Het dilemma voor Obama
Om te beginnen is het duidelijk dat Obama zelf de verwachtingen opschroeft. Vanaf het begin van zijn presidentscampagne heeft hij gezegd dat hij in de voetsporen van Abraham Lincoln treedt. En op het punt van de economie wordt hij vergeleken met Franklin Roosevelt. Iemand die zichzelf vergelijkt met de twee grootste Amerikaanse presidenten zet niet perse voorzichtig in.
Maar Obama probeert ook tijd te kopen bij zijn kiezers. Vorige week zaterdag schreef de New York Times over de recentste peilingen: ‘Obama heeft een zekere mate van succes in zijn pogingen om Amerikanen klaar te maken voor langzaam economisch herstel en moeilijke jaren in het vooruitzicht, na een campagne die draaide om enthousiasme en hoop op verandering. De meeste Amerikanen zeggen geen reële vooruitgang, hervormingen in de gezondheidszorg of einde van de Irak-oorlog te verwachten in de komende twee jaar. En tweederde van de respondenten denkt dat de recessie twee jaar of langer zal duren.’
De echte tegenstelling die waarschijnlijk Obama’s presidentschap zal beheersen is dit tussen zijn ‘Yes We Can’-boodschap en zijn ‘No We Can’t’-kabinet. Obama’s keuzes voor zijn team zijn deprimerend slecht, samengesteld uit het kader van neoliberale imperialisten. Het zou idioot zijn om Obama af te schilderen als niers meer dan een gevangene van dit griezelige stel. Hijzelf heeft hen tenslotte gekozen, als onderdeel van zijn zorgvuldig ontworpen strategie om zichzelf in het centrum van de Amerikaanse politiek te plaatsen.
Volgens de New York Times ‘lijkt de poging van Mr. Obama te werken om de periode tussen zijn verkiezing en zijn inauguratie te gebruiken om zichzelf te presenteren als man van het midden. Bij de laatste peilingen omschrijft 40 procent de ideologie van de president als progressief, 17 procent minder dan voor de verkiezingen.’
Het probleem met deze strategie is dat Obama tegenover een economische en financiële crisis staat die nu al uit de nauwe beperkingen van het neoliberalisme is gebarsten. Een paar weken geleden presenteerde hij een economisch herstelplan om de Amerikaanse economie te stimuleren. In totaal bestaat het uit duizend miljard dollar aan belastingverlagingen en extra uitgaven. Maar Martin Wolf van de Financial Times, tot voor kort een hogepriester van de vrije markt, noemde dit pakket ‘ontoerijkend en incompleet’. Daarnaast wees hij erop dat de problemen waar Obama mee te maken krijgt ‘veel te diep en internationaal zijn’ om binnen de Amerikaanse grenzen op te lossen.
Boven alles torst het Amerikaanse kapitalisme een enorme last van slechte schulden. Banken lenen minder uit, bedrijven snijden in hun leningen en investeringen. Het gecombineerde effect is dat de economie nog verder krimpt, waardoor de banken en bedrijven nog verder verzwakt worden, waardoor ze nog meer moeten snijden, zodat ze in een neerwaardse spiraal terecht komen. Als dit vooruitzicht klopt zou hij wel eens gedwongen kunnen worden om veel verder te gaan in zijn economische beleid dan hij of zijn kabinet zouden willen.
Maar het terrein waarop grote omslagen het meest onwaarschijnlijk zijn, is precies het terrein waarop de verwachtingen buiten de VS het hoogstgespannen zijn: de buitenlandse politiek. Praten met Iran of zelfs, volgens sommige geruchten, met Hamas is nog geen revolutionaire verandering. Het is een variatie op de complexe mix van militaire interventies, steun voor Israël en bondgenootschappen met conservatieve Arabische regimes die de Amerikaanse politiek in het Midden-Oosten de laatste twintig jaar heeft gedomineerd.
Verwacht vooral niet dat Obama de woordvoerder zal zijn van een tammere en zwakkere VS. De relatieve macht van de VS zou zelfs kunnen groeien in de komende jaren, als de rivalen van de VS harder dan Amerika worden getroffen door de economische crisis. En precies door het feit dat Obama het Oval Office bezet zal de morele macht van de VS groter zijn dan de laatste paar jaar. Die morele macht zal hij gebruiken.
Alex Calinicos is auteur van een groot aantal boeken, waaronder The New Mandarins of American Power over de neoconservatieven en Bush.