Hoe honderden joden ontsnapten uit Sobibór

Illustratie: Linda Tolnai
Op 14 oktober 1943 vond in vernietigingskamp Sobibór een opstand van joodse gevangen plaats. Sasja Petsjerski was de leider van deze unieke daad van verzet, waarbij honderden joden ontsnapten uit Sobibór. Max van den Berg reisde eind jaren tachtig af naar Rostov aan de Don en sprak met hem.
22 maart 2020

In het jaar 1987, ten tijde van Gorbatsjovs glasnost en perestrojka, nodigde het Russische persbureau Tass journalisten in West-Europa uit om in het kader van de nieuwe openheid Russische bekendheden te komen interviewen. Ik wilde Sasja al lang ontmoeten en deze kans liet ik niet lopen. Na een tussenlanding in Berlijn kwam ik in de middag aan in Moskou. Ik werd opgevangen door een tolk van Tass en we vlogen meteen door naar Rostov aan de Don, de woonplaats van Sasja.

Na enkele omwegen bereikten we de plek waar Sasja woonde in het vierde district. Ik stond perplex. De oorlogsheld was ondergebracht in een armetierige flat op een modderige binnenplaats. Via de trap bereikten we een klein driekamerappartementje. Hier verbleven Sasja, zijn vrouw Olga en zijn dochter Ella met een baby. Achter een kleine tafel zat een gemoedelijke, wat gezette man. Hij stak zijn hand uit ter begroeting en vertelde meteen dat hij het fijn vond met een Nederlandse journalist te praten. Zijn vrouw Olga kwam met koffie en koekjes. Het interview kon beginnen.

Sasja begon het verhaal van de Sobibór-opstand kort samen te vatten: ‘Ik was met een transport van joodse Sovjet-soldaten uit een kamp in Minsk overgekomen naar Sobibór. Deze groep soldaten was gehard en solidair en had net een mislukte uitbraak in Minsk achter de rug. Er was ons werk in de Duitse oorlogsindustrie beloofd en Sobibór zou een tussenhalte zijn op weg daarheen. ‘Welkom in Sobibór,’ klonk het uit luidsprekers.

‘Onder muzikale begeleiding werden we uit de trein geladen en in gelid opgesteld. De eerste aanblik was een groep vrolijke, met bloemen versierde huisjes. Een SS-officier vroeg ons of er bij onze groep timmerlieden, schoenmakers, kleermakers, kappers en koks waren. Ik meldde mij als timmerman/houthakker. We werden in een grote barak ondergebracht en de overige militairen verdwenen uit ons zicht.’

Contact

Sasja: ‘Het eerste contact kreeg ik met de Poolse Leon Feldhendler, de zoon van een rabbijn. Wij spraken Jiddisch met elkaar. Ik vroeg hem of hij wist waar de overige Russische soldaten verbleven. “Die zijn door de schoorsteen verdwenen,” zei Leon. En toen pas hoorde ik het verschrikkelijke nieuws. Leon vertelde mij: “Dagelijks worden hier duizenden joden vergast. Enkele honderden Poolse joden verblijven langere tijd in dit oord van verschrikking om het vernietigingsproject voort te kunnen zetten. Zij zijn doodsbang, elk ogenblik kunnen zij ook in de gaskamer terechtkomen. Jullie aankomst bracht het kamp in beroering. Jullie waren mannen die tegen de gehate SS’ers hadden gevochten!”

‘Ik moet je eerlijk zeggen dat ik geen flauw benul had van deze massale vernietiging van joodse mensen. Het gaf me een schok en in eerste instantie wist ik niet wat te doen. Het afschuwelijke verhaal van de massamoord werd bevestigd toen een groep joden uit het vernietigingskamp van Chelmno aankwam. Toen ik van het buitencommando houthakkers in het kamp terugkwam, begon ik met een paar van mijn soldaten te overleggen. Enkelen wilden een tunnel graven onder het prikkeldraad door. Maar dat kostte te veel inspanning en hoeveel mensen konden achter elkaar door zo’n tunnel ontsnappen?’

