FNV Ledenparlement duwt terug tegen ondemocratische trucs van het bestuur

Een meerderheid van het Ledenparlement (LP) van de FNV heeft er halverwege juni met een boycotactie voor gezorgd dat de stemming over het pensioenakkoord werd uitgesteld. Aankomende zaterdag 4 juli stemt het LP alsnog over het akkoord. Er is alle reden om tegen te stemmen.
1 juli 2020

Een groep kritische LP-ers besloot op 19 juni niet in te loggen om zo te bereiken dat het vereiste quorum om te kunnen stemmen over het akkoord niet zou worden behaald. In de media werd dit neergezet als een boycotactie van een kleine dissidente groep. In werkelijkheid ging het om een meerderheid van LP-ers die protesteerden tegen pogingen van het bestuur om de democratische besluitvorming binnen de FNV op meerdere punten te saboteren.

Op de LP-vergadering van 12 juni stemde namelijk een meerderheid in met een motie die het bestuur opriep om fysiek vergaderen mogelijk te maken na 1 juli conform corona-richtlijnen. Er waren namelijk veel technische problemen en bovendien maakt het onderling overleg beter mogelijk en het verloop van de vergadering transparanter. Aangezien minister Koolmees het pensioenakkoord graag voor de zomer aangenomen wilde zien, besloot het FNV-bestuur de motie naast zich neer te leggen door het pensioenakkoord alsnog besluitvormend voor te leggen op 19 juni op een digitaal georganiseerde vergadering.

Pas op de middag dat het besluit in het LP genomen had moeten worden, werden de doorrekeningen van het pensioenakkoord van het CPB vrijgegeven. Een lijvig en belangrijk rapport. Een woordvoerder van de boycot-groep stelde terecht dat er meer tijd nodig is om de onderliggende stukken te lezen en voor de nodige ruggespraak met de achterban. In de middag liet minister Koolmees aan de pers weten dat hij de hoofdlijnennotitie en doorrekeningen niet had vrijgegegeven omdat hij eerst de Tweede Kamer wilde informeren. Als LP-leden konden het we doen met een samenvatting, waarin het akkoord in 5 A4’tjes werd uitgelegd.

Het FNV-bestuur stelt dat het akkoord slechts een uitwerking is van het hoofdlijnenakkoord dat vorig jaar is gesloten. Daarom zou er geen nieuw referendum onder de FNV-leden nodig zijn. Maar een uitwerking hoort net zo goed getoetst te worden aan de doelen van het akkoord en zullen vakbondsleden zich daarover moeten kunnen uitspreken in een nieuw referendum. De onderliggende stukken zijn hiervoor van belang. De notities van maar liefst 150 pagina’s bevatten relevante informatie die zicht geven op effecten en opties van wat de onderhandelaars ‘het doorontwikkelde contract’ noemen.

Deze variant van het pensioenakkoord is echter nooit voorgelegd aan de leden van de FNV in juni 2019 maar is wel een fundamentele wijziging te noemen in plaats van een uitwerking. Dit wordt in de inleiding van de notie toegegeven. Zo staat op pagina 1 te lezen: ‘In de laatste fase van de uitwerking van het Pensioenakkoord is de aandacht verschoven naar het zogeheten “doorontwikkelde contract”, waarin wordt gerekend met pensioenverwachtingen in plaats van aanspraken op een pensioenuitkering.’

Rekenrente

Deze rekenrente wordt in het huidige pensioenstelsel gebruikt om te beoordelen of een pensioenfonds voldoende vermogen heeft om in de toekomst aan alle verplichtingen te kunnen voldoen. Deze rekenrente is een soort fictief rendement waarmee de fondsen hun pensioenverplichtingen moeten waarderen en bepaalt dus ook of de buffers die ze moeten aanhouden toereikend zijn. Maar deze rente doet geen recht aan de hoge rendementen van de fondsen. Het totale vermogen is alleen maar gegroeid de laatste tien jaar met een gemiddeld rendement van 7 procent. De pensioenpot groeide van 375 miljard euro in 1997 tot 1500 miljard euro nu. Het gaat dus heel goed met de pensioenfondsen. De fondsen hebben de crisis van 2008 beter doorstaan dan de banken.

De jaarlijkse premie-inkomsten staan al jaren gelijk aan de verplichtingen van rond de 30 miljard euro. Maar toch moeten jaar in jaar uit de pensioenfondsen door de lage rekenrente 50 keer zoveel in kas hebben. De gevolgen zijn enorm. Door de kunstmatig lage rekenrente kon er de laatste 12 jaar niet geïndexeerd worden en dreigen er kortingen. Voor de 8 miljoen mensen die bij pensioenfondsen een pensioenregeling hebben, betekent dit dat gemiddeld al tegen de 20 procent minder pensioen op hebben gebouwd en voor de 3 miljoen gepensioneerden betekent dit daadwerkelijk koopkrachtverlies.

Er dreigen nog steeds kortingen doordat de lage rekenrente in het huidige stelsel van kracht blijft. Voor de grootste fondsen kan dit betekenen dat er gekort wordt op de uitkeringen met ongeveer 35 euro per maand. De crisissfeer die door de rekenrente  is gecreëerd, wordt al jarenlang gebruikt door het kabinet en werkgevers om de vakbonden onder druk te zetten akkoord te gaan met de overgang naar een stelsel waarbij er meer sprake is van individuele pensioenpotjes en de risico’s van tegenvallende beleggingen volledig bij de werknemers worden gelegd.

