'Geef de Grieken maar de schuld', en andere valsemunterij

Het debat over extra leningen aan Griekenland is in alle grove hevigheid losgebarsten. Wilders roept op om de Grieken uit de euro te gooien: 'een junk moet je nooit geld geven'. Een column in de Metro kopte met 'Griekse strop hoort om Gríekse nek'. Rabobank-topman Piet Moerland riep op tot harde disciplinering: 'Ze moeten de pijngrens voelen'. Zo worden we klaargestoomd voor kaalslag in eigen land en weten we meteen wie we daar de schuld van moeten geven.
20 mei 2011

Door Maina van der Zwan

Aanleiding voor de oplaaiende discussie is het vraagstuk of het noodlijdende Griekenland extra leningen moet krijgen. Tegenstanders zeggen dat het zinloos is omdat Griekenland zo diep in de schulden zit dat lenen gelijk staat aan ‘geld in een bodemloze put gooien’. Voorstanders benadrukken dat een Grieks faillissement een ramp voor de eurozone als geheel zou zijn. President van De Nederlandsche Bank Nout Wellink sprak van een dreigende ‘financiële tsunami’ als de steun uit zou blijven.

De kwestie heeft zelfs tot stevige frictie tussen het kabinet en gedoogpartner PVV geleid. Nota bene beroepshaatzaaier Wilders verwijt de regering nu ‘bangmakerij’. Het is op meerdere niveaus een explosieve kwestie, zowel in Griekenland als hier. De verbittering over bezuinigingen, de vatbaarheid voor zondebokpolitiek en de dominantie van nationalistische sentimenten, dwingen socialisten tot een precieze stellingname.


Is de Griekse schuldencrisis hun ‘eigen schuld’?

‘Waarom zouden wij op moeten draaien voor het zootje dat ze zelf hebben aangericht?’ Dat is simplistische onderbuikpropaganda van De Telegraaf en consorten. Het is een lezing die dader, slachtoffer en profiteur moedwillig door elkaar haalt.

De scheve verhouding tussen de centrum- en periferie-landen is een product van hoe de eurozone is opgezet. Zwakkere economieën zijn er bewust bijgehaald omdat deze onder de paraplu van de euro goedkoop konden lenen en zo een groeiende afzetmarkt vormden voor de sterkere economieën. Exporterende landen zoals Duitsland en Nederland hebben hier enorm van geprofiteerd, zowel door het innen van rente over de leningen als door de groei van hun export.

Net zoals China haar export financiert met leningen aan de VS, zo hebben Europese kernlanden dat gedaan met importeurs in de periferie. De honger naar winsten kende geen grenzen. In totaal hebben Europese banken voor een grove 2,000 miljard euro aan Ierland, Griekenland, België, Portugal en Spanje uitgeleend.

De structurele instabiliteit die dit creëerde kon in tijden van groei verhuld blijven, maar wordt nu door de economische crisis genadeloos blootgelegd. Pas toen de omvang van de problematiek duidelijk werd, kwam de propagandamachine op gang over Griekse burgers die zouden leven als God in Frankrijk. Quatsch. Griekenland is noodlijdend omdat winstbeluste bankiers en industriëlen samen hebben gespannen met een corrupte elite. Zij zijn de schuldigen, niet de gewone Grieken.


Wat zou de ‘steun’ nu inhouden?

In de rijke traditie van verbloemde terminologie die ons ook de ‘humanitaire interventie’ en de ‘oorlog tegen terreur’ heeft gebracht, wordt er nu gesproken van ‘steun’ en ‘noodhulp’ aan ‘de Grieken’. Maar in de wereld van de mondiale economie is niets wat het lijkt. De miljardenleningen gaan linea recta naar de schuldaflossing aan Europese banken. Die hebben rond de 70 procent van de 330 miljard aan Griekse staatsschuld in de boeken staan. Net zoals met de talloze ‘reddingsoperaties’ voor de financiële sector in 2008-2009, gaat er een miljardenstroom van belastinggeld naar de banken. Over junks en bodemloze putten gesproken.

Gewone Grieken zien helemaal niets van de zogenaamde steun. Sterker nog, in ruil voor de torenhoge renteaflossingen aan de financiële sector moeten zij bloeden. Nadat de lonen afgelopen anderhalf jaar met gemiddeld 15 procent zijn verlaagd, sociale zekerheid is gesaneerd en allerlei publieke diensten zijn wegbezuinigd, zouden ze nu een nog verdergaande neoliberale kaalslag moeten accepteren.

