Hervorming of revolutie? Een strategie om te winnen

De belangrijkste les van de ontwikkelingen in Griekenland de afgelopen maanden is dat strategische keuzes ertoe doen. Volgens Max van Lingen is de centrale vraag voor links: hervorming of revolutie?
15 september 2015

Socialisten hebben de opkomst van Syriza in Griekenland de afgelopen jaren omarmd als een hoopgevende ontwikkeling. Hetzelfde geldt voor de opkomst van Podemos in Spanje en voor de indrukwekkende campagne van de socialist Jeremy Corbyn voor het leiderschap van het Britse Labour. Tegenover de golf van bezuinigingen die Europa de afgelopen jaren heeft overspoeld, laat het zien dat het wel degelijk mogelijk is om verzet op te bouwen.

Tegelijkertijd worden deze bewegingen beperkt door hun weigering fundamenteel te breken met het systeem. Zowel binnen Syriza als binnen Podemos heeft dit onder andere de vorm aangenomen van wat de Griekse socialist Stathis Kouvelakis ‘links europeanisme’ noemt. Hij heeft hierop scherpe kritiek geuit: ‘De gedachte dat het Europa met de kernwaarden “solidariteit”, “democratie” en “soevereiniteit” die als democratische façade worden opgehangen te verkiezen is, is intellectueel bedrog. Het neoliberalisme zit ingebakken in het DNA van deze EU.’

De beperkingen van het links europeanisme van Syriza zijn de afgelopen maanden pijnlijk duidelijk geworden. De weigering te breken met de euro heeft ertoe geleid dat Syriza door de knieën is gegaan voor de Europese schuldeisers. In plaats daarvan heeft Alexis Tsipras, de politiek leider van Syriza, een akkoord gesloten dat zijn eigen partij verantwoordelijk maakt voor de uitvoering van beleid waar ze zich tegen probeert te verzetten. Tsipras noemde in het Griekse parlement het akkoord ‘het beste dat we op dit moment konden bereiken binnen de huidige machtsbalans in Europa’.

Logica

Dit is precies dezelfde logica die de traditionele sociaal-democratie meer dan honderd jaar heeft gehanteerd. Aan het einde van de negentiende eeuw kwam Eduard Bernstein, een vooraanstaand lid van de Duitse sociaal-democratie, voor het eerst met een ideologische verdediging van het reformisme. Het leverde hem felle kritiek op van zijn partijgenoot Rosa Luxemburg.

In het voorwoord van haar pamflet Hervorming of revolutie? gaf ze het belang van de discussie aan: ‘In de discussie met Bernstein en zijn aanhangers gaat het in laatste instantie niet om een specifieke manier van strijden, niet om een specifieke tactiek, maar om het hele bestaan van de sociaal-democratische beweging.’ Waarin verschillen sociaaldemocraten immers nog van liberalen, vroeg Luxemburg zich af, als het socialisme als einddoel wordt losgelaten?

Overigens zag Luxemburg zelf geen tegenstelling tussen hervorming en revolutie. Volgens haar ‘bestaat tussen sociale hervormingen en de sociale revolutie een onafscheidelijke samenhang. De strijd voor sociale hervormingen is het middel, maar de sociale revolutie het doel.’ Het punt is nu juist dat het Bernstein en de reformisten waren die hervorming en revolutie tegenover elkaar plaatsten door ‘de sociale revolutie, het einddoel van de sociaal-democratie, op te geven en in plaats daar van de sociale hervormingen van een middel van de klassenstrijd tot het doel te maken.’

Omarming

In de praktijk betekende de loskoppeling van hervorming en revolutie door Bernstein en de reformisten de omarming van de kapitalistische staat als een middel om sociale hervormingen te kunnen doorvoeren. Het resultaat was niet dat de maatschappij werd veranderd door de staat, maar dat de partij de staat ging verdedigen, met als tragisch dieptepunt de steun aan de massaslachting die we later de Eerste Wereldoorlog zijn gaan noemen.

Ook Podemos en Syriza denken dat ze de staat kunnen gebruiken om de maatschappij te veranderen. Maar zij beweren dat hun strategie anders is dan die van de reformisten, omdat ze zich tegelijkertijd baseren op buitenparlementaire mobilisaties. In het geval van Syriza verwijst deze strategie naar de ideeën van de Grieks-Franse politiek socioloog Nikos Poulantzas.

Kouvelakis vat de ideeën van Poulantzas als volgt samen: ‘De staat moet van binnen van buiten worden gegrepen, van bovenaf en van onderaf ’. Deze tweeledige strijd is erop gericht ‘de interne tegenstellingen van de staat te verscherpen om een diepgaande transformatie van de staat door te voeren’, ondersteund door nieuwe ‘structuren van directe democratie aan de basis’.

Op deze manier hoopte Poulantzas in de jaren zeventig, toen voor verschillende communistische partijen in Europa regeringsdeelname een reële mogelijkheid leek, aan de tegenstelling tussen revolutionaire en reformistische politiek te ontsnappen.

Doel en middel

Maar ook een strategie die electorale politiek combineert met mobilisatie van onderaf ontkomt niet aan de vraag wat het doel is en wat het middel is. Staat de mobilisatie van onderaf in dienst van de electorale politiek, zoals bij reformistische partijen, met als gevolg dat de mobilisatie van onderaf op termijn steeds meer verandert in een mobilisatie van bovenaf? Of staat de electorale politiek in dienst van de mobilisatie van onderaf, zoals bij revolutionaire partijen? Het traject dat Syriza de afgelopen maanden heeft afgelegd laat zien dat onduidelijkheid over dit vraagstuk tragische gevolgen kan hebben.

Het is een positieve ontwikkeling dat een belangrijk deel van Syriza Tsipras niet volgt op de ingeslagen weg. Tegelijkertijd is het verontrustend dat ook binnen Volkseenheid, de linkse afsplitsing van Syriza waar onder andere Kouvelakis deel van uitmaakt, de verhullende ideeën van Poulantzas nog altijd een belangrijke inspiratiebron zijn.

De huidige Griekse context laat echter weinig ruimte voor strategieën die fundamentele vragen onbeantwoord laten. De omstandigheden waarin Volkseenheid moet opereren zullen een antwoord afdwingen op de vraag: hervorming of revolutie?