Hoger Onderwijs: worden de estafettestakingen de opmaat voor verder verzet?

De FNV, vooral actief aan universiteiten, nam het initiatief voor de estafettestaking. De reeks begon in maart, eerst in Leiden op 10 maart, gevolgd door Utrecht, Nijmegen, Amsterdam (UvA), Groningen en Twente. De AOb, met een sterke aanwezigheid op hogescholen, sloot zich aan, net als de studentenvakbonden, aangesloten bij de LSVB, en het landelijke netwerk van universitaire medewerkers, WOinActie.
Een lokaal comité van medewerkers organiseerde overal het programma van de stakingsdag. In de ochtend verzamelden de stakende collega’s zich bij de onderwijsgebouwen, waar ze zich als staker registreerden. Voor de ingang vormden zich picketlines, waar flyers werden uitgedeeld aan studenten en medewerkers. Soms werden er teach-ins gehouden of spandoeken gemaakt. Vervolgens trok een luide demonstratie naar een centraal plein, waar toespraken werden gehouden.
Voor het eerst in de Nederlandse geschiedenis werd er aan universiteiten gestaakt. Dit betekende dat medewerkers moesten worden geïnformeerd over hun stakingsrecht: dat ze niet ontslagen konden worden en geen verlofdag hoefden op te nemen. De boodschap was duidelijk: blijf niet thuis, maar staak op de werkplek.
Universiteitsbesturen waarschuwden de stakers dat ze studenten en leidinggevenden tijdig moesten informeren en dat tentamens en promoties gewoon doorgang moesten vinden. Niet elk College van Bestuur stond achter de staking, die ze zo in feite ondermijnden.
Overal namen personeel en studenten belangrijke stappen naar zelforganisatie. De centrale taak is nu om die zelforganisatie te laten wortelen op de instellingen en dit eerste succes om te zetten in enthousiasme voor verder verzet.
Leiden: ‘Den Haag, doe het niet!’
Toen de vakbonden de estafettestaking uitriepen, wilde Leiden, met de oudste universiteit van Nederland, graag als eerste: maandag 10 maart werd de datum.
In eerste instantie waren vooral WOinActie en vakbondsactivisten op de universiteit aan zet. Maar contacten die tussen activisten op de universiteit en Hogeschool Leiden al waren gelegd bij het organiseren van de protesten in november, werden weer aangehaald. Het actiecomité bestond uit leden van FNV, AOb, WOinActie en de recent opgerichte Leiden Student Union.
In de aanloop van 10 maart werden er op vrijwel alle locaties van de universiteit en de Hogeschool Leiden actievergaderingen georganiseerd om medewerkers te overtuigen van de noodzaak van de staking en om concrete plannen te maken.
De universiteit en hogeschool zetten nieuwsberichten op de website waarbij men aan de ene kant wel de stakingen leek te steunen maar vooral ook benadrukte dat de gebouwen niet gesloten zouden zijn en dat de lessen gewoon zouden doorgaan. Ook kregen sommige medewerkers te horen dat ze niet mochten staken, waarop het actiecomité boze e-mails stuurde naar leidinggevenden om op te komen voor het stakingsrecht.
Ondanks al deze tegenwerking verzamelden groepjes medewerkers zich in de ochtend bij alle gebouwen van de universiteit en de Hogeschool Leiden om samen naar het centrum te gaan. Zelf liep ik in een lange stoet met collega’s van de hogeschool en het Gorlaeusgebouw naar de actielocatie.
Maar liefst 3000 medewerkers en studenten verzamelden zich op de Garenmarkt om te luisteren naar toespraken van vakbondsvertegenwoordigers, Frans Timmermans, Rob Jetten, bestuurders, een wethouder en vertegenwoordigers van mbo en middelbare scholieren. De boodschap aan Den Haag was duidelijk: doe het niet.
Diana Wittendorp, docent Hogeschool Leiden
Utrecht: ‘Vertrouw niet op het CvB’
Op 11 maart 2025 staakten personeel en studenten van de Universiteit Utrecht (UU), Hogeschool Utrecht (HU) en de Universiteit voor Humanistiek (UvH) samen op het Utrechtse Domplein tegen de bezuinigingen op het hoger onderwijs. Meer dan 3.000 stakers verenigden zich om hun onvrede te uiten over het extreemrechtse kabinetsbeleid.
Voorafgaand aan 11 maart probeerde het College van Bestuur (CvB) van de Universiteit Utrecht de staking te ontmoedigen door te stellen dat onderwijs en onderzoek moesten doorgaan en stakingen ‘averechts’ kunnen werken. De HU hield zelfs het loon van medewerkers in die langer dan twee uur het werk neerlegden. Dit zagen veel medewerkers terecht als poging om docenten en studenten tegen elkaar uit te spelen.
