Hoe moet de vakbeweging zich verhouden tot extreemrechts?
In het praatprogramma Buitenhof schatte FNV-voorzitter Tuur Elzinga dat een kwart van de FNV-leden op de PVV heeft gestemd. Het is de vraag of dit cijfer klopt, maar de groeiende steun voor een politiek van haat en uitsluiting is een groot probleem voor de vakbeweging. De PVV speelt met racisme tegen Marokkaanse Nederlanders, Oost-Europeanen en vluchtelingen verschillende delen van de arbeidersklasse tegen elkaar uit. Doordat deze ideeën steeds verder genormaliseerd raken, is het voor de FNV ook steeds lastiger werkende mensen te organiseren voor hun gedeelde economische belangen.
Vakbeweging en extreemrechts
Dit is waarom de FNV in haar grondbeginselen heeft opgenomen dat ze zich laat leiden door ‘fundamentele waarden van gelijkwaardigheid van alle mensen, van vrijheid, rechtvaardigheid en solidariteit.’ Maar wat betekent dit als het gaat om partijen die actief deze solidariteit proberen kapot te maken?
Binnen de vroegere vakbond Abvakabo werd tijdens het jaarlijkse congres de ledenlijst nog doorgenomen. Leden van organisaties wier uitgangspunten in strijd waren met de principes van de vakbond werden uit de bond gezet. Met de eenwording van de vakbeweging in 2015 werd deze bepaling niet overgenomen in de statuten van de ongedeelde FNV. Tijdens de eerste zittingstermijn van het FNV-Ledenparlement zat er zelfs een PVV’er in het ‘hoogste besluitvormende orgaan’ van de vakbeweging: fractievoorzitter van die partij in Emmen, Edwin Rixtum, namens subsector beveiliging.
Sinds de verkiezingsoverwinning van de PVV geeft het bestuur van de FNV gemengde signalen af. Zo stelde FNV-bestuurslid Zakaria Boufangacha tijdens de herdenking van de Februaristaking terecht dat ‘partijen als de PVV angst en verdeeldheid proberen te zaaien’. Als precies die partijen die ‘onze democratische waarden en mensenrechten bedreigen’ een kabinet formeren, zou je zeggen dat dat reden is om in actie te komen en de krachten te bundelen. Maar linkse partijen, ngo’s en de vakbeweging weigerden de afgelopen maanden hun gewicht te zetten achter acties tegen extreemrechts.
Wilders zelf noemt deze protesten ‘ondemocratisch’. Ook delen van de gevestigde politiek hebben dit frame overgenomen. Maar dat de PVV de verkiezingen gewonnen heeft, wil nog niet zeggen dat de werkende klasse lijdzaam moet toezien hoe hij bijvoorbeeld het asielbeleid nog onmenselijker maakt, cao’s ondermijnt of met strijd afgedwongen burgerlijke vrijheden ontmantelt. Het is het gebrek aan een geloofwaardig links alternatief geweest dat ertoe heeft geleid dat velen hebben gekozen voor de holle verkiezingsretoriek van Wilders.
Sociale façade
Het economische beleid van de PVV is haar achilleshiel. Wilders is daarom ook bang voor regeringsverantwoordelijkheid. Toen de PVV in de Haagse gemeenteraad zich in 2010 hard maakte voor privatisering van stadsvervoerder HTM, kwamen Haagse buschauffeurs in actie tegen de ‘Partij Van Verraad’.
Onderzoek naar het stemgedrag van de PVV liet zien dat de partij af en toe voor sociale thema’s stemt, maar alleen wanneer deze breder worden uitgemeten in de media. De PVV stemde nooit voor het belasten van grote bedrijven of de allerrijksten. Wat dat betreft blijft Wilders schatplichtig aan zijn mentor, de hard neoliberale VVD’er Frits Bolkestein, die in de jaren negentig de drijvende kracht was achter de afbraak van publieke voorzieningen.
Dat Wilders het nodig acht om zich op economisch terrein links voor te doen, is niets nieuws. De nazi’s fulmineerden tegen het grootbedrijf en noemden zich zelfs ‘socialisten’, maar eenmaal aan de macht sloten ze vakbondsleden op en werkte ze nauw samen met de Duitse industrie. Wilders’ geestverwant in Argentinië, Javier Milei, gaat al een stuk verder in zijn beleid. Hij halveerde de pensioenen, sloot publieke universiteiten en ontkent de misdaden van de Videla-dictatuur.
Wat te doen?
Wilders is niet in een positie om nu zo’n frontale aanval uit te voeren, maar een PVV-kabinet zal op lange termijn wel de machtsverhoudingen verder naar rechts verschuiven. Zelfs als het Wilders nu niet lukt om een kabinet te vormen, hoopt hij zijn achterban te vergroten om na de volgende verkiezingen nog meer zijn zin door te drijven. De vakbond moet hiertegen dringend een actieplan opstellen.
In de eerste plaats zou de vakbond zich meer moeten richten op de klassenstrijd. Keer op keer maakte de FNV zich zonder noemenswaardig verzet medeverantwoordelijk voor neoliberaal beleid. Het pensioenakkoord, waardoor verdere privatisering van pensioenen mogelijk wordt gemaakt, is daarvan het laatste voorbeeld. Juist door verzet te organiseren tegen afbraak, bied je werkende mensen perspectief en doen werkers ervaring op met de kracht van solidariteit. De uitverkoop van links en de opkomst van extreemrechts zijn twee kanten van dezelfde medaille.
Daarnaast zou de vakbond leden moeten wapenen met argumenten tegen de desinformatie en zondebokpolitiek van extreemrechts. Kaderleden kunnen zo het gesprek aangaan met hun collega’s op de werkvloer. De FNV loopt achter bij zusterbonden in Europa en hoeft hiervoor niet het wiel opnieuw uit te vinden. Zo bracht de Belgische vakbond ABVV dit jaar een brochure uit: Geloof ze niet, vertrouw ze niet: 13 argumenten om de leugens van extreemrechts te doorprikken.
Van onderaf
Alleen door leden mee te nemen in dit verzet tegen afbraak en verdeel-en-heers kan de vakbeweging de normalisering van extreemrechts tegengaan. Met meer dan 900.000 leden en aanwezigheid op duizenden werkplekken, kan de FNV zo een centrale rol spelen in het terugdringen van extreemrechts.
Juist doordat de vakbondstop heeft nagelaten zich structureel uit te spreken tegen racisme en extreemrechts dreigt de vakbond leden te verliezen op het moment dat zij dat wel doet. Dit versterkt het conservatisme van de bond en kan alleen worden doorbroken doordat leden verandering afdwingen. Zo was het besluit om de PVV niet meer uit te nodigen voor vakbondsbijeenkomsten ook het gevolg van verzet van leden. De beslissing kwam nadat boze zorgwerkers tijdens een zorgmanifestatie PVV’er Fleur Agema met haar giftige politiek confronteerden.
Deze netwerken van onderaf zijn sinds de eenwording in 2015 verzwakt. De tegenmacht van kaderleden die bestond binnen bonden zoals Bondgenoten, Abvakabo en Bouw raakte hierdoor versplinterd. Het vakbondsnetwerk dat op 1 mei een blok organiseert in solidariteit met de Palestijnen zou een opstapje kunnen zijn om deze netwerken opnieuw te bouwen. Alleen wanneer kritische kaderleden elkaar meer opzoeken, kunnen zij een meerderheid in het ledenparlement voor zich winnen en kunnen ze de top tot een meer principiële en strijdbare koers dwingen