Herpublicatie: Alfredo Saad-Filho over de waarde van Marx

Marxistische economie heeft een imagoprobleem. Tegelijk keren de afgelopen jaren nieuwe bewegingen zich tegen het idee dat er geen alternatief is voor het neoliberale kapitalisme van multinationals, regeringen en instellingen als het IMF. De marxistische econoom Alfredo Saad-Filho sprak met Joseph Choonara over de relevantie van Marx’ kritiek op het kapitalisme.
23 maart 2013

Alfredo Saad-Filho, een Braziliaanse marxist die werkzaam is aan de School of Oriental and African Studies in Londen, probeert deze kloof te overbruggen. Onlangs verscheen een nieuwe editie van Marx’s Capital, dat Saad-Filho samen met Ben Fine schreef. Dit boek maakt Marx’ ideeën bekend bij een nieuw lezerspubliek.

Saad-Filho redigeerde de essaybundel Anti-Capitalism: a Marxist Introduction. Daarin behandelen hij en andere auteurs belangrijke vraagstukken voor de beweging vanuit een marxistisch oogpunt.


Neoliberalisme

Saad-Filho is duidelijk over zijn rol. ‘Er is op het moment een grotere acceptatie van het idee dat gemilitariseerd neoliberalisme ongelooflijk gevaarlijk is’, zegt hij. ‘Mensen zoeken naar oplossingen. Velen van hen zullen wel wat ideeën uit de werken van Marx en van marxisten halen, maar er moet veel meer gebeuren. We moeten dingen zeggen over het huidige kapitalisme die aansluiten bij de zorgen van mensen en hen ertoe aanzetten om meer te willen weten over marxistische theorie.’

Het werk van Saad Filho concentreert zich op de arbeidswaardeleer. Volgens hem heeft deze theorie, die door Marx is uitgewerkt, twee belangrijke aspecten. Ten eerste toont ze ‘de centrale rol van arbeid en het belang van de interactie van mensen met elkaar en met de natuur door middel van hun arbeid’.

Ten tweede kan de arbeidswaardeleer ons iets leren over de manier waarop het kapitalisme in elkaar zit. ‘Als je wilt weten hoe een bepaalde maatschappij zichzelf reproduceert, moet je kijken naar de manier waarop mensen zich in het productieproces tot elkaar verhouden.

Marx laat in Het kapitaal zien hoe de waarde van waren, of dat nu materiële goederen zijn of immateriële diensten, de hoeveelheid arbeid weerspiegelt die er in is gaan zitten om ze te maken. Kapitalisten brengen arbeiders en machines samen om waren te produceren, maar het zijn niet de machines die de waarde produceren.’

Saad-Filho zegt: ‘Machines maken mensen productiever, maar het zijn mensen die de machines produceren en mensen die de machines gebruiken om goederen te produceren, inclusief nieuwe machines.’ Marx noemde machines ‘dode arbeid’ — het product van arbeid uit het verleden — die met levende arbeid van mensen samengebracht moet worden om iets te kunnen produceren.

Uitbuiting

Voor Saad-Filho is de kapitalistische maatschappij gebaseerd op de relatie tussen kapitalisten en arbeiders — een loonverhouding. Dit is een relatie van uitbuiting. ‘De arbeidswaardetheorie stelt je in staat om naar het productieproces te kijken en de typische uitbuitingsvorm te herkennen die essentieel is voor het kapitalisme, namelijk het creëren van meerwaarde.

Elk jaar wordt er een bepaalde hoeveelheid waarde geproduceerd. Een gedeelte hiervan is in handen van de arbeiders. De rest wordt meerwaarde genoemd. Dit laat de mate van uitbuiting zien. Het laat zien dat arbeiders iets creëren waarover ze geen macht hebben en wat in feite de macht over hen heeft.’

