Inflatie voor beginners

De crisis is nog lang niet voorbij. Vrijwel iedereen voelt dat ʻhet leven steeds duurder wordtʼ, maar tegelijkertijd blijft de officiële inflatie laag. Maar er zijn leugens, grote leugens, en economische statistieken. Het officiële inflatiecijfer, dat leidraad is voor de cao-onderhandelingen, is zowel juist als frauduleus. Mark Kilian bepleit dat, als we willen blijven rondkomen, we een looneis moeten stellen van ver boven de 2,5 procent.
2 maart 2013

De prijzen stijgen. Na 2010 steeg de prijs van koffie met 21 procent, de tarieven van het openbaar vervoer en benzine zijn omhoog gegaan — er zijn vele voorbeelden. Deels worden de prijsstijgingen veroorzaakt door speculatie, en deels doordat er geld wordt bijgedrukt.

Hoewel het lijkt alsof de waarde van een product stijgt, daalt in werkelijkheid de waarde van ons geld, dus ook van ons inkomen.

Veel geldverkeer is digitaal, en gewone mensen hebben de hoogste uitgaven aan huisvesting, verzekeringen, internet en telefonie en andere vaste lasten. Daarom blijkt inflatie ook meestal niet uit de prijs van voedingsmiddelen, maar hebben we, zoals Loesje schreef, aan het eind van het geld altijd een stukje maand over. (Ook deze humor is aan inflatie onderhevig: geldtekort is al lang niet lollig meer.)

De inflatie speelt een politieke rol. Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), dat gegevens verzamelt, schat hem in de vorm van een prijsindex. Het Centraal Planbureau (CPB) rekent daarmee vervolgens de kabinetsplannen door, en adviseert over bezuinigingen.

De Europese Centrale Bank (ECB) hanteert een prijsindex van 2 procent als target voor landen van de Europese Unie. Bovendien accepteert de vakbondstop de prijsindex als leidraad bij cao-onderhandelingen. Wij bepleiten hier dat de index om verschillende redenen niet deugt. De jaarlijkse verhoging van lonen, pensioenen en uitkeringen zou veel groter moeten zijn om te kunnen blijven rondkomen.

De vorige president van de ECB, Trichet, zei in 2008 nog dat ‘loonmatiging’ nodig was om de inflatie te beperken. Dit is een oud argument, dat negeert dat niet de arbeiders, maar de bedrijven de prijzen vaststellen. Met looneisen verdedigen arbeiders juist hun koopkracht tegen de inflatie: het is er een reactie op. En alle producten en diensten worden door de arbeiders gemaakt, dus waarom zouden ze hun recht op de opbrengst niet laten gelden?

Gemiddelde

Het CBS berekent elke maand en elk jaar het officiële inflatiecijfer: de Consumentenprijsindex (CPI). Die baseren ze op een landelijke steekproef van prijzen in een vaststaand ‘boodschappenmandje’ met goederen en diensten (zie figuur 1). Het boodschappenmandje bestaat uit de landelijke consumptie, en is altijd 100 procent. De aanname is dat we ons hele inkomen uitgeven, en niet meer dan dat.

Het eerste probleem is dat het boodschappenmandje een gemiddelde is, wat het CBS ruiterlijk toegeeft. Het klopt dus het beste voor mensen met het gemiddelde inkomen — van 55.700 euro bruto per jaar, of 2767 euro netto per maand. Maar bijna tweederde van ons heeft een lager inkomen, schreef het CBS-rapport Welvaart in Nederland in 2012.

Voor mensen met lage inkomens kan eten en drinken oplopen tot meer dan 20 procent van de uitgaven, en huisvesting tot 42 procent. Voor de rijkeren bedraagt deze zogenaamde woonquote 22 tot 29 procent. De sterke prijsstijging van deze basale levensbehoeften raakt de armere klasse harder. Van vliegreizen en consumptie in het buitenland, die goedkoper zijn geworden, profiteren juist weer degenen die beter af zijn. De helft van de mensen blijft met vakantie in het binnenland, en slechts een op de zes mensen neemt het vliegtuig.

Dat de prijsindex niet de ervaring van de meerderheid vertolkt, komt dus niet in de eerste plaats door cijfermanipulatie, zoals sommige ʻinflatie-expertsʼ beweren. Het komt vooral doordat de gemiddelde inkomsten en uitgaven worden scheefgetrokken door een relatief kleine groep op megasalarissen. Zij hebben niet alleen een hoger inkomen, maar geven hun geld minder uit aan basisbehoeften en meer aan luxe — met als bijeffect dat de officiële inflatie laag blijft!

Regeringen hebben baat bij een laag inflatiecijfer, en vrezen hyperinflatie. Dit kan een ‘loon-prijsspiraal’ veroorzaken, zoals in de jaren zeventig. De inflatie schoot omhoog door de oliecrisis, en doordat de VS dollars bijdrukte om de Vietnamoorlog te financieren (figuur 2). Dit leidde internationaal tot een toename van klassenstrijd; arbeiders haalden regelmatig flinke loonsverhogingen binnen.

