‘Hun oorlogen, onze doden’

De aanslagen in Parijs hebben de deur open gezet voor meer bombardementen en meer repressieve maatregelen. Daarmee gooien de Europese leiders olie op het vuur. En dat is precies wat Daesh (Islamitische Staat) wil.
30 november 2015

Door Max van Lingen

Na de aanslagen van 11 september 2001 verklaarden de Verenigde Staten de oorlog aan Afghanistan. Twee jaar later werd ook Irak binnengevallen. Maar de ‘War on terror’ maakte geen einde aan terrorisme, maar creëerde de basis voor de opkomst van Daesh. Abu Bakr al-Baghdadi, de leider van Daesh, radicaliseerde in een Amerikaanse gevangenis in Irak, waar hij een netwerk van sympathisanten kon opbouwen. Ondertussen heeft de Taliban grote delen van Afghanistan weer onder controle.

Desondanks besloten westerse mogendheden – Frankrijk voorop – in 2011 Libië te bombarderen. Zo werd de opstand in Libië gekaapt door imperialistische belangen. Het resultaat was een burgeroorlog die het land – net als Irak en Afghanistan – tot op de dag van vandaag verscheurt. In 2013 stond Frankrijk te trappelen om de Syrische dictator Bashar al-Assad weg te bombarderen. Maar het Britse Lagerhuis stemde tegen luchtaanvallen en de Amerikaanse president Barack Obama schrok op het laatste moment terug.

Waar de tienduizenden Syrische slachtoffers van Assad niet genoeg waren om in te grijpen, was de executie van één Amerikaan door Daesh dat wel. Samen met hun Arabische bondgenoten begonnen de Verenigde Staten in september 2014 Syrië en Irak te bombarderen. De luchtaanvallen waren een reactie op de snelle opmars van Daesh richting de olievelden in Irak.

Na meer dan een jaar bombarderen is Daesh nauwelijks teruggedrongen. Bijzonder pijnlijk was een interview dat Obama een dag voor de aanslagen in Parijs gaf. Volgens hem was Daesh in ieder geval ‘ingedamd’. Het tegenovergestelde bleek waar. De bommen van Obama zijn de beste propaganda die Daesh zich kan wensen. Ze worden hiermee geplaatst tegenover het Amerikaanse imperialisme en zijn corrupte Arabische marionetten.

Het is ondertussen een stuk drukker geworden in het Syrische luchtruim. In augustus besloot Turkije tot deelname aan de bombardementen. In september volgden Frankrijk en Rusland. Officieel zijn de luchtaanvallen van al deze landen gericht tegen Daesh.

Belangen

In werkelijkheid zijn ze gericht op de eigen regionale belangen. Rusland wil Assad in het zadel houden, terwijl Turkije wil afrekenen met Assad en – met de stilzwijgende toestemming van de NAVO – met de Koerden. Hierdoor is een bijzonder gevaarlijke situatie ontstaan. Eind november werd dit nog eens onderstreept toen NAVO-lidstaat Turkije een Russisch vliegtuig neerhaalde.

Het is duidelijk dat Daesh zo niet zal worden verslagen. In plaats daarvan betaalt de bevolking van Syrië en Irak de prijs voor de pogingen van buitenlandse mogendheden om hun eigen belangen veilig te stellen. Na de aanslagen in Parijs bombardeerde Frankrijk dagenlang de Syrische stad Raqqa. Deze stad werd in 2014 door Daesh uitgeroepen tot ‘hoofdstad’ van hun zelfverklaarde kalifaat. Volgens het Franse ministerie van defensie werden bij de luchtaanvallen een trainingskamp en een munitiedepot vernietigd.

Activisten uit Raqqa, die zich verzetten tegen Daesh, melden echter dat Daesh de locaties allang had ontruimd. Wel werden een stadion, een museum, een ziekenhuis en verschillende klinieken geraakt. Ook werd de bevolking van Raqqa afgesneden van elektriciteit en water. Een media-activist verklaarde tegenover Al-Jazeera: ‘We leven onder controle van Daesh op de grond en constante bombardementen uit de lucht. We zitten in de val.’

Het is daarom waanzin dat nu ook in Groot-Brittannië en Nederland wordt gesproken over de mogelijkheid om toch te gaan bombarderen in Syrië. Er zijn geen makkelijke oplossingen voor de Syrische burgeroorlog. Maar dit komt neer op olie op het vuur gooien omdat je niet weet hoe de brand geblust moet worden. Nederland kan beter een voorbeeld nemen aan Canada, dat zich onlangs terugtrok uit Syrië én Irak.

Selectieve repressie

Ook de repressieve maatregelen van Europese leiders in eigen land werken averechts. In Frankrijk werd na de aanslagen de noodtoestand afgekondigd. Deze is inmiddels door het parlement met drie maanden verlengd. Slechts zes van de meer dan 500 parlementariërs stemden tegen. Terwijl voetbalwedstrijden, herdenkingen en de klimaattop van begin december gewoon doorgaan, worden demonstraties verboden.

Bij de belegering van een appartement in een voorstad van Parijs vuurde de politie meer dan 5000 kogels af. Volgens de commandant van de eenheid was er sprake van ‘zwaar vuur’ door ‘echte professionals’ dat ‘nooit stopte’. Later bleek dat er in het pand geen automatische wapens aanwezig waren. Er werd slechts één pistool gevonden en er was verwarring over de identiteit van de drie mensen die gedood waren.

De politie heeft daarnaast een ravage aangericht. Zeventig mensen, voornamelijk met een migrantenachtergrond, worden sinds de belegering opgevangen in een gymzaal omdat hun woningen in puin liggen. Gemeenteraadslid Madjid Messaoudene zei hierover: ‘Sommigen zouden dit minachting noemen, anderen staatsracisme. Ik denk dat het naar beide stinkt.’

In België werd het openbare leven in hoofdstad Brussel dagenlang platgelegd door de autoriteiten. Een aantal daders van de aanslagen in Parijs waren afkomstig uit de Brusselse wijk Molenbeek. De wijk staat symbool voor de segregatie en stelselmatige achterstelling van wijken waar veel migranten wonen. Dyab Abou Jahjah, voorzitter van antiracismebeweging Movement X, schreef over zijn eigen ervaringen: ‘Het leger en de politie blokkeren de weg. Ze richten hun geweren op mensen in auto’s, terwijl helikopters boven ons hangen.’ De acties leverden uiteindelijk niets op.

In Nederland gaan de maatregelen minder ver dan in België en Frankrijk. Maar ook hier werd na de aanslagen in Parijs besloten 250 miljoen extra uit te geven aan Veiligheid en Justitie. Het besluit werd van rechts tot links toegejuicht, om vervolgens te zwijgen over de echte problemen die ten grondslag liggen aan de radicalisering van jongeren met een migrantenafkomst. Het is juist de vijandige houding van de autoriteiten richting migranten die zorgt dat veel jongeren vervreemd raken van deze maatschappij.

Ze vinden vervolgens bevestiging in de westerse oorlogspolitiek in Noord-Afrika en het Midden-Oosten. Dit besef drong ook door bij de Franse presentator Pierre Janaszak, die de aanslag in concertzaal Le Bataclan overleefde: ‘Wij doden steeds maar weer onschuldige mensen, omdat wij ons alleen druk maken over onze manier van leven.’ Of, zoals de radicaal-linkse Nouveau Parti Anticapitaliste (NPA) zei: ‘Hun oorlogen, onze doden’.