tijdens de acties ontzettend veel steun en sympathie, vooral van links. Tegelijkertijd merkte ik bij veel sympathisanten onvermogen om zich tot de schoonmakers te verhouden. Wel steun, maar niet weten hoe of waarover men met een concrete schoonmaker zou moeten praten.’

Wat zijn nu de stappen vooruit?

Herrie: ‘Organizing is de afgelopen vier jaar enorm gegroeid terwijl nog veel onzeker is over hoe het verder vorm zal krijgen. Er moet nog veel geleerd en ontdekt worden. Veel vallen en opstaan lijkt mij. Maar ik verwacht een toekomst van strijd en nog meer strijd. Ik steun Rekening Retour en weet zeker dat de leiders en activisten onder de schoonmakers dat ook doen. Maar er moeten veel meer initiatieven komen. Om tegenwicht te geven aan de machthebbers en bazen hebben wij een groter, samenbindend verhaal nodig – het verhaal van echte mensen die bereid zijn wat te doen.’

Egbert: ‘De vakbeweging moet mensen weer mobiliseren en via acties druk uitoefenen. In 2004 zag je dat politieke partijen naar de bijeenkomsten toe moesten komen omdat massa’s mensen in beweging kwamen. Door dergelijke druk zou de SP weer een stuk naar links kunnen opschuiven. Met Rekening Retour hebben we nu contact met de SP-leiding over samenwerking, maar die is helaas nog terughoudend. Duidelijk is dat we nu reeds verzet en organisatie nodig hebben, want puur spontaan gebeurt dat niet. We moeten mensen bijeenbrengen en tegelijkertijd een verband leggen met het neoliberale beleid. Laten zien dat het geen natuurverschijnsel is maar politiek, en dat het allemaal te maken heeft met keuzes die je maakt: laat de rijken de crisis betalen.’


Foto: Ger Geldhof en Lot van Baaren spreken de zaal toe tijdens de Rekening Retour bijeenkomst op 22 mei (foto Jos van Zetten)


‘DAT IS VAKBONDSWERK OP DE WERKVLOER: WIJ ZIJN ZICHTBAAR’

Lot van Baaren (52) en Ger Geldhof (54) werden als zogenaamde ‘kloofdichters’ gekozen in het nieuwe Abvakabo-bestuur op het congres in mei van dit jaar. Lot werkt in de kinder- en jeugdpsychiatrie. Ze is 25 jaar actief kaderlid in onder andere de bondsraad en de afdeling Rotterdam Rijnmond. Ger werkt bij het Amsterdamse Gemeentelijk Vervoerbedrijf (GVB) en is daar voorzitter van de ondernemingsraad. Hij is 27 jaar kaderlid, zat in de bondsraad en is secretaris afdelingsbestuur Amsterdam.

Waar komen de kloofdichters vandaan?

Ger: ‘Lot en ik zijn al jarenlang actief binnen de Abvakabo. Dit is van oudsher een ambtenarenbond en het is nooit de meest progressieve FNV-bond geweest. Als je vroeger op congressen alleen al naar de interruptiemicrofoon liep, kreeg je al blikken die konden doden! Rotterdam en Amsterdam hebben altijd wel aan de linkerkant gestaan in de oppositie tegen een behoudend bondsbestuur. In de afgelopen tien jaar hebben we steeds meer samengewerkt.’

Lot: ‘Al op het congres van 2006 hadden we uit onvrede over het poldermodel een motie op tafel gelegd voor een meer strijdbare vakbeweging. Rotterdam en Amsterdam trokken samen op en konden enkele andere afdelingen en sectoren meekrijgen. Daarom boog het bestuur mee met de motie, maar ze probeerde er wel nog wat aan te sleutelen om die vervolgens na het congres snel ergens onder in het archief weg te stoppen.’

Toen kwam het bestuur in 2007 met een nieuwe strategie, een oriëntatie op hoger opgeleiden?

Ger: ‘Beter gezegd, ze wilden er een yuppenbond van maken. In plaats van collectieve belangenbehartiging op machtsbasis wilden ze overgaan tot individuele dienstverlening. Niets anders dan marktdenken, waarbij de afdeling marketing en communicatie de grootste rol zou krijgen. Wij schreven een tegenstuk dat positief werd ontvangen, zelfs bij de gezagsgetrouwe achterban. Uiteindelijk werd een werkgroep opgericht die zich over een nieuwe “missie, visie en strategie” boog. Het compromisdocument dat daar uit kwam werd op een extra congres vastgesteld.’

Lot: ‘Daarna werden de punten van het bestuur wel voortvarend aangepakt, maar onze inbreng bleef liggen. Omdat ook andere mensen de discussie van dichtbij hadden gevolgd konden we het in de bondsraad ter sprake brengen. We hebben in het verleden talloze malen moties ingediend die niet de meerderheid kregen, maar nu steunden steeds meer leden onze kritiek.’