Selectief winkelen

Landen binnen de Europese Unie berekenen de Consumentenprijsindex niet op dezelfde manier. Door producten met een lage prijsstijging in het mandje te stoppen, kan een reken-instituut de prijsindex omlaag brengen. Het is bijvoorbeeld gunstig om duurzame goederen, zoals auto’s, elektronica en witgoed mee te tellen. Doordat de lonen zijn achtergebleven bij de stijging in arbeidsproductiviteit, drukt dat de CPI.

De staat zelf is verantwoordelijk voor grote kostenstijgingen, via directe en indirecte belasting. Slechts een deel daarvan werkt door in het inflatiecijfer, zoals de verhoging van de btw van 19 naar 21 procent: die leidt volgens het CPB tot een extra inflatie van 0,5 procent in het eerste jaar en 0,4 procent in het tweede jaar na invoering. Van de prijsstijging van alcohol en tabak, 38 procent tussen 2007 en 2012, vormden accijnzen het grootste deel.

Maar waar de staat de officiële inflatie kan drukken door ons winkelmandje selectief te vullen, probeert hij dat ook. De basisverzekering voor ziektekosten wordt bijvoorbeeld niet meegewogen. Hierdoor wordt de stijging van de assurantiebelasting, per 1 januari 2013 van 9,7 naar 21 procent, niet in de CPI doorberekend. Dat is ongeveer een tientje per maand. Ook de lage weging van de huren helpt de inflatie te drukken, terwijl deze in het afgelopen jaar stijgingen tot 100 euro zag, en een verhuurdersheffing dreigt van gemiddeld 52 euro per maand.

De concurrentieslag in de supermarkten heeft de prijsstijging van voeding en drank binnen de perken gehouden. Maar hij ligt permanent op de loer. Het Haarlems Dagblad, dat de prijzen van tien producten bijhoudt bij Dekamarkt en Albert Heijn, constateerde bijvoorbeeld medio 2011 een prijsstijging van koffie, thee, chips, brood, koekjes en chocolademelk — de laatste met 16-19 procent.

Deze prijsstijging werd veroorzaakt door schommelingen op de wereldmarkt, maar ook als een supermarkt een monopoliepositie verovert, kan deze de prijzen verhogen. Er is een trend die kant op: van de 14.000 supermarkten die Nederland telde in 1980, waren er in 2003 nog 5000 over en in november 2012 nog maar 4300. Albert Heijn controleert een derde van de markt.

Kloof

Naast de temperatuur, die wordt gemeten in graden, kennen we de gevoelstemperatuur: die daalt als het harder gaat waaien. De prijsindex zal de komende jaren slechts enkele procenten blijven bedragen, om de simpele reden dat dit een Europese afspraak is. Maar de gevoelsinflatie, veroorzaakt door de echte prijsstijgingen, zal velen in diepe problemen brengen. Afhankelijk van je inkomen en uitgaven, zal deze geen 2-3, maar eerder 5 à 10 procent bedragen, of zelfs meer.

Begin januari meldde het Nibud, Nationaal Instituut voor Budget-voorlichting, dat de halve bevolking moeite heeft om de eindjes aan elkaar te knopen. Een woordvoerster zei in De Telegraaf: ‘Ongeveer 45 procent van de mensen heeft moeite om rond te komen. Op een gegeven moment hebben mensen zo weinig geld, dat rekeningen niet meer kunnen worden afgeschreven. En dan lopen de betalingsachterstanden snel op. Je komt in een vicieuze cirkel terecht.’

De Nederlandse economie is een van de rijkste ter wereld – en er is wel degelijk geld. Het gaat naar de aandeelhouders, de managers en CEO’s. Het gemiddelde inkomen van de 683 bestuurders van woningcorporaties ging in 2011 bijvoorbeeld omhoog van 91.000 naar 95.000 euro per jaar (4,4 procent). Het afschaffen van de bonussen bij de top van ProRail medio 2012 werd gecompenseerd met een vaste salarisverhoging van 16 procent.

ʻGewoon Goed Werkʼ, de leus waarmee de FNV optimistisch 2013 inluidde, lijkt niet precies het recept dat we nodig hebben om het tij te keren. De maximale looneis van 2,5 procent, die de FNV-bonden aankondigden voor de komende cao-ronde, gaat voor het zoveelste jaar onvoldoende zijn om de stijgende kosten zelfs maar bij te benen.

Het is tijd dat de vakbondsleden de opgelegde discipline van de prijsindex doorbreken, en gaan voor échte prijscompensatie. Want als managers meer dan 4 procent kunnen krijgen, waarom wij dan niet?