Ibtissam Abaâziz: ‘de strijd tegen islamofobie is een principiële strijd’

Hoe en waarom ben je begonnen met de stichting Meld islamofobie?
Naar aanleiding van de aanslag op de redactie van Charlie Hebdo in Frankrijk voelde een groep betrokken burgers zich geroepen om het initiatief te nemen tot een Facebook-groep die inzicht biedt in meldingen van islamofobie. We voelden dezelfde islamofobe sfeer als na 9/11: een kentering in het politieke discours. Tegelijkertijd leefde het gevoel sterk bij ons dat islamofobie niet erkend werd als een probleem.
Er was geen monitoring van islamofobie en ook weinig informatie daarover te vinden. Daarom startten we Facebook-pagina Meld Islamofobie. Dit initiatief had in eerste instantie twee doelen: ten eerste wilden we normalisatie van islamofobie in de samenleving tegengaan. Maar omdat normalisering twee kanten op werkt, wilden we ook aan de islamitische gemeenschap meegeven: dit moeten wij niet normaal vinden, dit hoort niet. We wilden dus bewustwording stimuleren door verhalen over islamofobie te delen.
In 2015 liep de pagina Meld Islamofobie direct storm met meldingen van islamofobie. Aan de meldingen die binnenkwamen konden we zien dat er in de periode na Charlie Hebdo sprake was van een geweldsgolf, waar met name vrouwen met een hoofddoek slachtoffer van waren. Daarop werd er van de verschillende meldingen in 2015 een rapport opgemaakt. Meteen werd daarmee bewezen dat een van onderop opgezet platform over islamofobie nodig was. In die tijd begonnen we ook onze eigen opinies te plaatsen en werden wij uitgenodigd om op politieke bijeenkomsten te spreken.
Voor ons was toen duidelijk dat het tijd was voor de volgende stap en met behulp van crowdfunding hebben wij toen de officiële stichting Meld Islamofobie opgericht. Ons doel hiermee is om aan kennisproductie te doen, wat mensen handvatten kan geven om in actie te komen. Want voor politieke actie heb je ook kennis nodig.
Wat kun je vertellen over de inhoud en het ontstaan van het rapport dat jullie dit jaar hebben uitgebracht?
Antidiscriminatiebureaus, waaronder de Anne Frank Stichting, kwamen in 2018 met de melding dat er in 2016 en 2017 sprake was van een daling van racisme en discriminatie in Nederland. Volgens ons klopte dat niet, zeker als je kijkt naar het politieke klimaat in die tijd. Destijds steeg Forum voor Democratie bijvoorbeeld in de peilingen, werd het ‘antiradicaliseringsbeleid’ van de overheid steeds agressiever en werd bovendien een vroege versie van het boerkaverbod voorgesteld.
Dus op basis van dergelijke ontwikkelingen verwachten wij eigenlijk een stijging. Deze antidiscriminatiebureaus gebruikten namelijk veel cijfers van de politie, terwijl eigenlijk algemeen bekend is dat er sprake is van onderrapportage als het gaat om discriminatie.
Het viel Meld Islamofobie ook op dat, als racistische incidenten al het nieuws halen, deze nooit gingen over het slachtoffer. De focus was vooral op wat juridisch strafbaar was, en wel volgens een heel nauwe definitie van racisme en discriminatie.
Daarop heeft Meld Islamofobie een vragenlijst uitgezet waarin respondenten werd gevraagd naar de ervaring van islamofobe incidenten in 2018. Dit rapport was verkennend van aard. Het richtte zich op de meldingen van islamofobie en op de ervaringen van respondenten. Vanuit de persoonlijke ervaringen konden we aangeven dat moslims zich echt zorgen maken over hun toekomst en hun veiligheid in Nederland. Meer dan 40 procent van de respondenten gaf aan dat zij meer dan vijf islamofobe incidenten hadden meegemaakt in 2018.
