FNV-bestuur verkiest koude winter boven hete herfst

Strijdbaar protest van FNV-leden in Rotterdam, 31 mei 2018 (Foto: Milko Hitiahubessy).
Afgelopen zomer zinspeelde FNV-voorzitter Tuur Elzinga op een hete herfst. ‘FNV gaat krachtige loongolf organiseren’, schreeuwde de FNV-site. De stakingen bij NS kregen veel aandacht en stelden werkenden in andere sectoren een belangrijk voorbeeld: als je vecht kun je winnen. Sindsdien werd er gestaakt in het streekvervoer en zelfs bij de Bijenkorf. Maar van een algemeen vakbondsoffensief is geen sprake, laat staan van een hete herfst.
26 oktober 2022

De looneis van de FNV is stevig en ook de automatische prijscompensatie zal niet zonder slag of stoot worden binnengehaald. Niet voor niets schreeuwen werkgevers, economen en de voltallige rechtse pers al maandenlang moord en brand dat hogere lonen tot meer inflatie zouden leiden. Een brede maatschappelijke strijd voor koopkrachtbehoud en automatische prijscompensatie zou de relevantie van de vakbeweging duidelijk kunnen maken. Dat veronderstelt dat een front wordt gevormd: cao-acties zouden zoveel mogelijk samen moeten lopen om elkaar te versterken. De sectoren waar de bond nog sterk is, zouden daarin voorop moeten gaan en zouden op die manier bij kunnen dragen aan het verhogen van de organisatiegraad in andere sectoren.

Maar het tegenovergestelde lijkt te gebeuren. In de metalektro, waar in de afgelopen cao-rondes steeds fel werd gestreden, is vorige maand stilletjes een zwak onderhandelaarsakkoord gesloten zonder dat er actie gevoerd werd. Automatische prijscompensatie is niet binnengehaald en de loonsverhoging blijft ver achter bij de inflatie. Dat dit stilletjes gebeurt in een sterke en goed georganiseerde sector als de metalektro is weinig bemoedigend. Als de FNV zelfs in sterke sectoren niet eens probeert om automatische prijscompensatie af te dwingen, dan moeten we constateren dat het vakbondsbestuur een nederlaag aan het organiseren is.

Actietraject

Dat de vakbeweging nu een grote verantwoordelijkheid heeft om zijn relevantie aan te tonen en de strijd voor de belangen van werkenden aan te gaan – en daarmee tegelijkertijd een kans om de macht van de vakbeweging te herstellen – wordt vanuit de basis van de vakbeweging gelukkig wél breed gevoeld. Dat bleek onder meer in de zitting van het FNV Ledenparlement in september. Daar bleek dat het hoofdbestuur – stoere woorden in de media ten spijt – niet van plan was om landelijke acties te organiseren. Strijdbare ledenparlementariërs dwongen daarop af dat er dit najaar wél een stevig actietraject moest komen dat toewerkt naar een landelijke actie- of stakingsdag. Om daar een sterk front van te maken moest het door sectoren en met bondgenoten worden gedragen.

Het komt niet vaak voor dat het Ledenparlement zo op zijn strepen gaat staan. Maar de uitvoering van het besluit is voor rekening van het hoofdbestuur. Inmiddels is bekend wat het plan is. Er komt een aantal regionale ‘actiebijeenkomsten’ in zaaltjes die toewerken naar een ‘landelijke actiebijeenkomst’ op zaterdag 26 november. Het zou gaan om een bijeenkomst in het Olympisch Stadion in Amsterdam.

Met een actietraject heeft dit niets te maken. Als het aan het FNV-bestuur ligt komen er geen demonstraties of stakingen, maar omdat het besluit van het Ledenparlement nu eenmaal bindend is, mogen we desgewenst naar de slappe praatjes van bondsbestuurders luisteren. De leus van dit zogenaamde actietraject is treffend: ‘Nederland verdient beter’. Veel nietszeggender kan een leus niet worden, maar bovendien verhult die het centrale belangenconflict tussen werkenden en kapitalisten en drukt die geen enkele strijdbaarheid uit. Het is duidelijk dat de FNV-top nog altijd volledig op de polderkoers zit. De prioriteit is om te voorkomen dat er maatschappelijke onrust ontstaat, niet om de belangen van werkenden en uitkeringsgerechtigden te verdedigen.

Druk opbouwen

De opstelling van het Ledenparlement is iets om op door te bouwen. Enkele jaren geleden probeerden een aantal meer strijdbare vakbondsbestuurders in het landelijk bestuur te komen. Ondanks de tegenwerking is dat ten dele gelukt. Inmiddels is echter heel duidelijk gebleken dat dat geen enkele positieve verandering teweeg heeft gebracht. Dat moet een belangrijke les zijn: om de vakbeweging op een democratische en strijdbare koers te krijgen is er geen alternatief dan te bouwen aan sterke netwerken van vakbondsleden vanaf de basis, die het bestuur onder druk kunnen zetten en de grip op hun vakbond kunnen vergroten. Het uitblijven van een offensieve strategie om koopkrachtbehoud af te dwingen kan daar een startschot van zijn. Dat de noodzaak voor een breed front duidelijk wordt gevoeld, blijkt wel uit de steunbetuigingen voor stakers bij het spoor en de Bijenkorf vanuit verschillende sectoren.

Dat het Ledenparlement tegen de wens van het bestuur heeft besloten tot een actietraject is in dat opzicht een uitstekende stap. Nu het bestuur duidelijk te kennen heeft gegeven dat het geen actietraject zal organiseren en slechts tijd verspilt, zou het Ledenparlement de regie moeten nemen. De lokale bijeenkomsten zouden omgevormd moeten worden tot actievergaderingen waarin regionale actiecomités worden geformeerd die hun krachten zouden kunnen bundelen in een landelijk actiecomité. Er moet minimaal een grote landelijke demonstratie komen.

Er hangt veel vanaf of het Ledenparlement nu doorpakt. Deze strijd gaat niet alleen over de bescherming van de koopkracht van werkenden in Nederland, maar ook om de geloofwaardigheid van de vakbeweging. Als de FNV-top er opnieuw in slaagt om de belangen van haar achterban in de uitverkoop te doen, dan zullen de gevolgen daarvan nog jarenlang gevoeld worden. Niet alleen door de FNV, maar door de werkende klasse als geheel.