De vraag of de uitbuiting momenteel stijgt of daalt, is moeilijk te beantwoorden. ‘Je kunt lonen meten’, zegt Saad-Filho. ‘Maar het gaat ook om de rijkdom die arbeiders hebben. Als je de gezondheidszorg neemt, kun je de vraag stellen of die opgezet is overeenkomstig de behoeftes van de gewone mensen of overeenkomstig de behoeftes van andere groepen.’

De geleidelijke privatisering van de gezondheidszorg is een voorbeeld van hoe een regering en groepen kapitalisten nieuwe gebieden proberen op te nemen in het warensysteem. ‘Als dat hun lukt, zullen ze, ongeacht de loonontwikkeling, de uitbuitingsgraad van arbeiders hebben verhoogd.’

De arbeidswaardeleer verklaart veel, maar niet alles, zegt Saad-Filho. ‘De arbeidswaardeleer gaat over de productie van goederen en diensten die nodig zijn om de maatschappij te reproduceren. Dat wil zeggen dat de productie ook in de toekomst doorgaat en dat de kapitalistische structuren en uitbuitingsrelaties blijven bestaan. Maar bijvoorbeeld kunstwerken zijn niet direct van belang in de waardeanalyse. Die zouden op de markt kunnen komen, maar als ze niet te reproduceren zijn, zijn het geen normale waren.’

Belangrijk is ook dat de arbeidswaardeleer het mogelijk maakt is armoede en onderdrukking te onderscheiden van uitbuiting. Dit druist in tegen de algemene opvatting dat arbeiders in de Derde Wereld meer uitgebuit worden dan in het Westen, of dat arbeiders in Marx’ tijd meer uitgebuit werden dan nu.

‘Het is duidelijk dat de absolute armoede in het Westen is gedaald’, zegt Saad-Filho. ‘Maar dat is iets heel anders dan uitbuiting. Je kunt een technologisch hoogontwikkelde maatschappij hebben waarin arbeiders heel productief zijn en het niveau van uitbuiting hoger is dan in een armere maatschappij. Westerse arbeiders zijn bijvoorbeeld veel beter af dan die in Afrika of Zuid-Azië, maar ze produceren ook meer meerwaarde en er is bewijs dat ze meer uitgebuit worden.’

Kapitalisten zijn er zelden op uit om de lonen van hun eigen arbeiders te verhogen zodat ze meer kunnen consumeren. Maar ze willen daarentegen wel graag dat andere arbeiders hun waren kopen. ‘De toegenomen consumptie is tegenwoordig een van de belangrijkste vormen van uitbuiting’, stelt Saad- Filho. ‘Er worden voortdurend nieuwe goederen toegevoegd aan de hoeveelheid goederen die arbeiders al consumeren. Dat is een mechanisme dat neerkomt op loonslavernij. Je moet steeds langer werken om je hoofd boven water te houden. Je kunt misschien meer consumeren, maar je hebt ook meer stress, hogere schulden en een grotere verspilling van menselijk potentieel.’

Saad-Filho behandelt in zijn werk nog een ander belangrijk kenmerk van het kapitalisme: de instabiliteit van het systeem. De meeste economische theorieën behandelen het systeem alsof het inherent stabiel is. Maar voor Marx is er altijd instabiliteit en crisis. Crises kunnen veel verschillende vormen aannemen.

Elke crisis moet op zichzelf worden bestudeerd in haar eigen context. Welke vorm de crisis aanneemt wordt bepaald door ‘de relatie tussen de twee belangrijke klassen in de maatschappij (kapitalisten en arbeiders) en de concurrentie tussen kapitalisten, die de vorm kan aannemen van concurrentie binnen een land of concurrentie tussen landen.’

Crisis

Een belangrijk aspect van de economische crisis is volgens Marx de tendentieel dalende winstvoet. De winstvoet kan grofweg beschouwd worden als de hoeveelheid winst die kapitalisten krijgen voor elke euro die ze in het productieproces stoppen.

