In de kleur van ons bloed

Dennis Bos heeft zijn boek Bloed en barricaden gewijd aan de herinnering van de Parijse Commune. Bos ontleedt de legende die rondom de Commune ontstond en trekt daarbij soms scherpe, soms opzienbarende conclusies. Zal ‘onze eerste revolutie’ ooit nog dezelfde zijn?
10 september 2014

Door Sjerp van Wouden

De Commune van Parijs vond plaats in 1871. De Franse heersende klasse had tijdens de Frans-Pruisische oorlog de bevolking bewapend, en probeerde na de nederlaag de controle over Parijs te heroveren. In plaats daarvan greep de gewapende arbeidersklasse de macht. 72 dagen was één van de meest vooraanstaande wereldsteden in de handen van revolutionairen en in oorlog met de Derde Franse Republiek. De Commune eindigde in een nederlaag: de wraak van de heersende klasse kostte twintigduizend mensen het leven.

De moderne arbeidersbeweging had voor het eerst aan de macht geroken. Dit was de revolutie waarvoor ze knokten en die zo lang op zich liet wachten. Voor socialisten van iedere snit, schrijft Bos, werd de Commune een referentiepunt, een symbool van hoop en onmisbaar lesmateriaal. Zo ontwikkelde zich rondom de Commune een legende waarop opvattingen werden geprojecteerd en waaruit legitimiteit werd geput. Symboliek als ‘de rode vlag’ en De Internationale zijn voortgekomen uit, of gepopulariseerd door de herdenking van de Commune. Hoe dat gebeurde, is Bos’ onderwerp.

Vanaf het begin wordt de lat voor de lezer hoog gelegd. Bos veronderstelt veel historische voorkennis, en kennis van Engels, Duits, Frans en ‘ingewikkeld’ Nederlands. Het boek telt wel zeshonderd pagina’s tekst. Dit komt niet door de hoeveelheid analyse, maar doordat wat aan het begin nog leest als vermakelijk proza, aangevuld met anekdotes, gedurende het boek verandert in wollige tekst. Bloed en barricaden is mede daardoor wisselend van kwaliteit, nu eens beschrijvend, breedsprakig en analytisch zwakker, dan weer sterker.

Marx

Er is hier geen ruimte het gehele werk te bespreken. Om toch op de inhoud in te gaan, beperk ik mij tot het onderdeel waarin Bos Marx’ De burgeroorlog in Frankrijk bespreekt. Dit werk, in 1871 geschreven in opdracht van de Eerste Internationale, legde de basis voor de legende van de Commune. Het is nog steeds een marxistische klassieker. Dit onderdeel is één van Bos’ sterkere.

Bos puzzelt De burgeroorlog uit elkaar, laat zien hoe het tot stand kwam en later doorklonk. Er blijft schijnbaar weinig heel van Marx’ werk, vooral als Bos concludeert dat ‘De kracht van De burgeroorlog in Frankrijk [nu juist] school […] in het ongenadig retorisch geweld en de zuivere contrasten. Dat daartoe de waarheid geweld was aangedaan, dat de “marxistische” klassenanalyse ondergesneeuwd raakte door het luidkeels appelleren aan [onderbuikgevoelens], zal de auteur zelf hebben beschouwd als een noodzakelijk offer op het altaar van de volksgunst.’

Wie Bloed en barricaden leest, neigt ertoe om Marx naar de papierbak te brengen. Bos toont inderdaad overtuigend aan hoe Marx zaken verdraaide om een helder contrasterend beeld te schetsen van de Commune en de Derde Franse Republiek. Zo waren de communards volgens Marx zedelijk, ridderlijk, solidair en was misdaad nagenoeg verdwenen tijdens de Commune. De klassenvijand was daarentegen corrupt, onzedelijk, decadent en meedogenloos.

Laten we echter niet het kind met het badwater weggooien. Het valt Bos namelijk een stuk makkelijker deze fantasierijke stukken van De burgeroorlog te ‘deconstrueren’ dan de theorieën uit het derde hoofdstuk, wat hij zelf de kern van het betoog noemt. Bos laat zien hoe Marx hier de Commune beschreef als de eerste arbeidersregering en er belangrijke lessen uit trok over revolutionaire staatsvorming.

De confrontatie met deze en andere theorieën durft Bos niet werkelijk aan. In plaats daarvan brengt hij ze in diskrediet door onder andere te wijzen op hoe latere generaties de tekst een bijbel-achtige status gaven en hoe conformeren aan Marx werd gelijkgesteld aan ‘goed’ Vervolgens worden de theorieën in verband gebracht met stalinistische dictatuur en extreem-links terrorisme. Bos rukt de vorm van de inhoud los en zegt weinig inhoudelijks over hoe Marx de Commune herinnerde in zijn theorieën. Dergelijke intellectuele zondes worden vaak begaan in Bloed en barricaden.

Marxisme is geen intellectuele oefening. Lessen trekken uit revoluties en theorieën vormen is essentieel om onszelf te kunnen bevrijden uit de huidige ellende. Het dedain waarmee Bos schrijft laat zien dat hij dit laatste niet serieus neemt. Dat de inhoud van revolutionaire lessen ertoe doet, kunnen we zien in de Russische Revolutie. De Bolsjewieken trokken bewust lessen van eerdere gefaalde revoluties. Dit hielp hun om geen 72 dagen maar een aantal jaar de revolutie in stand te houden.

Bos is zelf niet vies van het retorische geweld waar hij Marx terecht van beschuldigt. Door alle ‘socialisten’, van vrijheidsstrijders tot apologeten van dictators, op één hoop te gooien, doet Bos de geloofwaardigheid van zijn werk geweld aan. Zo sloot De burgeroorlog aan op een burgerlijk ideaal van zedelijkheid dat heerste in de arbeidersbeweging.

Bos trekt dit door naar de ‘caféhaat’ die leefde onder de heersers van het zogenaamd ‘communistisch’ Albanië. Dergelijke absurde denkstappen komen jammerlijk vaak voor in Bloed en barricaden. Tenslotte beperkt dit ook de diepgang van het boek doordat Bos weinig doet met de politieke verschillen tussen allen die hij ‘socialisten’ noemt. Al met al is Bloed en barricaden geen onverdeeld succes.

Dennis Bos
Bloed en barricaden: De Parijse Commune herdacht
Uitgeverij Wereldbibliotheek
752 pagina’s / €29,90