Ella, de dochter van Sasja, kwam binnen met haar baby. Ella was arts en was nieuwsgierig naar de Hollander die op visite was gekomen. Olga schonk weer koffie met koekjes en Sasja rommelde wat in een doos op tafel, waar hij een aantal brieven en documenten uit haalde. Hij had de dramatische geschiedenis onderkoeld gebracht. Hij had al honderden interviews en lezingen achter de rug en kon het verhaal van de opstand wel dromen.

De rol van Luka

Sasja: ‘Ik had al snel in de gaten dat Feldhendler, die al maanden lang in het kamp werkte, van alles op de hoogte was. Hij deelde mij in vertrouwen mee dat er een geheim comité van Poolse joden bestond dat een massale vlucht wilde organiseren. Maar het ontbrak aan militaire ervaring en organisatievermogen. Maar dat was wel bij de Russen aanwezig! Ik stelde hem voor samen met een betrouwbaar meisje tussen ons in gesprekken te voeren. Dan leek het meer een flirtpartij dan een serieus gesprek. Mijn oog viel op Luka, een 18-jarig meisje. Door haar werkzaamheden in het kamp kon ze ’s avonds vrij rond lopen en zo zaten Feldhendler en ik enkele avonden te overleggen over de mogelijkheden van een massale opstand. We spraken Jiddisch, wat Luka niet verstond. Geleidelijk ontstond een reëel plan voor een opstand en een ontsnapping.’

Opstand en vlucht voorbereiden

Sasja: ‘In eerste instantie moest ik de gang van zaken in het kamp grondig in mij opnemen. Hoe liepen de langdurige appèls, hoe verliep de voedselvoorziening en wanneer gingen buitencommando’s het kamp uit? Wie werkten er in de schoenmakerij, op de kledingafdeling en wie was betrokken bij de opslag en bewerking van het gestolen goud en juwelen? Waar en wanneer bewogen de SS’ers en de Oekraïense bewakers zich door het kamp? Welke Russen en Polen waren geschikt voor deelname aan een opstand? Samen met Feldhendler en soldaat Waiszpapir werden verschillende varianten besproken. Ook moesten enkele heethoofden, die meteen door de prikkeldraadversperring wilden vluchten, in toom worden gehouden. Dat alles in het diepste geheim.’

Het plan en de uitvoering

Sasja: ‘De bewaking werd geleid door een dozijn SS’ers, geholpen door een aantal Oekraïense bewakers. Die waren steeds voorzichtiger geworden in hun optreden gezien de opmars van het Sovjetleger. Uitschakeling van de SS’ers had onze hoogste prioriteit. Stuk voor stuk zouden de Duitse bewakers naar de arbeidsbarakken worden gelokt. Ons uitgangspunt was hun hebzucht. De eersten werden gelokt met een prachtige leren jas in de klerenmakerij. Anderen kregen laarzen uit de schoenmakerij aangeboden. En het aanbod van een speciale ring met diamanten uit de barak waar het geroofde goud en juwelen van vergaste joden werd bewerkt en opgeslagen, trok twee bewakers.

‘Het klinkt nu gruwelijk maar allen werden in de betreffende barakken met messen en bijlen gedood. De meeste handelingen werden verricht door de Russische soldaten, die gewend waren om in de oorlog Duitse soldaten dood te schieten. Ik vroeg me af welke gevangengenomen joodse burger in staat was om iemand in koelen bloede dood te slaan met een bijl. Toch speelde ook Feldhendler met zijn Poolse verzetsgroep een belangrijke rol in de opstand. Ik mag nooit vergeten hoe de jonge Szmajzner de geweren uit het depot wist te smokkelen en hoe een Franse communist bij nacht en ontij prikkeldraad wist door te knippen. Alles werd overzien door een joods-Oekraïense officier van het Sovjetleger, samen met enkele jonge Poolse joden, een Poolse zoon van een rabbijn, een Duitse antifasciste en een Franse Communist.’