Ger: ‘Ook hadden we een forse aanvaring toen men het personeelsbestand van de bond wilde verminderen en gedwongen ontslagen daarbij niet uitgesloten werden. Dat was voor veel kaderleden onacceptabel: een vakbond gaat geen personeel gedwongen de laan uitsturen, maar zoekt een fatsoenlijke en sociale oplossing. Gelukkig kregen we dat voor elkaar.’

Lot: ‘Toen kregen we in 2007 ook een hoogoplopende discussie over de meerjarenbegroting. Nu wilde het bestuur in haar drang naar bedrijfsmatig denken weer meer centraliseren en het aantal regiokantoren verminderen. De afstand naar kaderleden en leden werd daarmee steeds groter, zelfs fysiek. De bondsraad steunde ons voorstel om alle regiokantoren open te houden en daarmee de belangenbehartiging dicht bij de leden te houden.’

Voorjaar 2009 stemde een meerderheid in het FNV-referendum voor het sociaal akkoord. Het enige struikelblok was nog de AOW-leeftijd, waarvan Agnes Jongerius zei dat ze dat wel in de SER zou regelen voor 1 oktober.

Ger: ‘Als gevolg van dat akkoord moest ikzelf tijdens loononderhandelingen bij het GVB de looneis bijstellen omdat we eerst voor 3 procent gingen, maar door het akkoord moesten we terug naar nagenoeg nul. In ruil zouden de werkgevers meewerken aan alternatieven voor bezuinigingen op de AOW. De FNV ging toen bijvoorbeeld nog voor het afschaffen van de villasubsidie. Maar in de zomer hebben ze als federatieraad besloten om dat los te laten, zonder de achterban te informeren, laat staan te raadplegen.’

Lot: ‘Op 29 september discussieerden wij in de bondsraad over de AOW-acties. Een door mijn afdeling ingediende motie, waarin onder andere stond dat ze niet mochten sleutelen aan de inzet om de AOW-leeftijd op 65 jaar te houden, werd aangenomen. Daarna kwam ’s middags de persconferentie van de vakcentrales waarin een alternatief werd gepresenteerd: de AOW zou geflexibiliseerd worden, de alternatieve bezuinigingen waren van tafel en het geld werd alsnog bij de AOW gehaald. Het bestuur stond duidelijk met de rug naar de leden te onderhandelen met werkgevers en politiek.’

Ger: ‘Wij zijn toen om de tafel gaan zitten en vonden elkaar in de conclusie dat het zo niet verder kon. Er moest een ander bestuur komen dat de leden serieus nam en deed wat er was afgesproken. We hebben toen in november de knoop doorgehakt dat we ons verkiesbaar wilden stellen op het volgende congres en zijn op zoek gegaan naar anderen die mee wilden doen. Zo zijn de kloofdichters ontstaan.’

Lot: ‘We konden afgelopen mei verkozen worden omdat inmiddels veel meer leden kritischer tegenover het bestuur stonden. Maar dat is wel een kwestie geweest van hard werken. Van uitleggen dat we zelf het verschil konden maken. Onze vakbond moest een strijdbare vakbond worden – een bond van, voor en door de leden.’

Hoe zie je jullie rol in de periode die voor ons ligt?

Lot: ‘De vakbeweging is een grote mammoettanker en die krijg je niet zomaar om. Vroeger stonden we gewoon aan boord, nu staan we in de stuurhut. Maar ook daar moeten we blijven wijzen op de onderwerpen die van belang zijn en manieren verzinnen om de bond te versterken. Collectieve kracht op de werkvloer en solidariteit moeten weer inhoud krijgen. Dat kan onder andere door organizing, werken van onderop, door mensen te leren zichzelf te helpen.’

Ger: ‘Vroeger kon het mij gebeuren dat ik ’s morgens op mijn werk aankwam en dat de poort was geblokkeerd. Het openbaar vervoer staakte en je kon in de kantine horen wat er aan de hand was. Iedereen staakte mee, maar wist amper waarom. Dat klopt niet. Het gaat erom dat mensen hun eigen actie maken, dat ze zelf kunnen uitleggen wat er aan de hand is, wat ze willen. Daarvoor moeten mensen goed geïnformeerd zijn.’

‘Organizing is in die zin dus eigenlijk een ouderwets vakbondsprincipe, want zo is de vakbond ontstaan. Zelf heb ik bij het GVB jarenlang hard gewerkt om daar samen met anderen een stevige vakbondsgroep op te zetten. Nu hebben we een dynamische groep van 135 kaderleden. We zijn continu bezig om daar de belangen van onze collega’s te behartigen. Dat is een enorm moeilijke klus. Je moet er aan trekken om mensen actief te houden, maar dat lukt ons. Dat is vakbondswerk op de werkvloer: wij zijn zichtbaar. Iedereen daar kent wel een kaderlid.’

