Fred van der Spek (1923 – 2017): een socialist met principes

Op 23 november overleed, bijna 94 jaar oud, Fred van der Spek. Voor wie hem niet kende en de media gelooft, was hij een dinosaurus. Maar hij was een socialist en een volhouder: reden genoeg om hem kritisch, maar met respect te herdenken.
6 december 2017

Door Mark Kilian

Slechts weinig Nederlandse politici hadden een leven dat zó samenviel met de geschiedenis van hun partij. Maar precies dat gold voor Fred van der Spek, die zijn leven begon als telg van een sociaal-democratisch arbeidersgezin. In 1957 was hij één van de oprichters van de Pacifistisch-Socialistische Partij (PSP), de partij die hij tot aan het eind van zijn politieke loopbaan bleef vertegenwoordigen.

Waar kwam de PSP vandaan? De veel grotere sociaal-democratische SDAP had in de aanloop naar de Tweede Wereldoorlog haar antimilitarisme overboord gegooid om ‘praktische’ redenen, en had vanaf 1939 zelf kort geregeerd. Na de Tweede Wereldoorlog en de nazibezetting – waarin maar weinig sociaal-democraten verzet van betekenis boden – steunde de PvdA wel de herbezetting van Indonesië. Van de 7000 leden die zich walgend van de partij afkeerden zou een deel later lid worden van de PSP.

De centrale slogan van de PSP, opgericht op 27 januari 1957, was ‘Socialisme zonder de atoombom’. Na 1945 was een laag intelligentsia (witteboordenarbeiders) opgekomen die een hernieuwd modernisme combineerde met de herontdekking van socialistische beginselen – de lezers van Vrij Nederland en de Groene. Het was een gevolg van én een factor in de naoorlogse ontzuiling van Nederland.

De ‘Derde Weg’ van de PSP probeerde een principieel socialisme te ontwikkelen tegen de kokervisies van de PvdA (en hun NAVO en Washington) en CPN (en hun Moskou en Warschaupact). Het is precies de strijd voor dit soort principes waarom PSP’ers van weleer ons respect verdienen.

De links-socialistische traditie had voor 1940 ook een sterke anarchistische stroming omvat, en in het westen waren naast de CPN ook trotskistische organisaties actief geweest. In de jaren 50, met de Koude Oorlog op haar hoogtepunt, stonden PvdA en CPN onder druk om hun interne orde te herstellen.

Bont gezelschap

Daardoor werd de PSP het natuurlijke thuis voor een bont gezelschap: anarchisten zoals Oene Noordenbos, trotskisten als Dirk Schilp en radicale reformisten zoals historicus Ger Harmsen. Deze heterogeniteit, een tijd lang de kracht, zou later ook de funeste zwakte van de partij zijn.

Dit zorgde om te beginnen voor zeer uiteenlopende visies op de rol van de PSP, zoals de eigen partijgeschiedenis Ontwapenend constateert. Sommigen benadrukten de rol van de PSP als ‘getuigenispartij’ terwijl anderen haar een rol toedichtten in de bundeling van linkse organisaties en weer anderen als platform voor ‘buitenparlementaire’ groepen.

Vanaf het begin waren er banden met vredesorganisaties (Kerk en Vrede, de Derde Weg). De PSP wees als enige op de gevaren van bewapening en de politiek van machtsblokken. In november 1960 zei Defensieminister Visser dat er Amerikaanse atoomwapens in Nederland waren, en het jaar daarop volgde de Cubaanse rakettencrisis. In 1963 kwam de PSP in de Tweede Kamer met vier zetels.

In de Eerste Kamer werden twee PSP-zetels ingenomen, door Max van Pelt en Fred van der Spek. Maar ze konden niet op hun lauweren rusten. Er moest worden omgegaan met de nieuwe uitdagingen van Provo en de ‘happenings’, de studentenstrijd en de heroplevende antikoloniale strijd in de vorm van ‘Cambodja’ en ‘Vietnam’. Bovendien kwam de strijd in een andere vorm naar West-Europa tijdens de Franse meirevolte van 1968.

Minderheid

In al deze gebeurtenissen nam de PSP vaak een minderheidsstandpunt in, dat vaak door van der Spek en dan met verve werd verdedigd. In de Vietnamoorlog bepleitte de PSP als enige partij het volledig stopzetten van de bombardementen. En toen Beatrix en Claus trouwden op 10 maart 1966, was dé partij die protesteerde de PSP. Hun dubbelzinninge verkiezingsslogan het jaar erop was ‘Gooi uw rookbom in de stembus’.

De PSP was een relatief ‘platte’ partij. De lokale afdelingen vormden zelf werkgroepen die onderzoek deden naar militaire bedrijven als Holland Signaal, De Oude Delft en de Kruithoorn. De resultaten daarvan werden in partijbladen en brochures weer teruggegeven aan de partijleden en geïnteresseerden.