De aanloop naar de staking toonde juist het besef van collectieve strijd: studenten én medewerkers deelden samen op de campus flyers uit om te mobiliseren voor de staking. Ook gaven studenten voor colleges presentaties over de impact van bezuinigingen en stuurden mails naar docenten waarin ze zich solidair verklaarden met de staking.
Op de stakingsdag zelf spraken verschillende docenten en studenten, waaronder Annelien van Dijn van WOinActie en Roselinde Bon en Sofia Kaliarnta Aalbers van HUinActie. Zij bekritiseerden de verschuiving van onderwijsgelden naar militaire uitgaven en benadrukten dat studenten steeds meer betalen en steeds minder krijgen. Hun boodschap was helder: als we nu niet ingrijpen, volgen er nog meer bezuinigingen.
HU-onderzoeker en AOb-sectorbestuurder Tim de Winkel beklemtoonde op het podium de collectieve strijd van hogescholen én universiteiten tegen het ‘extreemrechtse kabinet’. Studenten, waaronder internationale studenten, mogen daarbij niet vergeten worden. In die strijd kan bovendien niet vertrouwd worden op colleges van bestuur, aldus De Winkel. Tot slot noemde hij solidariteit met Palestina niet een afleiding van het verzet, maar juist onderdeel in de strijd voor beter hoger onderwijs.
Na de toespraken volgde een protestmars door de stad. De staking, die om 10 uur begon, werd omstreeks 12 uur afgesloten door UvH-docent Martien Schreurs. Scheurs stelde dat politici economische groei gelijkstellen aan welvaart, maar dat in werkelijkheid alleen de allerrijksten profiteren en de ongelijkheid juist toeneemt. In plaats van de verantwoordelijkheid bij de rijken te leggen, worden minderheidsgroepen nu als zondebok aangewezen. Strijd tegen Den Haags neoliberale afbraakpolitiek is broodnodig omdat onze toekomst op het spel staat, aldus Scheurs.
Tijdens de staking werden oproepen tot solidariteit breed gedeeld. Tegelijkertijd ontbrak het wel aan een duidelijk organisatorisch perspectief om de beweging voort te zetten. Bovenal is het positief dat zo veel mensen voor het eerst stakingservaring hebben opgedaan. Dit heeft rondom de staking en eerdere onderwijsdemonstraties geleid tot de opbouw van actienetwerken. In de aanhoudende strijd tegen de bezuinigingen is het belangrijk deze netwerken niet alleen in stand te houden, maar ook uit te bouwen.
Hans Spijker, onderwijsondersteuner Universiteit Utrecht
Amsterdam: ‘er is een ideologische aanval gaande’
Vanaf de Roeterseiland-campus trok op maandag 17 maart een demonstratie dwars door Amsterdam. Voorop liepen vooral medewerkers, terwijl achterin een luidruchtig Palestina-blok voortdurend leuzen scandeerde. Op de Dam verzamelden 4.500 demonstranten zich voor een protestmanifestatie. Politici kregen hier geen spreektijd – een bewuste keuze van de organisatoren.
Teun Otte, de activistisch ingestelde voorzitter van de studentenvakbond ASVA, sprak de menigte toe en benadrukte dat overwinning mogelijk is: ‘We hebben gestreden tegen het leenstelsel en gewonnen! We hebben gestreden tegen de langstudeerboete en gewonnen!’ Hij onderstreepte echter dat dit pas het begin is en riep iedereen op zich te organiseren.
Het CvB van de UvA sprak zich openlijk uit tegen de bezuinigingen en had vooraf laten weten positief te staan tegenover de staking. Dit hielp bij de mobilisatie: meer medewerkers durfden de stap te zetten om te protesteren. Maar waarschijnlijk heeft de voortdurende kritiek van medewerkers en studenten uit de universitaire Palestina-beweging het CvB daartoe bewogen.
Docent Brian Droop waarschuwde dat extreemrechtse kabinet niet alleen bezuinigt, maar ook een ideologische aanval inzet tegen genderstudies en slavernijgeschiedenis die worden weggezet als ‘woke’. De regering gebruikt een verdeel-en-heersstrategie tussen sectoren en tussen instellingen. Racisme dient ter afleiding en om de solidariteit te ondermijnen. Een voorbeeld hiervan is de Wet Internationalisering in Balans (WIB) waardoor de plekken van tal van internationale collega’s en studenten worden bedreigd. Droop pleitte ervoor om de strijd in het onderwijs te verbinden met andere sectoren, zoals de gezondheidszorg. Vakbonden kunnen hierin een cruciale rol spelen.
