Geen racisme in klassieke oudheid

‘Racisme is van alle tijden’, is een veelgehoorde uitspraak. Robert Draper biedt in het februarinummer van National Geographic belangrijk bewijs voor het tegendeel. Hij doet dit in een groot artikel over de zwarte farao’s. ‘In de oudheid bestond geen racisme. Piyes donkere huidskleur deed ten tijde van zijn historische veroveringstocht niet ter zake.’
4 maart 2008

Zwarte farao Taharqa

Door Mark Kilian

Piye kwam in 750 voor Christus aan de macht in Nubië, ongeveer het huidige Sudan. In die periode begon de maatschappij in Beneden-Egypte, ten noorden van zijn rijk, te stagneren. Toen in 730 het land uiteen viel in twisten van kleine krijgsheren, besloot hij in te grijpen. Binnen een jaar had hij heel Egypte veroverd. Piye zag zichzelf als de rechtmatige heerser over Egypte, en herstelde de religieuze tradities van eerdere farao’s als Ramses II. En wat zeker is: Piye was zwart, de eerste van een reeks Nubische koningen die Egypte 75 jaar lang regeerden.

Zijn opvolger Shakaba, liet vele bouwwerken bouwen in Thebe en Luxor. In plaats zijn vijanden te doden, liet hij ze dijken aanleggen tegen de overstromingen van de Nijl. En na hem was het succes van Taharqua, zoon van Piye, nog veel groter – economisch en bouwkundig. De zwarte farao’s werden gerespecteerd door vriend en vijand, en hun rijk strekte zich uit van Khartoum tot aan de Middellandse Zee. ‘Kunstvoorwerpen uit het oude Egypte, Griekenland en Rome laten zien dat mensen zich goed bewust waren van rassenkenmerken en huidskleur, maar er zijn nauwelijks aanwijzingen dat een donkere huid als inferieur werd beschouwd,’ aldus Draper. ‘Pas toen Europese mogendheden in de negentiende eeuw Afrika koloniseerden, besteedden westerse wetenschappers voor het eerst – op een negatieve manier – aandacht aan de huidskleur van de Nubiërs.’

Zelfs dat Egypte de ‘bakermat van de beschaving’ zou zijn, is zeer de vraag. Tot voor kort was weinig bekend over de zwarte farao’s, maar ook over de oude beschavingen in Zimbabwe of Sudan. En dat is geen resultaat van objectief onderzoek. Nu staat bijvoorbeeld vast dat in Sudan méér pyramides zijn dan in Egypte. Draper vertelt hoe koloniaal racisme echte wetenschap in de weg liep. De archeoloog Charles Bonnet zei: ‘De eerste keer dat ik naar Sudan ging, zeiden mensen: ‘Je bent gek! Daar is geen geschiedenis!’’

Deze opvatting is alleen te verklaren vanuit de rol van de koloniale mogendheden zelf. Van de volken die werden weggevoerd als slaven, moesten zij elke geschiedenis en beschaving ontkennen. Die combineerden per slot niet lekker met eigenschappen als luiheid, domheid en kinderlijkheid – de morele rechtvaardiging van de slavernij. Nee, de ‘bakermat van de beschaving’ moest wel noordelijker liggen – waar de mensen witter zijn, en zonder platte neuzen. Het imperialisme schiep een geschiedenis naar zijn eigen beeltenis, dus een ideologie. Dat maakt Draper bijzonder duidelijk. Zijn stuk, en de illustraties, geven een levendig beeld van een verwaarloosd stuk geschiedenis.

Maar de National Geographic blijft op het terrein van de historie, en laat het scoren aan links over. Want als racisme vroeger niet voorkwam, dan is het niet van alle tijden, dan is het niet ‘eigen’ aan de mens. En dat betekent dat we racisme niet alleen kunnen bestrijden, maar ook kunnen verslaan.