De opstand een dag uitgesteld

Sasja: ‘Wij hadden de opstand en uitbraak vastgesteld op 13 oktober in de namiddag. Maar onverwacht verscheen er die ochtend een groep SS’ers. Die waren volkomen losgeslagen want zij moesten naar het Oostfront. Na enkele uren veranderden ze in een losbandige dronken groep die zich op de weerloze joodse gevangen uitleefde. Enkele joden werden voor de lol doodgeschoten. Ik moet zeggen dat dit een extra stimulans vormde voor de uitbraak, die nu naar de 14de was verplaatst.’

De film met Rutger Hauer

Olga gaf ons te kennen dat haar man moe was geworden en ze vroeg ons het gesprek de volgende dag voort te zetten. Samen met mijn tolk gingen we terug naar het hotel. Het was al donker geworden op de zeer schaars verlichte straten. De volgende ochtend verraste Sasja ons met een DVD. Het bleek de film Escape from Sobibor met Rutger Hauer te zijn. Het werd een enigszins bizarre situatie. Een Nederlandse journalist zat in een kamer met Sasja te kijken naar een Amerikaans film, waarin een Nederlandse acteur de rol van Sasja speelde.

Sasja, na afloop van de film: ‘Ik moet je erop wijzen dat het een typisch Amerikaanse film is en dus veel weg heeft van een cowboyverhaal. Bovendien zijn de spelers in die film allemaal veel gezonder dan de kampgevangenen. Maar ja, waar haal je uitgemergelde mensen vandaan? Misschien in de hongergebieden van Biafra. Die zijn echter zwart en dat gaat dus ook niet. Ik kreeg een DVD van deze film uit Amerika maar het blijft pijnlijk om te moeten zeggen dat de Sovjetregering mij niet heeft toegestaan de première van de film in New York bij te wonen.’

De vlucht en het vervolg

Sasja: ‘Toen de Duitse SS-bewakers waren omgebracht besloten we om tijdens het appèl van 16:00 uur, gewapend met twaalf buitgemaakte revolvers en twee geweren, via een luidkeelse oproep het kamp te verlaten. Schietend op de Oekraïense bewakers bij de poort stormden honderden gevangenen het kamp uit. De SS’er die met zijn mitrailleur vanuit de wachttoren op de vluchtelingen begon te schieten, werd door ons met een gericht schot uitgeschakeld. Vele joden verloren het leven door de landmijnen die het kamp omringden. Van de rond 400 gevangenen die ontsnapten hebben 150 het uiteindelijk overleefd. Velen werden later alsnog opgepakt.

‘Eenmaal in de bossen besloot ik om de mannen en vrouwen die de uitbraak hadden overleefd in kleinere groepen alle kanten op te zenden. Mijn eigen groep Russische soldaten besloot naar het oosten te trekken, de rivier de Bug over te steken en te proberen ons bij partizanengroepen aan te sluiten. Poolse boeren wezen op een doorwaadbare plaats in de Bug en zo bereikten wij Oekraïens grondgebied. Maar de Oekraïense partizanen bleken niet alleen anti-Duits te zijn, maar ook antisemitisch. Pas op het grondgebied van Wit-Rusland was een partizanengroep bereid ons op te nemen. Kort daarna kon ik me weer als soldaat bij het Sovjetleger melden. Ik raakte gewond aan mijn been, werd opgenomen in een hospitaal in Moskou en daar leerde ik de verpleegster Olga kennen. In 1945 keerden we terug naar Rostov.’

Herinneringen

‘U komt uit Holland en eigenlijk hebben we de succesvolle opstand te danken aan Nederlanders. Die hebben vlak voor onze aankomst in Sobibór ook een uitbraakpoging ondernomen. Zij wilden vanuit het houthakkers-buitencommando vluchten. De Oekraïense bewakers werden omgekocht, maar die hebben de zaak verraden. Het hele Hollandse buitencommando werd doodgeschoten. Toen wij in Sobibór aankwamen, moesten we hun plaats innemen. Feldhendler vertelde mij dat de uitbraakpoging onder leiding stond van een Hollands-joodse marine-officier.