‘Het idee is simpel’, zegt Saad-Filho. ‘Je hebt concurrentie binnen het kapitalisme. Die proberen kapitalisten op te lossen door de productiviteit te verhogen. Dat doen ze door te mechaniseren.’ Individuele kapitalisten kunnen hun rivalen de pas afsnijden door te investeren in technologie. Daardoor zijn ze in staat de waren goedkoper te produceren. Maar als andere kapitalisten ook de nieuwe technologie introduceren, kan het langetermijneffect een daling van de winstvoet zijn. Saad-Filho legt uit waarom: ‘Als je in de hele economie mechaniseert, verdrijf je de levende arbeid uit de productie.

En alleen arbeid produceert winst. Machines en gereedschappen produceren geen winst. Die moeten bediend worden door arbeiders.’ De kapitalisten geven een steeds kleinere rol aan datgene wat hun winsten produceert, namelijk levende arbeid. Ze moeten dan in ontzettend veel meer in machines (dode arbeid) investeren om een bepaalde winst te produceren.

Saad-Filho neemt stelling tegen de grove manier waarop de analyse van Marx vaak is geïnterpreteerd: ‘Dit proces staat niet op zichzelf. Als dat wel zo was, dan was het kapitalisme allang ingestort. Verhoogde mechanisatie betekent niet dat de winstvoet simpelweg zal kelderen. ‘Marx heeft het ook over tegenbewegingen. Dat zijn mechanismen in het systeem die de winstvoet kunnen opkrikken.

Voorbeelden van zulke mechanismen zijn de verhoogde uitbuiting van arbeiders, of goedkopere import vanuit andere landen. Dit onderstreept het potentiële belang van globalisering en imperialisme voor de winsten van de kapitalisten.’

De winstvoet steeg in de meest ontwikkelde landen tijdens de Tweede Wereldoorlog, bleef in de jaren vijftig hoog en begon in de jaren zestig en zeventig te dalen. ‘Er kwam een keerpunt rond 1982. Toen begon de winstvoet in veel landen weer te stijgen’, zegt Saad-Filho. ‘Waarom in 1982? Omdat het neoliberalisme rond deze tijd werd ingevoerd. Dat was een nederlaag voor de arbeiders.’

Zwaktes

Het is dus niet zo dat het kapitalisme gedoemd is om simpelweg ineen te storten. Maar als onderdeel van een bredere poging om een ander type maatschappij op te bouwen is de theorie van Marx over het kapitalisme belangrijk. ‘Het systeem heeft ingebouwde zwaktes, die op verschillende momenten kunnen verschillen. Of we deze zwaktes kunnen uitbuiten, hangt af van de organisatiegraad en strijdbaarheid van de arbeiders.’ Maar wat voor soort maatschappij zou het kapitalisme kunnen vervangen?

‘Marx zegt niet veel over de postkapitalistische maatschappij. Sommige dingen die hij zegt kunnen op verschillende manieren geïnterpreteerd worden. Ik denk niet dat een dergelijke maatschappij op de Sovjet-Unie zou lijken. Ik hoop het in elk geval niet’, zegt Saad-Filho. ‘Als dat het doel zou zijn, zou het moeilijk zijn mensen te overtuigen om een moeilijke en lange strijd aan te gaan.’

Volgens Saad-Filho zijn er veel ideeën in omloop over hoe een postkapitalistische maatschappij eruit zou kunnen zien, maar is er geen consensus. ‘Dit is belangrijk. Radicaal links kan niet een puur negatief programma hebben. Je kunt mensen niet overtuigen door te zeggen dat kapitalisme een slecht idee is.

Ze moeten geloven dat er een levensvatbaar alternatief is dat meer te bieden heeft dan dit systeem. Anders komen we nooit verder dan defensieve acties voor hervormingen, in plaats van de sprong te maken naar een toekomstige maatschappij die we zo hard nodig hebben.’

Dit artikel verscheen eerder in De Socialist 173 van juli 2005.