Hoe democratisch is de FNV?

Helaas valt er niets meer te kiezen als het gaat om het voorzitterschap van de FNV. De kandidaat die het bestuur naar voren schoof, Han Busker, kwam als enige door de zware selectie heen. Het is zeer zorgelijk hoe deze selectie tot stand is gekomen.
12 december 2016

Door Hans Lammers

Het ledenparlement (LP) van de FNV heeft, als hoogste besluitvormend orgaan van de vakbond, een toetsingscommissie ingesteld die de opdracht had om de ervaring van de kandidaten te toetsen aan het functieprofiel dat was goedgekeurd door het LP. Het ging daarbij vooral om de vraag of de kandidaten genoeg ervaring hadden om in een complexe omgeving, waarbij sprake is van meerdere tegenstrijdige belangen, te kunnen opereren als leiders.

Deze ervaring leek zeker aanwezig bij drie kandidaten die de toetsingscommissie zonder argumentatie afwees. Een van hen, Robert Ensor, had bestuurservaring op internationaal vlak in verenigingsverband met tienduizenden leden. Een ander, die zich niet publiekelijk bekend heeft gemaakt, had een leidende rol vervuld in het vakbondswerk bij een multinational. De derde afgewezen kandidaat, Irene Hemelaar, had, naast ervaring in Den Haag en internationaal, ruime ervaring op gemeentelijk niveau met de organisatie van de Gay Pride, een enorm evenement met internationaal aanzien waarbij verschillende belangen botsen en de organisator een verbindende rol moet spelen om de regie te bewaren.

Leiderschap

Robert Ensor voerde in zijn beroepschrift tegen de afwijzing van de toetsingscommissie aan dat door voor een bepaalde interpretatie te kiezen van het functieprofiel en een bepaalde invulling van het daaraan gerelateerde begrip ‘leiderschap’, de commissie keuzes heeft gemaakt over de invulling van het voorzitterschap. Maar in een democratische vereniging zou die keuze juist voorbehouden moeten zijn aan de leden. In het functieprofiel stond namelijk niet op welke wijze en met welk resultaat deze ‘leiderschapsrol’ moest zijn vervuld.

Dat valt ook goed te rechtvaardigen, omdat deze vraag nu juist centraal moest komen te staan bij de te houden verkiezingen onder de FNV-leden. Je zou dus verwachten dat een toetsingscommissie zich terughoudend zou opstellen bij het toetsen aan het profiel. Probleem daarbij was dat het functieprofiel dusdanig is opgesteld dat het niveau van ervaring minimaal op het ‘Haagse’ moest liggen.

Daar kleven mijns inziens twee fundamentele problemen aan. Ten eerste moet een vakbeweging geleid worden door een voorzitter die weet wat het is om vanuit de werkvloer strijd te leiden en te winnen. Hoe kan dat als deze alleen maar ervaring heeft in Den Haag? Ten tweede: kijk naar de Haagse ervaring van de vorige FNV-voorzitters. Vanaf het akkoord van Wassenaar van begin jaren tachtig heeft de FNV-top compromissen gesloten die per saldo betekenden dat de arbeidersbeweging verworven rechten inleverde. De ironie is dat de bestuurskandidaat Han Busker voortkomt uit de polderpraktijk van zijn voorgangers.

Polder

Deze praktijk bestaat uit het overbruggen van de belangentegenstellingen om tot een akkoord te komen met werkgevers en kabinet. Niet de belangen van werkenden waren leidend, maar een kunstmatig ‘gemeenschappelijk belang’. De sociale verworvenheden zijn echter op een heel andere manier afgedwongen: namelijk door in te spelen op de angst van werkgevers en regeringen voor een escalatie van vakbondsstrijd. Onder leiding van Ton Heerts heeft de FNV-top daarentegen steeds meegewerkt aan de gefaseerde afbraak van sociale rechten, onder andere door het Sociaal Akkoord dat in 2013 werd gesloten – natuurlijk met het gebruikelijke mantra dat het anders nog veel slechter zou worden.

