Gebrek aan gewetensvragen in The Hurt Locker

Oorlogsfilm The Hurt Locker won vorige maand zes Oscars. Waar Hollywood afgelopen jaren duidelijk beïnvloed is door de anti-oorlogsbeweging, valt in The Hurt Locker nauwelijks nog kritiek te ontdekken op de Amerikaanse rol in Irak. Bij de uitreiking beperkte de regisseur haar boodschap tot de hoop dat ‘de troepen veilig thuis komen’. Maar het bloedbad dat door de VS is aangericht in Irak mag nooit worden vergeten. Dat werd vorige week nog eens onderstreept door uitgelekte beelden die tonen hoe twaalf burgers en twee journalisten in Bagdad in 2007 vanuit een Apache werden doodgeschoten.
13 april 2010

Recensie door Alex Koutsman

Hoewel ik met veel plezier de radicalisering in Hollywood van de afgelopen jaren heb aanschouwd, blijf ik als filmliefhebber de uitreiking van de Oscars als tenenkrommend ervaren. Mijn eerste reactie is bijna altijd dat ik de film die de Oscar voor beste film binnenhaalt met de grond gelijk moet maken.

Meestal is het ook een pathetisch melodrama met hoofdrollen voor types zoals Tom Hanks of Julia Roberts. Je ziet het al maanden van tevoren aankomen door het grove geld dat voor de reclame wordt ingezet. Daarom vond ik de uitslag dit jaar zo verrassend. Het megaspektakel Avatar, met een inhoudelijke knipoog naar de oorlog, moest het onderspit delven tegen een film met een veel kleiner budget van een redelijk onbekend regisseuse die letterlijk over de oorlog in Irak ging. Wat moest ik hiervan denken?

In The Hurt Locker volgen we de laatste maand van een elite-eenheid in Irak die bommen onschadelijk moet maken. De kijker wordt naast de soldaten neergezet door veelvuldig gebruik van handheld camera’s. Elke bom volgen we in real time, waardoor je de hele tijd op het randje van je stoel zit. De drie soldaten zijn geen Rambo-helden, maar cynische, zuipende en bange mannen van vlees en bloed.

Toch blijf je na afloop het gevoel houden dat er iets miste aan de film. Maker Kathryn Bigelow vertelde dat ze de oorlog in Irak ‘betreurenswaardig’ vond en dat dit haar aanspoorde tot het maken van de film. Maar wat zij en de rest van Hollywood lijken te vergeten is wie de oorlog is begonnen. Amerika en Hollywood zouden zich schuldig moeten voelen over de misdaden in Irak, maar de film blijft steken in het idee dat Amerikanen daar zijn om te helpen en dat de chaos, bommen en dood het werk zijn van al dan niet gestoorde Irakezen.

De meeste Irakezen in de film worden van een grote afstand gefilmd terwijl ze nonchalant staan toe te kijken hoe drie soldaten hun leven wagen. Hoewel dit een getrouwe beleving kan zijn voor die soldaten, wordt hun aanwezigheid in het land nooit aan de kaak gesteld. Nooit komt Bush in gesprekken naar voren, nooit voel je je verwant met Irakezen, nooit voelen de soldaten zich verraden door hun leiders.

Bekende anti-oorlogsklassiekers als Full Metal Jacket, Apocalypse Now en Dr. Strangelove vertellen ook niet het verhaal van Vietnamese of Europese kinderen wier leven door oorlog is verwoest. Dat is ook niet de enige manier om een anti-oorlogsfilm te maken. De karakterontwikkeling doet het hem in Full Metal Jacket, de gruwel en vervreemding van oorlog voel je in Apocalypse Now en de krankzinnigheid van generaals en politici wordt meedogenloos absurd neergezet in Dr. Strangelove.

Niet elke film kan zulke klassiekers natuurlijk evenaren. Maar als deelnemer aan de anti-oorlogsbeweging voel ik me bedrogen door Kathryn Bigelow, ook al is ze de eerste vrouw die een Oscar voor beste regie in ontvangst mag nemen.