Lange termijngevolgen

Het volledig loslaten van iedere vorm van garantie maakt dat het pensioencontract meer te vergelijken is met een beleggingsovereenkomst waarbij de inleg zeker is, maar de uitkomst niet. Terecht dat dit door tegenstanders een casinopensioen wordt genoemd. Dit zet de deur open voor commerciële partijen op de pensioenmarkt.

De verplichte deelname aan de pensioenfondsen staat daarmee onder druk. Het kan aantrekkelijk klinken om te mogen kiezen voor een polis bij een commerciële verzekeraar, maar we hebben gezien aan de woekerpolisaffaire van 2006 hoe dit kan aflopen. Weinig uitkering door hoge kosten en tegenvallende beleggingsresultaten: dat is waar deze zogenaamde keuzevrijheid dan op neerkomt in plaats van dat je denkt meer grip te krijgen over je pensioenbeleggingen.

In het pensioenakkoord dat nu voorligt en waar het LP zich over moet buigen op 4 juli is de pensioenopbouw en uitkering volledig afhankelijk van de beurzen en opbrengsten van beleggingen. De indexatie inclusief de achterstallige indexatie van de afgelopen tien jaar zou volgens de onderhandelaars uit de fondsen gehaald kunnen worden, maar hoe precies is niet duidelijk. Dit vraagstuk wordt doorgeschoven naar pensioenfondsbesturen en cao-partijen die dit verder moeten uitwerken. Hiermee is overigens impliciet wel toegegeven, dat er kennelijk genoeg geld in de pot zit en dat het niet mogen indexeren dus een politieke keuze was.

Ook de compensatie van de afschaffing van de doorsneepremie levert allerlei nieuwe problemen en onduidelijkheden op. Voor de vakcentrale voor professionals (VCP) was dat al reden om geen groen licht te geven voor het pensioenakkoord.

Onzekerheid ook na je pensionering

Ook als je een pensioenuitkering krijgt, heb je met het nieuwe stelsel geen zekerheid. De pensioennotitie van het CPB stelt: ‘Er zit geen knip tussen de opbouw- en de uitkeringsfase. Deelnemers (kunnen) blijven doorbeleggen na pensioendatum. Elke uitkering wordt onttrokken aan het voor de deelnemer gereserveerde pensioenvermogen. Om te bepalen welke uitkering een deelnemer de rest van zijn leven op basis van zijn gereserveerde vermogen kan verwachten, moet een inschatting gemaakt worden van het toekomstige rendement: het zogeheten projectierendement.’

Er zijn allerlei varianten en beleidskeuzes mogelijk om voor bepaalde leeftijdscohorten risico’s af te dekken. Onder andere door te werken met een solidariteitsreserve waar maximaal 10 procent van de premie in kan worden gestort. Er kunnen allerlei mooie plaatjes worden geschetst van projectierendementen en beleidskeuzes, maar als je met pensioen gaat wil je zekerheid en niet de hele tijd bezig zijn met beurskoersen. Bovendien mag van De Nederlandsche Bank gerekend worden met een projectierendement van 1,5 procent. In vergelijking met de veel lagere rekenrente komen daarmee de verwachtingen van de pensioenuitkeringen al snel beter uit.

Verbetering

De kern van het nieuwe pensioenstelsel maakt dat de opbouw en uitkering van het pensioen mee gaat bewegen met de beurzen. Deze onzekerheid is niet nodig, omdat er in de pensioenfondsen geld genoeg zit en in blijft komen om de uitkeringen te garanderen en te indexeren. Verbetering van het huidige stelsel is mogelijk door een hogere rekenrente in te voeren die recht doet aan de rendementen van de fondsen en alle werkenden waaronder flexwerkers en ZZP’ers deel te laten nemen aan pensioenregelingen.

De pensioenfondsen zouden het beste op kunnen gaan in een nationaal fonds zodat er meer solidariteit en zekerheid kan worden georganiseerd. Problemen voor pensioenopbouw met wisselingen van banen zouden op die manier ondervangen kunnen worden. Het zou bij een nationaal pensioenfonds door de grotere collectiviteit mogelijk en noodzakelijk zijn om meer invloed uit te oefenen op de duurzaamheid van de investeringen. Dus geen investeringen meer bijvoorbeeld in private equityfondsen, Israël of de fossiele brandstof industrie en wel investeren in bedrijven die duurzaam bezig zijn en werknemersrechten respecteren.

De zeggenschap over onze pensioenen moet daarbij ook worden vergroot en juist niet uit handen worden gegeven aan specialisten, werkgevers of de staat. Deze zeggenschap kan worden benut om eerder stoppen met werken mogelijk te maken en plaats te maken voor jongeren, zeker bij zware beroepen waar mensen al moeite genoeg hebben om de pensioenleeftijd te halen.

Dit vereist niet alleen een weloverwogen nee-stem tegen het pensioenakkoord middels een nieuwe FNV-brede ledenraadpleging maar ook een strijd tegen de privatiseringstrend van de laatste decennia. De FNV-leiding moet ophouden met polderen en de agenda van het FNV Offensief, waar begin 2019 een hoopvol begin mee werd gemaakt door de kaderleden, weer gaan oppakken om de neoliberale race naar de bodem te stoppen en te keren.

Hans Lammers is lid van het Ledenparlement voor de sector Diensten, subsector Finance.