Goed gegraven oude mol!

Grote revoluties worden niet gemaakt voor één land of één regio alleen. Ze worden gemaakt voor de wereld. En de Arabische revolutie, die nog altijd aan momentum lijkt te winnen, is daarop geen uitzondering.
27 februari 2011

Door Pepijn Brandon

In een opiniestuk in Trouwvan vorige week omschreef historicus Geert Somsen de golf van revoluties als het einde van 11 september 2001. Alle retoriek over botsende beschavingen is achterhaald nu gewone mensen mensen in het ene islamitische land na het andere bewijzen beter de inhoud van begrippen als vrijheid en democratie te begrijpen dan de westerse leiders die deze begrippen zo graag bezigen. De tweeslachtigheid van de geheime diplomatie in de regio is ondertussen ook zonder Wikileaks volkomen doorzichtig. Eén voor één ontpoppen de vrienden van de VS en de EU in de regio – oude vrienden als Mubarak, recente vrienden als Kadhafi – zich tot de monsters die ze altijd al waren. Voor de bühne voeren de inderhaast ingevlogen diplomaten hun improvisatieballet op tussen het influisteren van de vallende dictator, halfslachtige steunbetuigingen aan de demonstranten, en smeekbedes om ‘ordelijke transities’ terwijl de regeringsgebouwen branden.

Terwijl de VS en hun bondgenoten op deze manier proberen te redden wat er te redden valt, is er in onze media een bewuste of onbewuste poging gaande om de ideologische invloed van de revolutie in te perken door haar te verklaren tot een uniek Arabisch fenomeen. Natuurlijk is het geen toeval dat de schokgolven zich het snelst verspreiden naar landen met dezelfde taal, culturele achtergrond, gedeelde tradities van verzet, dezelfde dictatoriale inrichting van de politiek, en een vergelijkbare plaats in het kapitalistische wereldsysteem. Dat was niet wezenlijk anders voor de grote revolutionaire golven van 1789, 1848, 1917 of 1989. Maar net als in die eerdere jaren, schuilt onder dat bijzondere, aan een specifieke tijd en plaats gebonden oppervlakte een machtige universele drijfkracht.

Tot de grote frustratie van alle islamofoben is er in de beelden uit Egypte, Tunesië, Lybië, Bahrein of Iran bijzonder weinig terug te vinden van het stereotype beeld van de door godsdienstfanatisme beheerste, het Westen hatende, cultureel achterlijke inwoners van het Midden-Oosten. Wel zichtbaar zijn de honderdduizenden jonge mensen als wij, met vergelijkbare dromen en verlangens, met dezelfde diepgewortelde frustraties, die vechten voor herkenbare leuzen als vrijheid en democratie. Verwijzen naar het Midden-Oosten roept niet langer het angstbeeld op van de eeuwige vijand aan de poorten. Het presenteert ons een spiegel voor de tekortkomingen van onze eigen maatschappij.

Niets is dan ook kortzichtiger dan het bruggetje dat een presentator van één van de grote actualiteitenrubrieken onlangs maakte van de democratische revolutie in Libië naar ‘de democratie in actie: de verkiezingscampagnes voor de Provinciale Staten’. Alsof iemand ooit met zijn of haar blote handen een tank te lijf zou gaan om de eindeloze stoet aan katten aaiende, nietszeggende slogans repeterende parlementariërs op werkbezoek aan zich voorbij te kunnen zien trekken. De verwachtingen die spreken uit de interviews met demonstranten staan in scherp contrast met de volledig geïndividualiseerde, media-gestuurde democratie zoals wij die kennen. Ergens in de loop van de verhitte debatten op het Tahrirplein over de weg vooruit, herontdekten de makers van de revolutie een autentiekere betekenis van het woord democratie: niets minder dan de reële zeggenschap van de bevolking zelf over de toekomst van de natie volstaat.

Net zo beperkt zijn de vele vergelijkingen met de Oost-Europese revoluties van 1989, ondanks de aanwezigheid van een aantal belangrijke parallellen. De opstandelingen achter het ijzeren gordijn konden nog hopen dat liberale vrijheden hen welvaart en verregaande mogelijkheden voor individuele ontplooiing zouden brengen. Maar de dictaturen in het Midden-Oosten zijn al te lang een integraal deel van de neoliberale wereldhegemonie om nog illusies te koesteren in de vrijheid die de markt brengt. Wie ooit een wandeling heeft gemaakt van de hypermoderne winkelstraten in downtown Caïro naar één van de vele omliggende arme wijken, heeft kunnen zien hoe weinig belofte er schuilt in nog meer liberalisering. De economische crisis, met stijgende voedselprijzen en torenhoge jeugdwerkloosheid, vormt de sociale context van de gebeurtenissen. Dit is de eerste post-Lehman Brothers revolutie.

Grote revoluties zoals deze herdefiniëren de aard van politiek zelf. De resultaten hiervan in het Midden Oosten zijn maar al te zichtbaar, voor de rest van de wereld moeten ze nog blijken. Maar het is vrijwel ondenkbaar dat gebeurtenissen op deze schaal niet zouden leiden tot een omslag in de conjunctuur van protest. Het kan goed zijn dat de verandering nog een tijd onzichtbaar blijft, niet meer dan een grappige toespeling op een spandoek, een flikkering in het politieke onderbewustzijn. En toch wroet Marx’ ‘oude mol van de geschiedenis’ rustig door. Het arme beest is slechtziend, maar elke minuscule verandering in de samenstelling van de grond vertelt hem dat het graafwerk niet voor niets is.