Hoe het westen de Libische revolutie chanteert

De westerse militaire aanval op Muammar Kadhafi wordt verwelkomd door miljoenen mensen die geschokt zijn door de wreedheid waarmee hij de Libische bevolking behandelt. Deze oorlog wordt verkocht als 'humanitaire interventie' met harde garanties dat er geen invasie met grondtroepen komt. Maar niet alles is wat het lijkt.

25 maart 2011

Foto: Libiërs rouwen om de slachtoffers van coalitie bombardementen. Tripoli, 20 februari, 2011.

Door Simon Assaf

Er valt heel wat te zeggen voor de interventie in Libië, die wordt gesteund door organisaties als Hezbollah uit Libanon, die zelf doelwit zijn en blijven van het westers imperialisme. Er is geen twijfel mogelijk dat Kadhafi intens wordt gehaat in de Arabische wereld, en dat hij een wrede despoot is.

Door zijn aanvallen op burgers, de luchtbombardementen op demonstraties, de massale razzia’s en executies, zijn de mensen in Libië wanhopig. De opstand die begon op 17 februari vond plaats onder de meest moeilijke omstandigheden, en de moed en opoffering van de revolutie zijn een inspiratie voor ons allen.

We krijgen te horen dat de VS en zijn bondgenoten tegen hun wil aan deze oorlog meedoen. Maar het westen is niet onschuldig, of onpartijdig. De belangen van westerse staten zijn niet die van de Libische revolutie, maar bestaan uit het garanderen van een serie afspraken die Kadhafi met het westen maakte.

Het is ironisch dat de artillerie die buiten Benghazi vernietigd werd uit de VS kwamen, dat Kadhafi’s luchtmacht onlangs is gemoderniseerd met Franse toestellen, en dat het Verenigd Koninkrijk het Libische leger voorzag van ruim 40 miljard euro aan wapens, inclusief materiaal om mensenmassa’s onder bedwang te kunnen houden.

Westerse machten hebben het vanaf het begin moeilijk gemaakt voor de Libische revolutie om zijn eigen doelen te bereiken. De Nationale Transitieraad, het orgaan dat uit de revolutie ontstond, stelde aan het begin van de opstand een paar simpele eisen. Westerse regeringen weigerden die te accepteren totdat bepaalde ‘garanties’ gegeven werden.

De rebellen vroegen om erkenning van de Nationale Transitieraad; ze eisten toegang tot de miljarden die het regime gestolen had, om wapens en andere noodzakelijke spullen te kunnen kopen; en ze eisten een onmiddellijk einde aan de ‘huurlingenvluchten’ die het regime van voetsoldaten voorzagen.

Het antwoord was een duidelijk Nee. Het westen verklaarde dat ze geen ‘regeringen’ steunden, alleen landen. Ze weigerden om de huurlingenvluchten tegen te houden, omdat die ‘beveiligingsbedrijven’ een belangrijke rol spelen in andere conflicten – zoals Irak en Afghanistan. Ze waren tegen de verkoop van wapens aan de opstandelingen, omdat ze in handen zouden kunnen vallen van ‘moslimterroristen’, en ze weigerden om het geld vrij te maken om ‘juridische redenen’.

In plaats daarvan stelden de westerse machten een aantal randvoorwaarden aan een revolutie. Ze eisten dat een toekomstige Libische regering alle contracten van het regime van Kadhafi zou erkennen. Die contracten, inclusief gunstige olieconcessies, moesten zonder voorbehoud worden erkend. Westerse landen eisten dat de strenge onderdrukking van ‘islamistische bewegingen’ zou blijven, en dat Libië de toestroom van Afrikaanse immigranten naar Zuid-Europa zou blijven tegenhouden.

De VN stelde als eis dat de oorlog beëindigd zou worden na een ‘echt staakt-het-vuren’ door het regime. Hierdoor zou het land in feite in tweeën verdeeld worden – het westen van Libië in handen van het oude regime, het oosten afhankelijk van buitenlandse machten.

In feite heeft het westen de revolutie gechanteerd. De Nationale Transitieraad werd gedwongen om een hypotheek te nemen op de toekomst om te kunnen overleven. Het blijft verwonderlijk hoe het komt dat de rebellen een maand na het het begin van de opstand nog steeds weinig wapens hebben, of kogelvrije vesten, of effectieve antitankwapens. Ondanks dat ze belangrijke havens in handen hebben moeten de rebellen nog steeds smeken om munitie en andere kritieke goederen.

Er is een tweede belangrijk punt. De ‘humanitaire interventie’ is een gevaarlijk precedent die tot andere rampzalige oorlogen heeft geleid. De oproep tot humanitaire interventie die tijdens de jaren ’90 werd gedaan tijdens de Balkanoorlogen werd later een excuus voor de invasie van Irak en Afghanistan. Die tragedies lieten zien dat dat excuus een leugen was. Nu wordt het weer nieuw leven ingeblazen.

Het behoeft weinig uitleg dat het imperialisme hypocriet is en met twee maten meet. In de dagen voorafgaand aan de VN-resolutie en de lancering van de kruisraketten maaide de heerser van Jemen (een belangrijke bondgenoot van het westen) demonstranten neer die democratie eisten. Ondertussen vielen Saoedi-Arabië en andere golfstaten Bahrein binnen om de democratiseringsbeweging daar met geweld neer te slaan, en Israël stuurde zijn bommenwerpers voor de zoveelste keer op Gaza af.

Het westen en zijn bondgenoten in het Midden-Oosten zijn in grote problemen gekomen door de enorme beweging voor verandering die door de regio gaat. Nu gebruiken ze interventie in Libië als manier om weer voet aan de grond te krijgen en om hun geloofwaardigheid weer op te bouwen. Deze interventie is zonder twijfel populair; maar de de mensen die voor hun vrijheid vechten hebben niet dezelfde belangen als het imperialisme of de Arabische regimes.

De Libische revolutie is nog niet verloren, maar is gedwongen om zware compromissen te sluiten. De eisen voor vrijheid, voor een einde aan armoede, onderdrukking en vernedering zijn nog steeds sterk. De bewegingen in de regio worden geconfronteerd met bloedige repressie, en behalen belangrijke overwinningen. De echte hoop voor Libië ligt in de vooruitgang van die revoluties, vooral die in Egypte en Tunesië.

Toen Britse troepen in 2003 Zuid-Irak binnenkwamen, werden ze verwelkomd door de lang onderdrukte sjiieten. Maar ze hadden ook een boodschap voor de buitenlandse troepen: ‘Vergeet niet te vertrekken.’