Hoe zou een socialistische wereld eruit zien?
Door Ruth Black
Alleen als gewone mensen kunnen beslissen over wat er geproduceerd wordt, hoe en hoeveel, komt er een einde aan deze irrationaliteit. Waarom zouden we ervoor kiezen dat er bij verschillende bedrijven precies dezelfde producten worden gemaakt, terwijl er zoveel behoefte is aan bijvoorbeeld de ontwikkeling van medicijnen? Waarom zouden we toestaan dat er miljarden over de balk worden gesmeten voor de productie van wapens of voor reclame, terwijl er grootschalige investeringen nodig zijn om het milieu te redden?
Om zo’n systeem op een manier te reguleren die garandeert dat individuele belangen samenvallen met de belangen van de meerderheid, moeten gewone mensen politieke en economische zeggenschap hebben.
Dat betekent een verdieping van wat democratie inhoudt. Democratie is onder het kapitalisme een heel beperkt begrip. Juist op de factoren die de kwaliteit van een mensenleven drastisch kunnen veranderen, bijvoorbeeld het al dan niet hebben van een baan of het aanbod aan producten die verkrijgbaar zijn, hebben we als stemmer geen invloed. We mogen directeuren, grootaandeelhouders, hoge ambtenaren en generaals niet kiezen.
Alle revoluties in de geschiedenis hebben op een bepaald punt nieuwe instituten opgeworpen, waardoor werkende mensen de controle konden uitoefenen op de maatschappij. Marx geeft in De burgeroorlog in Frankrijk aan hoe dit gebeurde in de Parijse Commune van 1871. In dat jaar veroverde de arbeidersklasse van Parijs voor het eerst de macht, ook al was het maar in één stad.
‘De Commune bestond uit de gemeenteraadsleden, die bij algemeen kiesrecht in de verschillende districten van Parijs waren gekozen. Zij waren verantwoordelijk en te allen tijde afzetbaar. Voor het merendeel waren zij natuurlijk arbeiders of erkende vertegenwoordigers van de arbeidersklasse. De Commune moest geen parlementair, maar een werkend lichaam zijn, uitvoerend en wetgevend tegelijkertijd. De politie, tot dusverre werktuig van de staatsregering, werd onmiddellijk van al haar politieke eigenschappen ontdaan en in een verantwoordelijk en te allen tijde afzetbaar werktuig van de Commune veranderd. Evenzo de beambten van alle andere takken van bestuur. Vanaf de leden van de Commune moest de openbare dienst tegen arbeidersloon worden verricht. De verworven rechten en de representatiegelden van de hoogwaardigheidsbekleders verdwenen met de hoogwaardigheidsbekleders zelf.’
Een nog veel directere vorm van democratie ontstond tijdens de Russische revoluties van 1905 en 1917, in de vorm van ‘sovjets’ of arbeidersraden. Ook in andere revoluties in de twintigste eeuw ontstonden vergelijkbare instituten.
Het is duidelijk dat dit alles niets te maken had met hoe het systeem van de voormalige Oostbloklanden in elkaar zat. De staat had de controle over de economie, niet de mensen zelf. Ze gebruikte die controle om de productie op te voeren, vooral de productie van wapens en zware industrie. Dat die staten vervolgens beweerden dat ze dat in naam van het volk deden maakt ze nog niet socialistisch. Het Oostblok was in feite een vorm van staatskapitalisme.
Echt socialisme zou niet alleen een extreme uitbreiding van democratie brengen in de economie en de politiek, maar zou ook bevrijding brengen in alle andere aspecten van ons leven. Als iedere vorm van onderdrukking, van slavernij en racisme tot uitbuiting van vrouwen overwonnen is, liggen de mogelijkheden voor de verdere ontwikkeling van mensen open. Waar die ontwikkeling ons precies zal brengen, is niet aan ons om te bepalen. In de woorden van Friedrich Engels: ‘Als zulke mensen er eenmaal zijn, zal het ze geen donder kunnen schelen wat wij vandaag menen dat zij moeten doen. Zij zullen hun eigen praktijk en een daarop berustende openbare mening over de praktijk van ieder individu zelf vormen – en daarmee basta.’