‘Als je wilt weten hoe het kamp eruit zag en langs welke wegen duizenden joden vergast werden en hoe wij ontsnapten, dan moet je voor je vertrekt eerst even bij het stadsmuseum van Rostov langsgaan. Daar staat een door mij gemaakte maquette van het kamp met de nodige informatie.’

We beloofden Sasja nog diezelfde namiddag naar het museum te gaan en na een laatste bakje koffie namen wij afscheid van Sasja en zijn hartelijke vrouw Olga.

Stalins antisemitisme

Na een wandeling van een kwartier bereikten wij het imposante gebouw van het stadsmuseum van Rostov. Onze tolk vertelde de portier wat de bedoeling was en een bewaker bracht ons naar de kamer van de directeur. De eerste aanblik was niet verheffend. Een forse man zat achter een bureau en op het moment van binnenkomst was hij een rauw ei aan het slurpen. Het eigeel droop van zijn snor. Met een handdoek veegde hij dat snel weg. Onze komst was volkomen onverwacht, maar de directeur wilde ons meteen naar de oorlogsafdeling brengen waar de maquette van Sobibór was tentoongesteld. Daar aangekomen vertelde de betreffende afdelingschef hem tot ons aller verbazing dat de maquette naar de reparatieafdeling was gezonden. De directeur kreeg een kleur. Hij was kennelijk niet op de hoogte. Hij herstelde zich door meteen aan te kondigen naar de reparatieafdeling te gaan, enkele straten verderop.

De afdeling was in een pakhuisachtig gebouw ondergebracht. Met de directeur en de tolk ging ik naar binnen. Een enorme opslagruimte van alle mogelijke attributen, aangevuld met een draaibank en een zaagmachine. Een man van middelbare leeftijd, gekleed in een stofjas, kwam naar ons toe.

‘Wij kwamen even kijken hoe het met de reparatie van de Sobibórmaquette is gesteld’, vroeg de museumdirecteur. De man in de stofjas keek verbaasd op. ‘Maar die rommel is toch al jaren geleden weggegooid’, was zijn antwoord. Met gemaakte verontwaardiging beloofde de directeur ons alles tot de bodem te zullen uitzoeken. Maar wij wisten genoeg en namen afscheid. De affaire hebben we nooit aan Sasja doorgegeven. Hij was al genoeg veronachtzaamd. Hij was een van de slachtoffers van Stalins antisemitisme.

Terug in Nederland

Thuisgekomen bleef bij mij een zaak hangen. Wie waren die Nederlanders die vlak voor Sasja een uitbraakpoging hadden ondernomen? En vooral: wie was die Hollands-joodse marine-officier? Ik stak mijn licht op in Den Haag en al snel kwam de naam van ene Jacobs naar boven, die volgens een marinearchief betrokken was geweest bij het verzet in Gelderland. Zou hij de leider van die mislukte opstand geweest zijn?

In het boek Sobibór, geschreven door Jules Schelvis, zijn alle namen vermeld van de Nederlandse joden die in dat kamp werden vermoord, gerangschikt per transport en voorzien van datum. Aangezien de uitbraakpoging kort voor de komst van Sasja moet hebben plaatsgevonden, sloeg ik de transportlijst van 13 juli 1943 open. En daar stonden de namen van Abraham Jacobs, 27 jaar, en Benjamin Jacobs, 30 jaar. In het laatste transport op 20 juli 1943 trof ik de naam van Samuel Jacobs aan, maar hij was 53 jaar en gezien zijn leeftijd minder waarschijnlijk als de Gelderse verzetsman. Van beide transporten zijn geen overlevenden bekend. Welke Jacobs precies die uitbraakpoging heeft geleid zal mogelijk een eeuwig raadsel blijven.