De toetsingscommissie ging uitsluitend uit van een invulling van vakbondsleiderschap die in lijn is met het poldermodel. Een volstrekt legitieme alternatieve interpretatie werd daarmee bij voorbaat uitgesloten: een interpretatie van leiderschap die zich baseert op het belang van werkende mensen en van machtsvorming van onderop tegenover de belangen van de 1% en van de multinationals en de topvermogens.

Ja, deze belangen zijn zeer krachtig en internationaal goed georganiseerd via allerlei politieke gremia. Maar de vakbeweging heeft een krachtig wapen om in stelling te brengen tegen deze belangen: het stakingsmiddel. Dit stakingsmiddel is op landelijk niveau sinds de jaren tachtig aan slijtage onderhevig en moet nodig weer uit de kast worden gehaald. Niet door het te pas en te onpas in te zetten, maar door er bewust naartoe te werken, zodat het effectief kan worden ingezet.

Sinds het Museumpleinakkoord van 2004 is in Nederland maar heel weinig gestaakt. Het is dan ook logisch dat het lastig is om ervaring aan te tonen voor kandidaten die een strijdbare interpretatie van vakbondsleiderschap hanteren. We stuiten hier dus op het dilemma dat het bij voorbaat onmogelijk was om door de toetsing heen te komen als de kandidaat niet al een topfunctie binnen de FNV bekleedde en zich in het ‘Haagse’ heeft begeven. De ervaring om te winnen door strijd is iets dat binnen de FNV dan per definitie vanuit een lager niveau moet worden aangeboord.

Op deze manier is effectief voorkomen dat vakbondsleden een keuze kunnen maken tussen twee legitieme vormen van vakbondsleiderschap: een die de huidige polderpraktijk als uitgangspunt neemt, van het gefaseerd inleveren van verworvenheden, en een strijdbare vorm die zich richt op machtsvorming ter verdediging van de belangen van werkende mensen.

Ledenparlement

Maar er was nog een uitweg. Afgewezen kandidaten konden nog een verzoek indienen bij het ledenparlement om alsnog op de kandidatenlijst geplaatst te worden. Twee kandidaten deden dat. Zij gaven aan genoeg ervaring in huis te hebben voor de functie en dat het hun vooral ging om de race naar de bodem te stoppen door van onderaf strijd te organiseren, omdat de FNV niets bereikte met alleen maar polderen in Den Haag. Het ledenparlement besloot deze kandidaten niet op de verkiezingslijst te plaatsen.

Dit besluit is zeer schadelijk voor de vakbondsdemocratie en het opbouwen van macht van onderop. Het is dan ook belangrijk dat voor de verkiezingen in februari voor het nieuw te vormen ledenparlement de kritische en strijdbare vakbondsleden oppositie gaan voeren en van zich gaan laten horen.

De FNV heeft belangrijke ervaring in huis die nu veel te weinig wordt benut. Zo is de organisatiegraad in een aantal sectoren zoals in het vervoer en de haven ver boven de 50 procent en hoeft de directie in bepaalde bedrijven in deze sectoren het niet in zijn hoofd te halen om vakbondsleiders onder druk te zetten.

Maar ook daar waar er nog geen hoge organisatiegraad was,heeft de FNV overwinningen behaald. De succesvolle strijd tegen het minimumjeugdloon en de campagne van de schoonmakers laten zien dat de race naar de bodem gestopt kan worden als er wordt geïnvesteerd in strijd en in kaderleden, en wordt uitgegaan van vertrouwen op eigen kracht en zelforganisatie.

Dat de FNV kampt met een algemene daling van het ledental heeft dan ook niet te maken met afwezigheid van deze ervaring, maar juist met gebrek aan leiderschap om deze ervaring om te zetten in een grotere vuist naar werkgevers en kabinet en dus op een hoger niveau te tillen. Laat dit nou juist de taak van een voorzitter zijn! Het is te hopen dat de discussie over de noodzaak om te breken met het ‘polderen zonder te folderen’ meer ruimte krijgt rond de aanstaande verkiezingen voor het nieuw te vormen ledenparlement en algemeen bestuur van de FNV.

Hans Lammers is lid van het FNV-ledenparlement.