Een vakbondslid, Universiteit van Amsterdam
Groningen: de strijd gaat door
Op dinsdag 18 maart 2025 sloten de instellingen voor hoger onderwijs in Groningen, de Rijksuniversiteit Groningen (RUG), het University College en de Hanzehogeschool, zich aan bij de landelijke estafettestaking tegen de verwoestende bezuinigingen van de regering op het onderwijs.
Deze gecoördineerde actie was onderdeel van een bredere beweging in heel Nederland, georganiseerd door de vakbonden AOb en FNV, studentengroepen zoals LSVb, maar ook WOinActie en de protestgroep 0.7. De bezuinigingen, die jaarlijks in totaal 1,3 miljard euro bedragen, bedreigen de kwaliteit van het onderwijs en onderzoek en ondermijnen de academische vrijheid en democratische waarden.
De stakingsdatum werd democratisch gekozen tijdens een openbare bijeenkomst op 26 februari, waaraan ongeveer 150 personeelsleden deelnamen. De lokale organisatie werd geleid door Organize the RUG (OtR), een grassrootsgroep die pleit voor democratisering van de universiteit. OtR werkte samen met de Groninger Studentenbond (GSB) om studenten en personeel te mobiliseren. IS-leden, die studenten, promovendi en personeelsleden vertegenwoordigden, leverden een belangrijke bijdrage aan de voorbereiding van de staking, waaronder het plannen van het programma voor de stakingsdag en langs de deuren gaan om deelname te stimuleren en stakingsposters op faculteiten te plaatsen. Medio maart waren de rode posters met de tekst ‘Ik ga staken!’ overal op de campus te zien.
De dag begon met een gedecentraliseerd programma op individuele faculteiten en universitaire diensten. Teach-outs richtten zich op sociale bewegingen, arbeidsrechten en de impact van bezuinigingen. Collega’s en publiek hielden zich bezig met protestborden maken en flyercampagnes. Informatiefolders beschreven de gevolgen van de bezuinigingen voor universiteiten en hun gemeenschappen.
Om 11.00 uur begon het stakende personeel van de Zernike-campus te marcheren naar het stadscentrum. Onderweg sloten steeds meer collega’s aan. Toen ze de Grote Markt bereikten, was de menigte gegroeid tot ongeveer 2.500 deelnemers. De middag bevatte toespraken van AOb, OtR, Hanzevertegenwoordiging, GSB en politici van SP, PvdD en PvdA. Stands van verschillende organisaties stonden langs het plein, waaronder vakbonden en pro-Palestijnse activisten.
Hoewel de staking duizenden mensen mobiliseerde en de aandacht vestigde op kritieke kwesties, voelde de impact ervan gedempt. De toespraken richtten zich grotendeels op budgettaire problemen, zoals innovatieverliezen en verminderde inschrijvingen van internationale studenten.
De bredere politieke vraagstukken kwamen niet aan bod, zoals academische vrijheid, erosie van de democratie en de opkomst van extreemrechts. Het ontbreken van scherpe politieke retoriek zorgde ervoor dat veel deelnemers zich afvroegen of de urgentie van de crisis wel voldoende werd overgebracht.
Palestijnse vlaggen en pro-Palestijnse activisten waren zichtbaar aanwezig bij de staking. Maar het onderwerp van de aanhoudende situatie in Palestina ontbrak opvallend in de toespraken. Dit stond in schril contrast met de evenementen van vorig jaar, waar pro-Palestijnse protesten een belangrijk onderdeel van campusactivisme waren.
Bovendien roept de immense organisatorische inspanning die nodig is voor deze eendaagse staking zorgen op over de duurzaamheid van toekomstige acties. Met langere stakingen die mogelijk nodig zijn om druk uit te oefenen op wetgevers voor de stemming van de Eerste Kamer over het onderwijsbudget, zal het een grote uitdaging zijn om het momentum te behouden.
De estafettestaking op de Nederlandse universiteiten is de eerste stap in een cruciale strijd tegen bezuinigingsbeleid dat de rol van het hoger onderwijs als pijler van de democratie in gevaar brengt. Samen met de toegenomen militarisering, de Nederlandse medeplichtigheid aan genocide en extreemrechtse mobilisaties, is het een integraal onderdeel van de huidige politieke context.
In Groningen en daarbuiten onderstreept dit de noodzaak van solidariteit onder personeel, studenten, vakbonden en alle sectoren om deze schadelijke ontwikkelingen tegen te gaan.
Joanna Chojnicka, Assistent-professor aan de RUG
Foto’s door Diana Wittendorp, Hans Spijker, Luca Di Mascolo en socialisme.nu.