Herdenk het slavernijverleden, bestrijd hedendaags racisme
Door Karwan Fatah-Black
Slaven werden uit Afrika gehaald om te werken op de plantages waar ze tropische producten produceerden voor de Europese markt. Het Nederlands slavernijverleden beslaat zowel de geschiedenis van de handel in mensen, als de geschiedenis van uitbuiting en kolonialisme via slavenarbeid op de plantages. In totaal zijn er door Nederlanders zo’n 550.000 mensen als slaaf van Afrika naar Amerika getransporteerd. Dat is 5 procent van het totaal van de trans-Atlantische slavenhandel. Ook in Azië verscheepte men slaven, al zijn de cijfers hierover minder nauwkeurig. De slavenhandel werd begin negentiende eeuw verboden. Nadat er een einde was gekomen aan de slavenhandel werd uiteindelijk ook de slavernij afgeschaft. Nederland was in 1863 de West-Europese hekkensluiter.
De schuldvraag blijft de maatschappelijke discussies over slavernij domineren, niet alleen in Nederland, maar ook daarbuiten. In The New York Times publiceerde Henry Louis Gates recentelijk een artikel ‘Ending the Slavery Blame-Game’. Hoewel de discussie over de schuldvraag zich meestal concentreert rond de vraag of latere generaties verantwoordelijk gehouden kunnen worden voor wat hun voorouders hebben gedaan, gooide Gates het over een andere boeg. Volgens hem ligt de schuld namelijk in Nigeria, waar vandaan de meeste van de Afrikanen naar de VS zijn verscheept. Deze mensen waren immers tot slaaf gemaakt door Afrikanen in het Afrikaanse achterland. Dat deze weinig originele observatie zou kunnen leiden tot het beëindigen van ’the Blame-Game’ zoals Gates het noemt, is echter nogal voorbarig.
Het is de concurrentieslag tussen de handelaren en staten van verschillende Europese landen die de wreedheden van de slavenhandel hebben veroorzaakt. Wat dit aan de grond betekende is het beste te illustreren aan de hand van een voorbeeld. In januari 1765 overleed n67 te Paramaribo. Dit kind was een jaar eerder samen met zijn of haar moeder op de kust van Afrika gekocht. Ze waren samen met een andere vrouw door Afrikanen in kano’s naar het schip gebracht. Het overlijden van n67 kwam enkele dagen na dat van de moeder, n65. Ze overleden aan boord van het slavenschip Eenigheid dat aan de waterkant in Paramaribo lag om slaven te verkopen. Het is niet na te gaan wat hun laatste rustplaats is geweest. De regel was dat men ze moest begraven of ’ten minsten in de riviere smijtende met soveel gewicht aen ’t lijff doende dat se sincken’. Hoewel ze al een jaar aan boord, en minstens acht weken en vier dagen samen aan een grote oversteek bezig waren geweest, nam degene die het scheepsjournaal bijhield niet de moeite hun namen te vermelden, zoals hij dat deed met zeelieden die overleden.
Er zijn voldoende aanwijzingen dat mishandeling aan boord van slavenschepen niet werd toegestaan (het ging immers om handelswaar). Ondervoeding, ziekten en uitzichtloosheid waren echter voldoende om veel mensen aan boord van deze schepen van het leven te beroven. En al werd mishandeling bestraft, op momenten van opstandigheid werd geen middel te wreed geacht om de rust aan boord te herstellen. Afschuwelijk verhalen over ontmenselijking en onderdrukking springen je tegemoet als je in het slavernijverleden duikt. De drang naar winst in de handel maakte het ontmenselijken van de slaven noodzakelijk. Een combinatie van racisme en economische en territoriale concurrentie waren de ingrediënten die de trans-Atlantische slavenhandel zo’n wreed karakter gaven. De discussie over wie er in Afrika, aan boord van schepen of op plantages al dan niet iets misdaan heeft, is echter niet de kern van de maatschappelijke discussie.
Het is niet het historische feit dat Afrikanen participeerden in de slavenhandel dat Rita Verdonk er in 2006 toe bewoog om in haar programma te zetten dat er vooral geen slavernij herdenkingsmonumenten meer bij mogen komen. Wilders liet zich recent als Nederlandse zeeheld af beelden met op de achtergrond een piratenschip met een Antilliaanse vlag. Zijn boodschap was duidelijk: het Nederlandse verleden op zee is een bron van trots, Antillianen zijn de vijand. Agressieve pogingen om het koloniale- en slavernijverleden te ontkennen komen niet toevallig van politici die op basis van racisme stemmen proberen te winnen. Kortom, het is belangrijk om te onderscheiden wanneer er sprake is van een discussie over het slavernijverleden, en wanneer het eigenlijk gaat om racisme.
Toen Rita Verdonk in 2005 naar de slavernijherdenking ging werd ze daar zo hard uitgejouwd dat het onmogelijk voor haar was om te spreken. Ook kreeg ze niet de mogelijkheid om een krans te leggen. De organisatoren van de herdenking, het Nationaal Instituut Nederlands Slavernijverleden en Erfenis (NiNsee) betreurde het voorval. Ze vonden het belangrijker om erkenning te krijgen van de regering, dan steun te geven aan actueel anti-racisme. Daarmee liet het NiNsee een kans voorbij gaan om de herdenking relevant te maken voor een bredere kring van mensen die zich druk maken over hedendaags racisme.
Gert Oostindie stelt in zijn recente boek over post-koloniaal Nederland dat bij het herdenken van de slavernij een steeds kleiner deel van de Surinaamse en in nog mindere mate de Antilliaanse gemeenschap betrokken is. En dan vooral als moment om de eigen identiteit vorm te geven. Dat is jammer. In de kern zou de herdenking van het slavernijverleden een moment moeten zijn waarop hedendaags racisme in alle verschillende verschijningsvormen bespreekbaar wordt gemaakt. Een brede deelname aan het festival donderdag zou daar een goede stap in zijn, juist ook als daar een geluid tegen islamofobie gekoppeld kan worden aan dat tegen racisme in het algemeen.
Voor informatie over de herdenking & viering van de afschaffing van slavernij, zie de site van het Keti Koti Festival