In 2018 waren er in totaal meer dan duizend meldingen van islamofobie – een cijfer dat je in geen enkel antidiscriminatierapport tegenkomt. Door na te vragen weten wij ook dat over het algemeen mensen geen werk maken van deze incidenten: er is een lage meldingsbereidheid. Dat komt onder andere door een laag vertrouwen dat er iets gedaan wordt met de meldingen. Maar het heeft er ook vooral mee te maken dat islamofobie al ervaren wordt als een alledaags fenomeen. De momenten van discriminatie vinden plaats op school, openbaar vervoer en in andere publieke ruimtes. Het zijn alledaagse subtiele en minder subtiele incidenten waar slachtoffers zich simpelweg niet aan kunnen onttrekken.
Dit zijn meldingen die normaal niet boven komen drijven, omdat Nederlandse anti-discriminatiebureaus zich vooral richten op wat op basis van een nauwe definitie juridisch hard te maken is. Op deze manier wordt er als het ware een blinde vlek ontwikkeld. En ook dit is een gevolg van normalisatie van islamofobie in de samenleving.
Hoe is de houding van de samenleving richting moslims veranderd?
Het politieke discours draagt bij aan de normalisatie van islamofobie. Premier Rutte geeft aan dat hij niets kan doen aan discriminatie om vervolgens aan te geven dat moslims zich maar moeten invechten. Pegida had ook een keer in Den Haag na het ochtendgebed bij een moskee een spandoek opgehangen met racistische leuzen. De officiële reactie van de burgemeester was dat dit een ‘meningsverschil’ was. Hier zie je meteen hoe gemakkelijk racistische intimidatie gebagatelliseerd wordt. En dit is een direct signaal voor mensen: islamofobie is normaal.
Wij hebben ook meldingen gehad van mensen die direct naar aanleiding van Ruttes ‘doe normaal of ga weg’-brief racistische opmerkingen kregen op hun werk. Zo hangen uitspraken in de politieke arena samen met alledaagse racistische incidenten.
Toen het AD een instructie gaf aan haar lezers over hoe je een boerkadrager staande kan houden, was er geen enkele politicus die zich hiertegen uitsprak. Dit terwijl de veiligheid van moslima’s hiermee direct in het geding is. Maar zodra moslima’s in boerka demonstreren voor hun recht om hun gezicht te mogen bedekken dan bemoeit de politiek zich er wel mee! Dan wordt moslima’s verweten dat ze niet genoeg geïntegreerd zijn. Terwijl ze juist door te demonstreren gebruik maken van hun burgerrechten.
Het gevolg van het politiek discours is dat moslims gedehumaniseerd worden en islamofobie genormaliseerd wordt. Het maakt voor de politiek en samenleving schijnbaar niet uit dat moslims zich steeds onveiliger voelen. Voor politici is racisme ook een belangrijk middel, een soort verdienmodel, om stemmen te krijgen. Ook ‘linkse’ politieke partijen zijn daardoor niet geneigd zich uit te spreken tegen racisme. Maar de strijd tegen islamofobie is een principiële strijd.
Hoe zie je de toekomst van Meld islamofobie voor je?
De stichting Meld Islamofobie wil zich meer gaan ontwikkelen tot een kennis- en expertisecentrum als het gaat om islamofobie, zodat het tools kan ontwikkelen om over te gaan tot actie tegen islamofobie.
Voor ons is de strijd tegen islamofobie een principiële strijd. Het is bovendien een strijd die meer dan alleen moslims raakt. De wetgeving tegen moslims zal ook anderen raken: het boerkaverbod zal ook ingezet worden tegen activisten. Maar ook iets als de Sleepwet, dat zogenaamd is opgezet om radicalisering onder moslims tegen te gaan, zal ook worden ingezet tegen andere burgers. Dat zie je al bij klimaatactivisten die de politie op bezoek krijgen. Het is daarom belangrijk dat we allemaal de handen ineen slaan om gezamenlijk deze strijd aan te gaan.