Filmisch meesterwerk op TV over strijd tegen kolonialisme
Battle of Algiers kwam uit in 1966, vier jaar nadat de Algerijnse bevolking haar onafhankelijkheid had gewonnen van Frankrijk. Het was een van de hardste gevechten om nationale bevrijding ooit, waarbij 1 miljoen van de 9 miljoen Algerijnen om het leven kwam. Regisseur Gillo Pontecorvo reconstrueert de belangrijkste politieke gebeurtenissen in Algiers tussen 1954 en 1957.
Het is een krachtige film. De Franse regering verbood hem tot 1971. Hij werd ook vertoond door andere bevrijdingsbewegingen zoals de Viet Minh in Vietnam, de IRA in Ierland en de Sandinisten in Nicaragua. De film heeft ook meerdere generaties van filmmakers cinematografisch beïnvloed, van Costa Gavras’ films Z en Missing tot Oliver Stone’s Platoon en Salvador.
De film volgt het leven van Ali La Pointe, die begint als kleine straathandelaar maar uitgroeit tot commandant in het FLN (het Nationaal Bevrijdingsfront) in Algiers. De film is gedraaid in korrelig zwart-wit en creëert het idee van een reportage ter plaatse, zonder gebruik van ook maar één journaalbeeld. Pontecorvo maakt gebruik van vooral niet-professionele acteurs.
Wreedheid
De film toont de wreedheid van de Franse machthebbers, met angstaanjagende beelden van de executie van twee FLN-activisten, een bombardement van de Casbah door de Pied Noirs (Europese kolonisten) en de marteling van FLN-verdachten. Het verklaart waarom individuen besluiten over te gaan tot terroristische daden en hoe het FLN een massaorganisatie werd.
De onafhankelijkheidsoorlog woedde door heel Algerije, maar de film concentreert zich op de stad Algiers. De moslimwijk bekend als de Casbah werd bewoond door ruim 100 duizend moslims, ook al was deze slechts 1 vierkante kilometer groot. Het FLN veranderde de wijk in een no go zone voor de Franse autoriteiten. Veel van de gebouwen waren schuilplaatsen en bommenfabrieken, waar vanuit de bombardementscampagne in de Franse zone werd gelanceerd.
Hoewel Pontecorvo bij het publiek geen twijfel laat bestaan dat hij het FLN steunt, is hij niet kritiekloos over de tactieken die het gebruikt. In een aantal van de sterkste scènes van de film, laat hij in slow motion de resultaten zien van de bommen die afgaan in zowel de Casbah als in een café van de Pied Noirs en de luchthaven. Terwijl de camera het bloedvergieten in beeld brengt, is het enige dat je hoort de rondspokende, treurige muziek van Bach, vergezeld door angstige blikken op de gezichten van alle slachtoffers.
Om met de bombardementscampagne van het FLN te kunnen dealen, stuurde de Franse regering paratroepers naar Algiers. Veel van hen waren zelf getuige geweest van de Franse nederlaag tegen de Duitsers, hun eigen vernedering door de Viet Minh in Dien Bien Phu en de catastrofe van Suez. Voor deze para’s ging het gevecht in Algerije daarom om het herwinnen van nationale trots.
Massabeweging
Het tweede deel van de film laat zien hoe de para’s de organisatie van het FLN weten op te sporen en vernietigen, waarbij alleen Ali overblijft om de oorlog voort te zetten. Tenslotte weten de Franse troepen ook Ali en zijn drie handlangers in hun schuilplaats te omsingelen. Door het vermoorden en gevangen nemen van het FLN konden de Fransen de Algerijnse beweging uiteindelijk onthoofden. Voor een periode van twee jaar speelde Algiers geen belangrijke rol meer in de onafhankelijkheidsoorlog.
Maar toch laat Pontecorvo in de laatste scènes van de film zien – waarin twee jaar later massaopstanden plaatsvinden in Algiers – wat de kracht is van gewone mensen. Met de uitzondering van Sergei Eisenstein, is geen regisseur er ooit in geslaagd om een massabeweging zo goed vast te leggen. Hij neemt de camera mee de menigte in, zodat je je als toeschouwer werkelijk onderdeel voelt van wat je ziet en hoort.
De schreeuw van de vrouwen uit het achterste van hun keel, gecombineerd met het geluid van rollende tanks door de straat en de stem van de radiocommentator, doen je geloven dat je zelf getuige bent van de gebeurtenis. Pontecorvo focust zich ook op individuen in de menigte die je eerder hebt zien deelnemen aan de bombardementscampagne – nu niet alleen als individu, maar als onderdeel van een massabeweging.
Onafhankelijk supporter
Pontecorvo was, zoals veel andere Europese filmmakers van zijn tijd, beïnvloed door de Communistische Partij. Hij sloot zich aan bij de PCI (Communistische Partij van Italië) in 1941 en werd commandant in het verzet, maar stapte in 1956 op vanwege de Russische inval in Hongarije. Hij werd een onafhankelijke supporter van de nationale bevrijdingsbewegingen in de jaren vijftig en zestig. Terwijl hij documentaires maakte in Frankrijk werkte hij voor het FLN, door geld te sluizen van Frankrijk naar Zwitserse banken.
In deze periode maakte hij twee andere films: KAPO over de concentratiekampen in Nazi-Duitsland, en Queimada, een briljante film over een slavenopstand met Marlon Brando. Toch zorgde zijn desillusie over de nieuwe regeringen van de bevrijde naties voor een grote mate van demoralisatie. Hij zou zijn werk voortzetten als organisator van het Venice Film Festival en het produceren van televisiecommercials. In 2001 werkte hij mee aan Un altro mondo è possibile (Een andere wereld is mogelijk), een film over de andersglobaliseringsbeweging. In 2006 overleed hij in Rome.
Battle of Algiers is een belangrijk document over de geschiedenis van strijd. De oorlog voor onafhankelijkheid had een enorme impact op Frankrijk. Zes premiers werden uit het zadel gestoten, de Vierde Republiek kwam tot instorten en tot twee keer aan toe dreigde Frankrijk in een burgeroorlog terecht te komen. Algerijnen wonnen hun onafhankelijkheid. Niemand heeft die heroïsche strijd tegen kolonialisme beter in beeld gebracht dan Pontecorvo. Met Battle of Algiers heeft hij een meesterwerk gemaakt.
• Zondag 25 juli / Ned. 2 (VPRO) / 23.20–1.25 uur
• Zie hieronder een trailer van de film