Huurlingen voor Haïti

Nadat meer dan 10.000 Amerikaanse troepen neerstreken in verwoest Haïti, kan de bevolking nu ook hun onafscheidelijke bijproduct verwachten: de Private Military Contractors (PMC’s).
24 januari 2010

Door Pepijn Brandon

De reactie van Washington op de crisis in Haïti lijkt in veel opzichten als twee druppels water op de houding nadat orkaan Katrina New Orleans trof. De wisseling van de wacht in het Witte Huis heeft daar niets aan veranderd. In beide gevallen werd misdadige traagheid in de hulpvoorziening gevolgd door het criminaliseren van wanhopige slachtoffers. In New Orleans werden direct daarop grote contracten verschaft aan Blackwater Inc., die zwaarbewapende huurlingen leverde voor de bescherming van winkels en de huizen van de rijken terwijl zieken en bejaarden stierven op straat. Nu staan bedrijven als Blackwater opnieuw in de rij voor contracten voor het bewaken van inkomende hulpgoederen en de restanten van alles wat van waarde was in Haiti.

De criminalisering van de bevolking brengt zijn eigen tragedies met zich mee. Op 20 januari werd een 15-jarig meisje doodgeschoten op straat omdat zij twee schilderijen uit een winkel had gehaald. De conclusie van de autoriteiten in Haïti zelf en in Washington was om nog meer nadruk te leggen op de noodzaak om ‘rust en orde’ te herstellen. Bij gebrek aan een functionerende overheid zijn PMC’s de eerste kandidaat voor deze taak.

In een artikel in The Nation onthulde onderzoeksjournalist Jeremy Scahill de snelheid waarmee PMC’s reageerden op de winstmogelijkheden in Haïti. Letterlijk een paar uur na de aardbeving lanceerde de International Peace Operations Association (IPOA) een website, waarop ze aankondigde: ‘In de nadagen van de tragische gebeurtenissen in Haïti zijn verschillende bij IPOA aangesloten bedrijven beschikbaar en bereid om een breed scala aan onmisbare hulpdiensten te verlenen aan de slachtoffers van de aardbeving.’ Sommige van deze ‘hulpdiensten’ bevatten mogelijk een element van echte hulp, maar zowel deze als andere PMC-websites maken duidelijk dat dit niet de hoofdmoot zal zijn. Zo belooft www.haiti-security.com zijn cliënten diensten als ‘het beëindigen van grootschalige dreiging’, het afhandelen van ‘arbeidsonrust’, en het verzorgen van ‘gewapend goederentransport’.

De manier waarop PMC’s op Haïti’s ellende zijn gesprongen, weerspiegelt niet alleen het extreme cynisme waarmee privébedrijven doorgaans reageren op collectief lijden. Het toont ook de mate waarin de vitale functies van het imperialisme tegenwoordig worden uitbesteed. Huurlingen vullen de bezettingsmacht aan die in Haïti inmiddels feitelijk is geïnstalleerd. Obama breekt daarmee niet voor het eerst twee belangrijke beloftes die hij nog maar een jaar geleden deed: de belofte van een morele draai in de Amerikaanse buitenlandse politiek, en de belofte om het gebruik van huurlingenbedrijven zoals Blackwater drastisch terug te schroeven.

Het hoeft allemaal niet te verbazen. Op geen enkel terrein is de mate van continuïteit tussen het bewind van Bush en de huidige regering zo groot als in de militaire interventies buiten de grenzen. Zelfs de Republikeinse minister van Defensie Robert Gates werd door Obama niet vervangen. Wat betreft de huurlingencontracten voor Haïti gaat de continuïteit zelfs nog verder terug. Het was Obama’s Democratische voorganger Clinton die tijdens de invasie van Haïti in 1994 het gebruik van PMC’s voor het eerst drastisch uitbreidde – tien jaar voordat George Bush Blackwater-personeel Irak liet binnenstromen.

Ondanks deze grote mate van voorspelbaarheid zou de verontwaardiging niet minder moeten zijn. Terwijl de wereld meeleeft met het drama dat zich in Haïti voltrekt, zullen vele miljoenen van het voor noodhulp bestemde geld verdwijnen in de zakken van de soortgenoten van Blackwater Inc.