Dat lijkt veel op het ouderwetse ‘rank and file organising’?

Lot: ‘Het gaat over bewust zijn van de kracht die je samen hebt. Het gaat er om dat leden zelf zich weer actief gaan opstellen en merken dat we kunnen winnen als we samen ergens voor gaan. Vooral mét elkaar en niet als ‘FNV, uw zaakwaarnemer’. Ook bij organizing moet je uitkijken dat er niet net als in Amerika lagen ontstaan die zeggen “we nemen jullie punten wel mee in de onderhandelingen” en daarmee de machtsbasis van de werkvloer ondermijnen. Het gaat niet alleen om wat er gebeurt maar ook hoe het gebeurt.’

Jullie waren aanwezig bij de bijeenkomst van Rekening Retour in mei. Wat vind je van dit initiatief?

Lot: ‘Er zit nu nog te weinig vakbond bij Rekening Retour, maar wij steunen het. Het verzet tegen de afbraakpolitiek moet stukje bij beetje weer opgebouwd worden. De Abvakabo heeft op 29 september dan ook een demonstratie georganiseerd in Den Haag om een signaal af te geven dat mensen zich gereed moeten maken om in verzet te komen.’

Ger: ‘Je hoort allerlei ontzettend goede kritische geluiden, ook bij FNV Bondgenoten, maar ze moeten zich verenigen om een verschil te maken. Daarin kan Rekening Retour wel degelijk iets betekenen. Wij hebben op ons laatste congres in ieder geval besloten dat we met alle maatschappelijk relevante organisaties zullen samenwerken om ons doel te bereiken. Dat biedt nieuwe mogelijkheden.’

Het tijdschrift Spanning van de SP stond onlangs in het teken van de verhouding tussen links en de vakbeweging. De SP hanteert daarin zelf de lijn dat dit strikt gescheiden terreinen zijn, terwijl bijvoorbeeld havenbestuurder Niek Stam juist een rol ziet voor links om heldere ideeën aan te dragen in de bond. Wat is jullie kijk hierop?

Lot: ‘In de vakbond gaat het over werknemersbelangen, maar soms raakt het belangen van andere organisaties, patiëntenverenigingen in de zorg bijvoorbeeld. Samenwerking ligt dan voor de hand. Dat kan ook breder, want uiteindelijk heeft alles met elkaar te maken. Een partij moet echter niet haar hele politieke programma in de vakbeweging willen projecteren. De SP kan wel haar leden oproepen om actief vakbondslid te worden.’

Ger: ‘Ik ben geen lid van de SP of een andere partij. Maar als voorzitter van de ondernemingsraad van het GVB werk ik met iedereen in de gemeenteraad samen die het met ons eens is. Ik vind het van het grootste belang dat er iemand in de raad of het parlement zit die vertolkt wat wij vinden. De SP heeft nu die rol in zekere mate overgenomen van de PvdA. Het gaat er hoe dan ook om dat we bezig zijn met de belangen van werkende mensen.’

Ben je optimistisch ondanks de donkere periode die er aan komt?

Ger: ‘Ik ben altijd optimistisch. Er gaat weliswaar ongelooflijk veel narigheid op de mensen afkomen, maar ik geloof dat dit draagkracht gaat opleveren voor verzet. Ik heb zo vaak meegemaakt dat mijn werkgever mensen nijdig maakte en dat hij door juist de verkeerde dingen te doen ze dan pisnijdig maakte. Ik geloof dat het ook echt mogelijk is om mensen bewustzijn bij te brengen en mensen te helpen zichzelf te helpen.

Lot: ‘We moeten wel blijven uitkijken voor de klassieke valkuilen. Want voor je het weet ga je je gedragen als bestuurslid en ontstaat er afstand. We moeten contact blijven houden met leden en afdelingen. Anders blijft de leiding van de vakbeweging in de handen van een paar mensen.’

Ger: ‘We moeten ook overwinningen leren claimen en meer werken aan onderlinge solidariteit. Tijdens de schoonmakerstaking wilden ze bij het GVB stakingbrekers inzetten. Herrie Hoogenboom belde mij toen op. Wij spraken af dat als er besmet werk werd gedaan, wij daartegen zouden optreden. Gelijk werd het besmette werk afgeblazen. Dat nieuws kwam ook bij de schoonmakers terecht en die voelden zich gesteund. Dat lijken misschien kleine dingen, maar ze zijn van enorm belang.’