Hoe neoliberalen de wooncrisis organiseerden

Foto: socialisme.nu
Sociaal geograaf en veelgevraagd commentator op het gebied van de wooncrisis Cody Hochstenbach zet in Uitgewoond haarfijn uiteen hoe de huidige woonpolitiek de volkshuisvesting sloopt. Hij neemt je mee langs alle belangrijke politieke besluiten over de volkshuisvesting en toont aan dat politici en beleggers doelbewust de wooncrisis hebben veroorzaakt.
12 april 2022

Hochstenbach maakt het persoonlijke politiek. Hoewel hij aangeeft dat het geen directe aanleiding was voor zijn carrière als sociaal geograaf, gaat het in het boek uitvoerig over zijn tienerjaren waarin zijn vader dakloos werd. Dakloosheid is de ergste uitwas van de wooncrisis. Er zijn nu naar schatting 100.000 daklozen, een verdubbeling in tien jaar. Als lezer merk je de frustratie van Hochstenbach, die als geen ander weet hoe machthebbers de volkshuisvesting hebben verkwanseld. En als je nog niet boos was over de wooncrisis, word je dat vanzelf na het lezen van dit boek.

Stoelendans

Hochstenbach beschrijft door het ontkrachten van hardnekkige mythes – bijvoorbeeld ‘kopen is beter dan huren’ of ‘beleggers zijn creatieve ondernemers’ – hoe de volkshuisvesting bewust is gesloopt. Letterlijk en figuurlijk. Sociale huurwoningen die met publiek geld zijn gefinancierd worden in de verkoop gezet. Betaalbare woningen van particulieren worden door de liberalisering zo snel mogelijk omgezet naar een woning waar ze vier keer de huur voor vragen. Betaalbare koophuizen worden opgekocht door beleggers en verhuurd voor 1500 euro, of nog erger: leeg gelaten en over een paar jaar weer met winst doorverkocht zonder dat iemand behalve de makelaar en koper de sleutel in het slot draait. Wijken met veel sociale huur worden tegen de vlakte gegooid, waarna er duurdere woningen voor terugkomen.

Het resultaat wordt door Hochstenbach treffend omschreven als een stoelendans. Steeds meer mensen wonen te duur of te krap en gaan meedoen aan de stoelendans om betaalbare, zekere en goede huisvesting te krijgen. Beleggers trekken echter de beste stoelen weg. Wat overblijft is een leger van ‘uitgewoonden’ die op geen enkele manier meer aan betaalbare huisvesting kunnen komen, met alle economische en sociale gevolgen van dien.

Meedogenloos

Het lijkt alsof iedereen – van links tot rechts – heeft liggen slapen terwijl de gehele betaalbare huurvoorraad is leeggeroofd. Gelukkig is Hochstenbach het geheugen van Nederland wat betreft de volkshuisvesting. Bij het ophalen van pijnlijke herinneringen is hij vrij meedogenloos. Hij geeft niet alleen internationale investeerders, huisjesmelkers en VVD’ers zoals Stef Blok en Daniël Koerhuis de schuld van de wooncrisis. Nee, ook de PvdA die allerlei extra belastingen voor woningbouwcorporaties bedacht of steunde (vennootschapsbelasting, ATAD-belasting, verhuurdersheffing) krijgt ervan langs. Lokale SP-wethouders die consequent ‘vergaten’ goede afspraken te maken met investeerders over de betaalbaarheid van nieuwbouwprojecten en GroenLinksers met protestborden zoals ‘ik wil later ook een hypotheek’ (volgens Hochstenbach ‘het meest burgerlijke protestbord ooit’) komen er ook niet goed van af.

Hoop

Is er dan nog hoop om uit deze neerwaartse spiraal te komen? Hochstenbach denkt van wel, maar hij blijft hierbij meer wetenschapper dan politicus. Hij reikt wel een aantal oplossingsrichtingen aan. Zo haalt hij het voorbeeld van het Weense model aan als succesvol volkshuisvestingssysteem. Wenen is een aparte deelstaat en heeft dus vrij veel zeggenschap over de eigen budgetten en beleid zoals volkshuisvesting. De stad reserveert jaarlijks een vast percentage van het budget voor de volkshuisvesting. Ondanks bezuinigingspogingen van rechts wordt hier niet aan getornd. Daarnaast is in tegenstelling tot Nederland de sociale volkshuisvesting voor een grote groep mensen beschikbaar. In Nederland ligt de inkomensgrens voor sociale huur rond de 40.000 euro, in Wenen is dat rond de 80.000 euro. De huurgrens is ongeveer gelijk. Dit betekent dat huishoudens met twee modale inkomens in Wenen niet meteen de vrije sector in worden gegooid, maar ook gebruik kunnen maken van sociale huur.

Hochstenbach maakt in zijn beschouwing over het Weense model nog een ander belangrijk punt over volkshuisvesting. Met de geslaagde projecten zoals het Karl Marx-Hof (jaren 20) en Alt-Erlaa (jaren 70) laat het zien dat sociale huurwoningen geen kleine, slecht onderhouden woningen hoeven te zijn, maar dat ook mensen in de sociale huursector het verdienen om in goede woningen te wonen. En dat dit mogelijk is. Dichter bij huis zijn de woningen in de Spaarndammerbuurt in Amsterdam – gebouwd volgens de stijl van de Amsterdamse School – daar ook een voorbeeld van. Wat betreft architectuur en voorzieningen waren en zijn het revolutionaire ontwikkelingen voor de huisvesting van de werkende klasse.

Een andere hoopgevende ontwikkeling ziet Hochstenbach in wooncoöperaties. Op verschillende plekken in Nederland organiseren mensen zich om buiten de markt en buiten woningcorporaties om zelf woningen te bouwen. Er zitten nog veel beperkingen aan, maar huren in zelfbeheer zorgt er wel voor dat de woningen voor altijd in publiek bezit en betaalbaar blijven. Het is een eis die de woonbeweging op de lange termijn naar voren zou moeten brengen: een goed gefinancierde en inspirerende volkshuisvesting in zelfbeheer.

Cody Hochstenbach,
Uitgewoond
Das Mag 2022 / 347 pagina’s / €24,99