Het ontwaken van een getergde reus

Terwijl tanks in juni 1989 over het Tiananmen-plein reden en de opstand bloedig onderdrukten, verklaarde Deng Xiaoping, toenmalig leider van China: ‘Zelfs als we 10.000 tot 20.000 mensen moeten opofferen, moeten we controle over de situatie in het hele land houden. We zullen hier twintig jaar stabiliteit voor terugkrijgen.’ Maar nu is die tijd van relatieve rust voorbij. De afgelopen jaren hebben de meeste stakingen, demonstraties en andere protesten plaatsgevonden sinds eind jaren twintig.
20 februari 2012

Foto: Stakende arbeiders bij de Hi-P computer-onderdelenfabriek in Shanghai, juni 2011.

Door Hessel Schaaf

Als er over het ‘Chinese wonder’ wordt gesproken, gaat het niet over de groepen die consequent van de vruchten van deze groei zijn uitgesloten. China blijft een land van extreme, en groeiende ongelijkheid. En terwijl de westerse media de aandacht vooral vestigen op strijd rondom Tibet, de Oeigoeren en het verzet van intellectuele dissidenten als Ai Weiwei, hangt met name de strijd van arbeiders en boeren sterk samen met de tegenstellingen binnen het moderne China.

Sinds het begin van de verregaande liberalisering in de jaren tachtig zijn de arbeidsomstandigheden in China enorm veranderd. Marktwerking kreeg prioriteit en veel staatsbedrijven werden verkocht, waarbij de gevolgen vandaag de dag steeds meer zichtbaar worden. In 2010 steeg het aantal dollarmiljardairs van 189 naar ten minste 271, terwijl parallel een groeiend aantal Chinezen wordt gedwongen in diepe armoede te leven.

Deze enorme verschillen vormen een vruchtbare voedingsbodem voor verzet. Het Chinese regime heerst al jarenlang met harde hand tegen elke vorm van protest, maar doordat de gevolgen van de wereldwijde crisis ook in China worden afgewenteld op arbeiders, staan de weinige veroverde rechten nu extra onder druk. Dit heeft het verzet in recente jaren een extra impuls gegeven.

Arbeidsleger

De Chinese arbeiders vormen het extreem uitgebuite arbeidsleger dat juist verantwoordelijk is voor de indrukwekkende groeicijfers van de economie. Door dreigende werkloosheid worden zij gedwongen hun arbeid aan de grote bedrijven te blijven verkopen voor de laagste prijs. Arbeiders die tussen de 60 en 120 dollar per maand verdienden, konden al weinig meer doen dan overleven.

Arbeidsomstandigheden in China nu zijn te vergelijken met het industrialiserende Europa van de negentiende eeuw of het China van de jaren twintig. Het werk is vaak gevaarlijk en de hygiëne is zeer slecht. Het management handhaaft extreme discipline, verplicht onbetaald overwerk is eerder regel dan uitzondering en zeven dagen per week 10 of 12 uur werken is niet ongewoon. In onderzoeken van mensenrechtenorganisaties en universiteiten worden fabrieken regelmatig ‘werkkampen’ genoemd.

Een voorbeeld van de gevolgen van deze uitzichtloze situatie is een zelfmoordgolf bij Foxconn, producent van onderdelen voor onder meer Apple, Sony en Nokia, die gedurende 2010-2011 bijna 20 jonge arbeiders het leven kostte. In deze fabrieken moeten werknemers per dag 4000 chips in elkaar zetten. Met een 40-urige werkweek verdient een gemiddelde arbeider 120 euro per maand, lang niet genoeg om een gezin te onderhouden. Daarom maakt iedereen constant overuren. Dit alles terwijl Foxconn jaarlijks voor 55 miljard aan producten exporteert en winst maakt. Nog krankzinniger wordt dit verhaal doordat Foxconn bekend staat als een bedrijf dat relatief goede arbeidsomstandigheden heeft. Dit geeft ook aan dat westerse bedrijven helemaal niet ‘humaner’ zijn.

Door de erbarmelijke situatie is het aantal arbeidsconflicten in een aantal jaren verdubbeld. In 2009 vonden er volgens officiële gegevens meer dan 90.000 ‘massa-incidenten’ plaats (een eufemisme dat de regering gebruikt voor sociale en politieke strijd). In 2010 waren er minstens 180.000 van deze ‘incidenten’. In de laatste dagen van 2011 alleen waren er meerdere stakingen waaraan meer dan 2000 mensen deelnamen. Een van deze stakingen duurde 28 dagen. Voor het eerst sinds het uitroepen van de ‘volksrepubliek’ China in 1949 zijn stakingen en protesten, ondanks repressie en censuur, weer permanent aanwezig.

Organisatie

De vraag is: zal dit verzet worden teruggeslagen, of zal het juist intensiveren? De economische ontwikkelingen dragen hoe dan ook bij aan een explosieve situatie waarvan het einde niet in zicht is. De Chinese staat is tot nu toe ook niet in staat gebleken de oorzaken aan te pakken. De opkomende strijd lijkt dus eerder een voorbode van grootschaliger verzet te zijn.

Daarbij is het zelfvertrouwen van arbeiders door de verscheidene acties enorm gestegen. Een voorbeeld hiervan is de toegenomen openheid. Waar arbeiders vroeger maskers droegen en geen vertegenwoordiging kozen om vervolging te voorkomen, komen ze nu openlijk uit voor hun identiteit en eisen. Een andere belangrijke verandering is dat staatsgeleide vakbonden die tot voor kort verzet juist afremden, snel aan invloed verliezen, of onder druk radicaliseren. Ook worden er vele pogingen ondernomen om onafhankelijke vakbonden op te bouwen.

De grote angst van het regime is een landelijke beweging met duidelijke en coherente eisen en acties. En hoewel acties nog altijd voornamelijk op fabrieks- of bedrijfsniveau plaatsvinden, is er sinds 2010 een toename van meer nationaal gecoördineerde protesten. Algemene politieke en economische eisen worden echter nog zelden gesteld. Als de arbeiders erin slagen meer coördinatie, samenwerking en richting tot stand te brengen, zal de nu nog versplinterde strijd tot een machtige arbeidersbeweging kunnen uitgroeien.