In de woorden van minister van Financiën De Jager: ‘Er is maar één oplossing om uit deze crisis te komen. Een heel erg stevig, pijnlijk aanpassingspakket van de economie, bezuinigen en privatiseringen, of er nu politieke tegenstand is of niet. Dat maakt mij niet uit. Het is nu geen tijd voor onwil. De Grieken moeten gewoon doen wat we hebben afgesproken. Als het nodig is dat ze nog iets extra’s moeten doen dan zullen ze dat ook moeten doen.’

Dan hebben we het onder andere over het sluiten van ziekenhuizen, schuldenaars afsluiten van ater en energie, openbaar vervoer ontmantelen en kinderen van school sturen. Een kleine prijs voor het redden van het financiële systeem.

Is ‘Griekenland de euro uit’ een oplossing?

Uit de hoek van de tegenstanders van de extra leningen komt het alternatief van ‘Griekenland de euro uit’. Dit zeggen zowel SP europarlementariër Dennis de Jong als Geert Wilders. De formule luidt: ‘Euro uit, drachme terug, devalueren, goedkoop exporteren, toeristen lokken en je bent er zo weer bovenop.’ Dit wordt ook nog eens geformuleerd als gunst voor de Grieken. Maar zo simpel is het niet. Goedkope export betekent dure import, en in dit economische klimaat is dat vragen om hyperinflatie. Om het maar niet te hebben over wat er met pensioenen en spaargeld zou gebeuren.

De kwestie is dan ook veel complexer en er bestaan geen simpele oplossingen. Elke invoering van munteenheden of bewuste devaluaties is per definitie een vorm van klassenstrijd. De rijken en machtigen pakken elke kans om geldmanipulatie in hun voordeel te beslechten. Zo was het met de invoering van de euro, en zo zou het gaan bij elk land dat weer een eigen munt invoert of besluit te devalueren.

De vraag zal altijd zijn: waar komt de rekening terecht? Wie worden winnaars en wie worden verliezers? Net zoals de CDA/VVD/PVV gedoogcoalitie probeert om de rekening van de crisis bij gewone mensen neer te leggen, zal het Griekse establishment dat ook doen. Dat is de realiteit van een maatschappij die draait op uitbuiting en concurrentie.

Is er een alternatieve oplossing?

Beantwoording van de vraag ‘wat dan?’ moet beginnen met helderheid over wat er gaande is: de crisis worden aangegrepen om de concurrentiepositie te versterken. De kapitalistische logica is dat als ‘we’ willen kunnen concurreren met de VS, China en andere opkomende economieën, ‘we’ ons aan hen moeten spiegelen. Arbeidskosten omlaag, minder gemeenschapsgeld naar publieke voorzieningen en meer naar het bedrijfsleven, langer werken onder hogere druk en grotere sociale controle om dit af te kunnen dwingen.

In dit licht moeten we ook al de stoere praat over ‘pijngrenzen opzoeken’, ‘of er nou politieke tegenstand is of niet’. De hetze tegen de Grieken heeft zowel de functie om ons klaar te stomen voor een keiharde kaalslag in eigen land, als ons meteen ook van een zondebok te voorzien. In Nederland zijn het de moslims en ‘de knoflooketers’, in Vlaanderen de Walen, en in Zuid-Europa de Afrikaanse bootvluchtelingen. Zolang de slachtoffers tegen elkaar uitgespeeld kunnen worden, komen de echte profiteurs er mee weg.

Het socialistische antwoord op de schuldencrisis is daarom tweeledig. Ten eerste het geld halen waar het zit. Degenen die zich de afgelopen decennia hebben verrijkt met alle riskante speculaties en leningen, die mogen nu ook de lasten dragen. Niet de Griekse, Spaanse, Nederlandse of welke nationale arbeidersklasse dan ook zou hier voor op moeten draaien, maar de rijken en hun instituten. Noem het rechtvaardig én efficiënt.

Ten tweede moet er internationale solidariteit gesmeed worden. Net zoals Nederlandse leraren, buschauffeurs en brandweerlieden sterker staan als ze samen optrekken tegen de aanvallen van Rutte en Wilders, staan alle werkenden in Europa sterker als ze inzien dat ze in hetzelfde schuitje zitten, in plaats van elkaars concurrenten zijn. Dezelfde privatiseringen die Haagse buschauffeurs door hun strot geduwd krijgen, wordt hun collega’s in Athene aangedaan.

De taak van socialisten is dus niet om de makkelijke weg te kiezen en mee te gaan in het nationalistische tromgeroffel, maar om dwars door alle vooroordelen heen gezamenlijke strijd te organiseren om verdeeldheid af te breken. Griekse en Nederlandse arbeiders hebben dezelfde belangen, maar verwezenlijken die niet vanzelf.