Het politieke randje van carnaval

In Brabant staat er een paard in de gang en in Limburg wappert de rood-geel-groene driekleur: carnaval is weer in het land. Het is ‘lol en plezeer van d’n murge tot d’n aovond’, maar de schmink en verenfranje heeft vaak een politiek randje.
11 februari 2013

Door Janneke Prins

Van oudsher is carnaval verbonden aan het katholieke christendom. Pasen werd voorafgegaan door een ‘vastenperiode’. Deze vastentijd werd ingeluid door een feest waar alle normen en waarden eens goed op de kop werden gezet – het feest van het afscheid van het vlees (carne vale). Zo is ‘alaaf’ een omgekeerde soldatensaluut (met je rechterhand tik je slapjes je linkerslaap aan en zwaai je weg).

Een utopie betreden

De Russische cultuuranalist Mikhail Bakhtin — een marxist — vergeleek carnaval met feesten van de adel, kerk en de staat. Volgens Bakhtin was de onderliggende boodschap van die feesten dat de wereld stabiel en onveranderlijk was, terwijl carnaval de fantasie prikkelde. Je betreedt als het ware een utopie waarin gemeenschap, vrijheid, gelijkheid en overvloed ten volste kunnen worden beleefd. Juist de verkleedpartijen, je met maskers en boa’s anders voordoen, helpen de alledaagse identiteit van je af te zetten en elkaar een paar dagen op een andere manier te beleven.

Het bevrijdende karakter is dan ook hetgeen waar vele carnavalsvierders elk jaar naar uitkijken. Deze paar dagen per jaar hoef je niet aan je dagelijkse verplichtingen te voldoen. Je hoeft niet te luisteren naar je baas, je hoeft niet te voldoen aan de eisen van een ‘gelukkige huisvrouw’. Het is onbezorgd meedansen en -zingen op makkelijke liedjes, waarvan vrijwel niemand de tekst serieus neemt (met zijn allen // carnavallen).

Bij carnaval hoort daarom ook satire. Volkse creativiteit komt tot uiting in woordgrapjes die voorbij komen in de optochten. In Heerlen werden dit jaar rechtse politici allemaal ‘draaikont’ genoemd. Een ander jaar deelde een ‘sjnel mannetje’ flyers uit van de Potlood Venter Vereniging (PVV). Ook komen economische thema’s voorbij als doorwerken tot je 67e en werkloos op de bank zitten.

SP Limburg kwam dit jaar met een carnavalsnummer. Inhoudelijk heeft het nummer een aardige politieke boodschap. Maar het is te zuur gebracht, ook al is het dagelijks leven voor veel carnavalisten inderdaad zuur aan het worden. Carnaval is – met een dikke knipoog – de politiek belachelijk maken.

Rijkelui en prinsen

Aan de andere kant is carnaval ook show en kassa. Een heel circuit van artiesten wisselt elkaar af op de podia – op evenementen die vaak door bierbrouwers worden georganiseerd of gesponsord. Ook is er sinds de Tweede Wereldoorlog een tendens dat carnaval steeds geïnstitutionaliseerder raakt, met de benoeming van de carnavalsprins. Elk dorp of stadswijk heeft meerdere carnavalsverenigingen waar de nadruk teveel is komen te liggen op allerlei rituelen rondom de prins. Terwijl in de negentiende eeuw de vorstendommen juist met de carnavalsprins en de narrenkap bespot werden, is het prinsendom een eigen leven gaan leiden.

Volgens een volkswijsheid moet de stadsprins van Maastricht ‘een miljoen euro meebrengen’, prins worden is dus voorbehouden aan een telg uit een rijk nest. Daar staat dan tegenover dat deelnemers aan de diverse optochten de prins bekogelen. Met confetti, dat dan wel.

Video: Weej gaon de bloome boéte zette!