Genocidepleger in de beklaagdenbank

Op 11 januari begon Zuid-Afrika een hoorzitting bij het ICJ in Den Haag waarin het Israël beschuldigt van genocide. De rechter moet vaststellen of de wreedheden die Israël in Gaza begaat volgens het internationaal recht als genocide gezien kunnen worden. Dit proces markeert in verschillende opzichten een omslagpunt: enerzijds in internationale betrekkingen, anderzijds in de wijze waarop 75 jaar van ontheemding, apartheid en zelfs genocide tegen de Palestijnen onder de aandacht is gebracht.
Volgens de kaders van het internationaal recht van de Verenigde Naties en zijn rechtbanken, waaronder het ICJ, is genocide een van de ernstigste misdaden die een staat kan begaan. Israël behoort tot de 153 landen die het Genocideverdrag heeft ondertekend en moet daarom rekenschap afleggen over de geuite beschuldigingen. Verschillende landen, zoals Namibië, Jordanië, Turkije en Pakistan, steunen het door Zuid-Afrika aangespannen proces. Bovendien hebben Indonesië en Slovenië aangekondigd dat ook zij in de komende weken een aanklacht tegen Israël zullen indienen. De internationale druk neemt dus aanzienlijk toe.
Genocidale intenties
Tijdens de hoorzitting van 11 januari bouwden Zuid-Afrikaanse advocaten hun zaak op. Ze betoogden dat verklaringen van extreemrechtse Israëlische ambtenaren en militaire functionarissen van het ‘defensieleger’ (IDF) wijzen op genocidale intenties: zo spraken hooggeplaatste Israëli’s het verlangen naar ‘een tweede Nakba’ uit. IDF-bezettingstroepen geven ter plekke gehoor en uitvoering aan deze wensen.
Zuid-Afrikaanse advocaten vestigden ook de aandacht op de gigantische schaal van de bombardementen en moorden op de Palestijnen. Ze beschreven hoe Israël de Palestijnen toegang tot voedsel en water ontzegt, hele families van meerdere generaties ombrengt en aangewezen veilige zones in Gaza bombardeert. Israël ontkent deze beschuldigingen verbeten als antisemitische propaganda, bestempelt Zuid-Afrika als bondgenoot van Hamas en geeft het Palestijnse verzet de schuld van al het geweld en verlies van levens.
Uitspraak zonder gevolgen
Zelfs als het ICJ tot de conclusie komt dat er sprake is van genocide, kan er paradoxaal genoeg geen gevolg gegeven worden aan die uitspraak. Het ICJ is afhankelijk van de staten zelf om zijn uitspraken uit te voeren of na te leven. Op zichzelf gezien, is het internationaal recht zo een tandeloze tijger.
Niet alleen bestaat er een lange geschiedenis van uitspraken door het ICJ die eenvoudigweg zijn genegeerd, ook is het internationaal recht zelf uiterst problematisch. De auteur van New Left Review, Peter Gowan, stelt dat ‘internationaal recht […] niets anders is dan het in het verleden gecodificeerde beleid van de dominante kapitalistische staten’ en dat het geen ‘democratische bron van legitimiteit heeft’. Een kritiekloos vertrouwen in strafhoven als het ICJ kan ertoe leiden dat we het utopisme van de heersende klasse, waarop het internationaal recht is gebaseerd, accepteren.
Het internationaal recht kreeg vorm na traumatische gebeurtenissen als de Eerste en Tweede Wereldoorlog. De rechtsgeleerde David J. Bederman typeert het als ‘het stiefkind van oorlog en vernietiging […] dat een utopische hoop op orde en morele vernieuwing bood’. De ontwikkeling van het internationaal recht kenmerkt zich door tegenstrijdigheden: het is een onrealistische poging om de agressieve macht van de kapitalistische staat te controleren, die zich tegelijkertijd ondergeschikt maakt aan nationale soevereiniteit en macht. Internationaal recht kan Palestina dus niet bevrijden.
Socialistisch perspectief
Ongeacht de uiteindelijke uitkomst van dit proces en de wettelijke kaders die internationale gerechtshoven bieden, moeten revolutionaire socialisten zich principieel verzetten tegen verdrijving, bezetting en het bestaan van elke koloniale of apartheidsstaat. Zulke praktijken gaan fundamenteel in tegen de belangen van onze klasse: niet slechts vanwege hun ‘illegaliteit’, maar omdat ze moorddadig, inherent onderdrukkend en imperialistisch zijn.
Dit betekent niet dat internationaal recht er niet toe doet. Rechtszaken zoals die in het ICJ kunnen mensen een impuls geven om te bouwen aan krachtige campagnes en bewegingen op straat. Een voorbeeld hiervan is de BDS-oproep door Palestijnse maatschappelijke organisaties in 2005. De publicatie hiervan bouwde voort op het advies van het ICJ een jaar eerder, dat vaststelde dat de apartheidsmuur in bezet Palestina een schending van het internationaal recht is en daarom moet worden afgebroken.
Hoewel het advies niet bindend was, stelde het de Palestijnen dus in staat om VN-leden aan te sporen om de Israëlische bezettingsinfrastructuur niet te erkennen of te steunen. In plaats daarvan zouden staten de oproep tot sancties kunnen onderschrijven en investeringen in Israëlische bedrijven kunnen terugtrekken. Maar daadwerkelijke verandering komt niet vanuit de structuren van de VN – alleen de Noord-Afrikaanse en West-Aziatische arbeidersklasse is hiertoe in staat. Alleen zij kunnen door massale opstanden het imperialisme én de autocratische regimes die het heeft voortgebracht aan het wankelen brengen.
Dit artikel stond in de februarikrant van de Socialist. De inleiding van het artikel is aangepast zodat het de voorlopige uitspraak van het Internationaal Strafhof meeneemt.