Heeft Nederland een ‘nepparlement’?

Tijdens de Algemene Beschouwingen haalde Geert Wilders weer eens stevig uit naar zijn collega-politici. Opnieuw wist hij een rel te creëren, dit maal door te spreken van een ‘nepparlement’.
5 november 2015

Door Jeroen van der Starre

‘Als er iets is duidelijk geworden dan is het dat deze Kamer het Nederlandse volk niet langer vertegenwoordigt’, aldus Wilders. De Tweede Kamer steunt Wilders namelijk niet in zijn racistische retoriek en zijn demagogische eis om de grenzen te sluiten voor vluchtelingen. Dit zou ‘tegen de wil van miljoenen Nederlanders in’ gaan.

Op deze manier probeert Wilders zichzelf als enige vertegenwoordiger van ‘het volk’ te portretteren. En passant diskwalificeert hij hiermee miljoenen Nederlanders die Wilders’ racisme verafschuwen. Het liberale midden reageerde als door een wesp gestoken. Deze uitspraken vormden volgens hen namelijk een ondermijning van ‘de democratie.’

Vertrouwen

Een deel van de commentaren waren echter een stuk milder. Volgens sommigen heeft Wilders een punt: het is namelijk al heel lang bekend dat een groot deel van de bevolking zich niet vertegenwoordigd voelt door de parlementaire politiek en geen vertrouwen heeft in democratische instituties. Dit duidt op een democratisch gebrek.

Voor socialisten is dit een belangrijk gegeven, maar op zichzelf niets nieuws. Socialisten vormden de frontlinies in de strijd voor een algemeen kiesrecht voor mannen en vrouwen. Toch hebben zij ook altijd gewezen op de beperkingen van parlementaire democratie. Kapitalistische landen met een parlement blijven kapitalistisch. Als parlementen echt democratisch zouden zijn, zouden ze niet bestaan.

Parlementaire democratie verhult de werkelijke dictatuur van banken en multinationals. Dat werkt ongeveer zo: een kapitalistische samenleving kenmerkt zich door klassen- en belangentegenstellingen tussen het werkende deel van de bevolking enerzijds en de grote bedrijven anderzijds. Parlementsverkiezingen vertalen die tegenstellingen op een vervormde manier, doordat ze een stem geven aan individuele ‘burgers.’ Op die manier blijft klassenongelijkheid buiten beschouwing.

Rechtse partijen kiezen over het algemeen ondubbelzinnig kant voor de heersende klasse, en kunnen dat meestal gemakkelijk doen, omdat de samenleving is ingericht op de belangen van die klasse. Voor links is het lastiger: dat baseert zich op de arbeidersklasse, die gewoonlijk niet als klasse optreedt in de samenleving. Linkse partijen moeten zich daarom steeds aanpassen aan een kapitalistische realiteit en kunnen zich meestal niet baseren op een strijdbare arbeidersbeweging.

Linkse partijen leveren daarom principes in om aan invloed te winnen, met als gevolg dat ze hun achterban van zich vervreemden. Door klassentegenstellingen op te heffen in vage begrippen als ‘de burger’ en ‘het volk’ krijgt beleid dat in het belang is van een kleine rijke minderheid, vaak toch een parlementaire meerderheid.

Echt versus nep

Er is dus een gebrek aan democratie, maar die volgt uit de beperkingen van het parlementaire model als zodanig. Dat moet namelijk in het belang van de heersende klasse functioneren, maar toch democratisch lijken. Kritische parlementariërs kunnen hun positie gebruiken om die tegenstelling aan het licht te brengen.

Wilders doet het tegenovergestelde. Hij holt de parlementaire democratie uit door demagogisch gebruik van leugens en holle retoriek. Hij liegt niet alleen over de vluchtelingen, maar vooral ook over zijn eigen politiek. Voor de bühne is hij een democraat, ondertussen is hij voorstander van het antidemocratische TTIP-verdrag. Hetzelfde geldt voor (ouderen) zorg en sociale woningbouw: het stemgedrag van zijn fractie was altijd tegenovergesteld aan zijn officiële standpunten. Wilders is daarmee met afstand de grootste nepparlementariër van Den Haag.

Echte democratie

Dat Wilders’ retoriek bij sommigen toch aanslaat, komt – behalve door het al genoemde gebrek aan principes op links – doordat de grootste pleitbezorgers van ‘democratie’ vaak de meest autoritaire trucs gebruiken om hun zin te krijgen. Sinds een meerderheid in 2006 tegen de Europese Grondwet stemde is D66 bijvoorbeeld tegen referenda op dit punt. De Europese instituten grijpen ook regelmatig in om de verkiezingsuitslagen onschadelijk te maken. De afgelopen jaren gebeurde dit in Italië, tweemaal in Griekenland en afgelopen maand in Portugal.

De politieke en economische onstuimigheid van de afgelopen jaren laat steeds duidelijker zien wat de beperkingen en de ondemocratische aard van de parlementaire democratie zijn. Wilders doet alsof de oplossing in een ‘echt’ parlement ligt: een nog ondemocratischer parlement dat hem gewoon een meerderheid geeft op basis van peilingen.

Links heeft de opgave om het ‘volk’ links te laten liggen en zich te baseren op de werkende meerderheid van de bevolking, wier belangen structureel ondervertegenwoordigd zijn in het kapitalisme. In die strijd kunnen we het parlement als podium gebruiken en ontmaskeren als een instrument dat ertoe dient om werkelijke belangentegenstellingen te verdoezelen. In een socialistische wereld willen we geen ‘echt’ parlement, maar echte democratie.