Toen in 1977 twee marinefregatten werden geleverd aan Indonesië, was de PSP dé socialistische partij die protesteerde over mensenrechten – de rest vond ‘werkgelegenheid’ belangrijker – zowel binnen als buiten de Kamer.

Met de PvdA die pro-NAVO was en een CPN pro-Moskou, was het vaak de PSP die als enige probeerde een internationalistisch standpunt in te nemen. Zo keurde de partij in 1980 wel de Russische invasie in Afghanistan af, maar sloot zich niet aan bij de boycot van de Olympische Spelen, die in Rusland werden gehouden: ‘Het optreden tegen dissidenten in de Sovjet-Unie, hoe verwerpelijk ook, is evenmin uniek in de wereld’, aldus van der Spek.

Dat veel ruimte zelf kon worden ingevuld, betekende dat de sociale bewegingen zichzelf veel makkelijker een stem konden verschaffen via de PSP. Voor vrouwen, homo’s (of LHBT+ers, zoals we tegenwoordig zouden zeggen), milieuactivisten, krakers en vele anderen werd de PSP zo een natuurlijk thuis. Hierdoor geïnformeerd, liep de partij op vele terreinen voorop: zoals milieu, energie en klimaat, of sociale zekerheid, getuige bijvoorbeeld de brochure ‘Omdat ieder mens er één is en niet de helft van een stel’. Een juiste, politiek verbindende en origineel geformuleerde visie.

Tegenstellingen

De meidagen van 1968 zetten de tegenstellingen op scherp. Een PSP-congresstuk voor de maand erop droeg de titel ‘Wat te doen?’, bewust overgenomen van Lenin. De reformisten wilden samenwerking met ‘Nieuw Links’, dat in de PvdA voor schijnbare verandering zorgde, en de radicalen bepleitten klassenstrijd en revolutie. Een serie studieconferenties leidden uiteindelijk tot de afsplitsing van de ‘radicalen’, die later de Vierde Internationale in Nederland vormden.

Kortdurend hield de PSP zich ook bezig met arbeidersstrijd, zoals tijdens de Vissersstaking van 1964. Maar de dominante stroming in de partij vond dat arbeidersstrijd niet meer van ‘deze tijd’ was; zij waren in de ban van ‘de consumptiemaatschappij’. De motor van verandering een coalitie van andere sociale groepen: provo’s, studenten en jongeren. Deze ideeën werden 30 jaar later herverpakt door Antonio Negri onder de naam ‘multitude’.

Dit voorkwam niet dat er ook een ‘rechtse’ afsplitsing volgde: in november 1974 scheidde de ‘Oosterhesselen-groep’ zich af. Een belangrijke reden daarvan was dat de PSP-leiding vaste samenwerking met andere linkse organisaties afwees. Een belangrijke verdediger van die positie was – Fred van der Spek. Dus waar de NOS voor een In memoriam stijlloos kopt ‘De man die vond dat hij gelijk had’ – een bizar verwijt naar elke politicus – moeten we beseffen dat dat gewoon ook vaak zo was.

Maar de problemen stapelden zich op. Het pacifisme zélf was in de jaren 60 onder druk komen te staan. Naar aanleiding van het bloedbad in Sharpeville (Zuid-Afrika) in 1960 kwam de discussie op over geweld van onderdrukkers versus onderdrukten. De partij, die inmiddels prominente non-pacifisten als Ger Harmsen als lid had, had inmiddels wel ‘begrip voor’ geweld maar verdedigde het niet.

Samenwerking

In de jaren 80 raakten veel PSP-leden gedemoraliseerd door de ‘successen’ van het neoliberalisme. Steeds meer van hen zagen ‘linkse samenwerking’ als enige optie. Nadat hij in 1985 nog een krappe meerderheid had in het congres, werd Van der Spek in 1986 vervangen door Andrée van Es. In 1991 was de PSP opgegaan in GroenLinks.

We moeten Fred van der Spek herdenken als een socialist met een eigen analyse en verhaal. ‘Hij praatte heel snel omdat hij teveel wilde vertellen’, zegt PSP-lid van het eerste uur Ger Groenenboom. Zijn principes vulde hij in binnen het raamwerk van parlementair, dus reformistisch socialisme – maar deed dat met verve.

De kwestie van structurele samenwerking op links, die zowel Freds ruggengraat vormde als de reden voor zijn politieke vertrek, is nog steeds onderdeel van onze dagelijkse discussies. Vaak zijn socialisten bij dat soort discussies in de minderheid.

In 1977, nadat het vertrek van ‘links’ en ‘rechts’ hem danig op de proef had gesteld, en hij de enige PSP-zetel bezette, zei Fred van der Spek ‘Mijn zetel wankelt, maar ik wankel niet’. Dat is een standvastigheid die we, ook nu Fred er zelf niet meer is, mogen vieren – en vooral zelf nastreven.

De Internationale Socialisten wensen alle familie, vrienden en kameraden van Fred van der Spek sterkte toe.