Het CPB en de onverdiende uitstraling van betrouwbaarheid

Nog nooit speelden de doorberekeningen van het Centraal Planbureau (CPB) over de verschillende partijprogramma’s zo’n grote rol in de verkiezingscampagnes als nu. Dat heeft alles te maken met de economische crisis. Voorspellingen over de ontwikkeling van de werkloosheid, het inkomen of de gevolgen van de vergrijzing domineren elk debat. Maar als de crisis één ding heeft laten zien, is het wel hoe onbetrouwbaar die voorspellingen zelf zijn.
27 mei 2010

Door Pepijn Brandon

‘Iedereen weet dat er 29 miljard bezuinigd moet worden’. ‘De VVD creëert de meeste banen’. ‘De SP zorgt voor behoud van koopkracht, maar ten koste van de economie’. Al deze uitspraken zijn politiek geladen. Maar dankzij de tussenkomst van de rekenmeesters van het CPB lijken ze objectieve constateringen waaraan niet valt te tornen. En journalisten met weinig verstand van economie en nog minder van econometrische rekenmodellen, herkauwen deze conclusies alsof ze het laatste woord van de wetenschap zijn.

Maar iedereen die wel eens een econometrisch model van dichtbij heeft gezien, weet dat dit soort voorspellingen over de lange termijn bestaan uit heel veel computermatige rekenkunde, gecombineerd met grote wetenschappelijke aannames, grove simplificaties en een flinke dosis gokwerk. In een paper uit 2006 over ‘Modellen en methoden voor economisch beleid: 60 jaar evolutie bij het CPB’, drukken twee CPB-onderzoekers het iets vriendelijker uit: ‘De kunst van het bouwen van een model vraagt kennis van economie, ervaring, intuïtie en een grote dosis common sense.’ Het is duidelijk dat in deze mix subjectieve keuzes een grote rol spelen.

Allesbehalve politiek neutraal

Die keuzes zelf zijn bovendien allesbehalve politiek neutraal. In de publicatie beschrijven de auteurs hoe de Keynesiaanse veronderstellingen van de jaren veertig tot zestig werden vervangen door ‘supply side economics’ en ‘general equilibrium models’, essentiële elementen van neoliberale economische theorie. Hoewel ze deze verschuiving presenteren als de logische reactie op tekortkomingen in de voorspellende kracht van de oudere modellen, werd de richting waarin de nieuwe methodes werden gezocht sterk bepaald door de politieke verschuivingen van dat moment, en het feit dat de economische faculteiten stukje bij beetje ten prooi vielen aan de agressieve neoliberalen van de Chicago School.

Vanuit die achtergrond is het niet vreemd dat het CPB de afgelopen decennia structureel cijfers leverde ter onderbouwing van de noodzaak om te snijden in sociale uitgaven en de rechten van werknemers. Een neoliberale dokter schrijft neoliberale recepten voor. Maar politici en journalisten controleren maar zelden hoe betrouwbaar de voorspellingen waarop het CPB zijn aanbevelingen baseerde achteraf bleken te zijn.

Drie onderzoekers van het CPB zelf deden dit onlangs wel in een rapport over ‘voorspellen in crisistijd’. Het rapport haalt de cijfers terug op basis waarvan Bos en Balkenende op Prinsjesdag 2008 hoog opgaven van de weerbaarheid van de Nederlandse economie, terwijl aan de overkant van de oceaan Lehman Brothers instortte. Nog in september 2008 voorspelde het CPB 1,25 procent economische groei in het komende jaar. Uiteindelijk moest dit worden omgezet in een krimp van 4 procent – een enorme inschattingsfout met verregaande politieke consequenties.

Macro Economische Verkenningen

Fouten in de CPB-prognoses ontstaan echter niet alleen in crisistijd. De onderzoekers bekeken de Macro Economische Verkenningen (MEV) van 1971 tot 2008, en concludeerden dat het CPB er in zijn voorspelling van het groeicijfer voor het komend jaar er jaarlijks gemiddeld 1,2 procentpunt naast zit. Zelfs de voorspelling die het CPB in september doet over de groei in het lopende jaar (dat dan al voor tweederde voorbij is) wijkt gemiddeld nog 0,7 procentpunt af van de groei die achteraf wordt vastgesteld.

Dat dit soort foutmarges bestaan is onvermijdelijk. Het kapitalisme is een systeem van concurrentie, en daarmee is groei per definitie een ongestuurd en onvoorspelbaar proces. Maar de manier waarop instanties als het CPB omgaan met dit gegeven, creëert een illusie van voorspelbaarheid die vervolgens een belangrijk wapen wordt in het politieke debat.

Een verschil van 1,2 procentpunt lijkt misschien niet zo veel, maar het effect op de overige conclusies kan enorm zijn. Neem het voorbeeld van de VVD en de banengroei, gecreëerd door snijden in het minimumloon en de ontslagbescherming. De veronderstelling is dat bazen als de economie groeit makkelijker een stel arme stakkers aan de lopende band zullen zetten als dat ze niets kost en ze hen morgen weer kunnen ontslaan. Voor het model betekent dit dat de VVD banenschepper nummer 1 is – los van de vraag of de gemiddelde modelschrijver bij het CPB zelf graag zo’n baan aan de lopende band zou aannemen.

Maar wat als de economie niet met 1 procent groeit, maar gelijk blijft of zelfs licht krimpt? Dan maakt het feit dat de VVD de ontslagbescherming heeft uitgekleed en de arbeid geflexibiliseerd het juist makkelijker om diezelfde arme stakkers te ontslaan in plaats van in te huren, en is de VVD opeens de grootste banenverwoester.

Voorspellingen

In het rapport van de drie onderzoekers gaat het nog over de voorspelling over een jaar. Maar de doorberekening van de verkiezingsprogramma’s gaat over de periode tot 2015. De achterliggende redeneringen over de noodzaak tot bezuinigen vanwege de vergrijzing en de groeiende staatsschuld zijn zelfs gebaseerd op voorspellingen over de economie in 2030 of 2040. De cijfers die daaruit voortkomen zijn niet zo veel betrouwbaarder dan de voorspelling dat 22 maart 2028 een mooie zonnige dag met hier en daar lichte bewolking zal zijn.

Waarom behouden de cijfers van het CPB ondanks dit alles hun glans van heiligheid? Gedeeltelijk vanwege de belangrijke functie die dit soort cijfers vervullen in de alledaagse praktijk van het systeem. De illusie dat de kapitalistische economie politiek stuurbaar, beleidsmatig planbaar en dus ook voor de toekomst becijferbaar is, is fundamenteel voor de hele burgerlijke politiek. Sociaal-democraten hechten daar over het algemeen nog meer aan dan liberalen, die uiteindelijk toch vinden dat de staat de markt zo veel mogelijk zijn gang moet laten gaan. En dus verdedigen de linkse partijen de cijfermachine van het CPB net zo enthousiast als hun rechtse tegenstanders, ondanks de neo-liberale veronderstellingen achter de rekenmodellen.

Maar de onverdiende uitstraling van betrouwbaarheid van de cijfers van het CPB is ook gebouwd op een van de hardnekkige illusies van de kapitalistische economie; de illusie dat menselijke relaties pas echt zijn als je er een prijskaartje aan kunt hangen en er een rekenmodel op kunt loslaten. En ook al mag het CPB in die cijfermatige wereld dan koning zijn, het blijft het land der blinden.