Februaristaker Utrecht: Betonijzervlechter Johannes de Vries

Onderbelicht is gebleven dat de staking een dag later, op woensdag 26 februari 1941, in Utrecht begon bij de Werkspoorfabriek in de wijk Zuilen, direct gevolgd in de nabijgelegen staalfabriek Demka. De stakers trokken vervolgens verder naar grote Utrechtse bedrijven en fabrieken, die veelal de staking overnamen. Een van de betrokkenen was de betonijzervlechter Johannes de Vries (1899-1942), kaderlid van het Nationaal Arbeids-Secretariaat (NAS) en plaatselijk bestuurder van de RSAP.
Marx-Lenin-Luxemburg-Front
Tijdens de Februaristaking werkte het Marx-Lenin-Luxemburg front (MLL-Front), de illegale voortzetting van de RSAP aan de uitbreiding ervan, onder andere door het verspreiden van manifesten en plakstroken. Dit werk beperkte zich niet tot Amsterdam, maar strekte zich uit tot andere plaatsen in onder andere Noord-Holland, Zuid-Holland en dus ook Utrecht.
Op 26 februari, de tweede stakingsdag, verscheen een nieuw manifest van het MLL-Front, waarin de eerste stakingsdag met vreugde werd begroet. Gesteld werd dat de uitwerking van de staking het grootst zou zijn wanneer men gesloten aan het werk zou gaan, om een bloedbad of verloop van de staking te voorkomen. Onderaan bevatten de meeste exemplaren dan ook een oproep op de donderdag weer gesloten aan het werk te gaan. Voorgesteld werd in de grote bedrijven illegale strijdcomités op te richten. Geëist werd de vrijheid van alle arrestanten en geïnterneerden, de gedwongen tewerkstelling in Duitsland werd afgekeurd.
Echter op diezelfde dag werd in Amsterdam de staking door de Duitsers meedogenloos en met veel geweld neergeslagen met negen doden en 24 zwaargewonden als gevolg. In Utrecht kwam de op 26 februari gestarte staking onder dreiging van ingrijpen door Duitse politie en dreiging met executies eveneens op 26 februari tot een einde. De Utrechtse stakingsleiders moesten onderduiken.
Organisator op de werkvloer
Een van die stakingsleiders was de betonijzervlechter Johannes de Vries, die werd geboren in 1899. Ofschoon hij in de periode van de vooroorlogse crisisjaren vaak zonder werk zat, was hij aan het begin van de oorlog werkzaam bij de aannemersmaatschappij V.d. Zande aan de Catharijnesingel. De Vries was actief in het revolutionaire vakverbond NAS en bestuurslid van de RSAP-afdeling. Na de Duitse inval in mei 1940 verspreidde hij anti-fascistische publicaties zoals het blad ‘Spartacus’ van het MLL-Front. Hij spoorde anderen, waaronder de machinebankwerker Izak van Wijk die werkzaam was bij de spoorwegen, aan om mensen te benaderen voor het leveren van de nieuwsberichten. Zeer waarschijnlijk was zijn kameraad, de mandenmaker Cornelis van der Velde, ook betrokken bij het verzetswerk, waarvan hij na de oorlog een getuigenis aflegde. Zo verspreidde Johannes de Vries oproepen en plakstroken voor de Februaristaking en groeide uit tot een van de plaatselijke leiders van deze verzetsactie.
‘Tegen kapitalisme, fascisme en oorlog’
Na de staking verscheen op 2 maart een pamflet geschreven door de ondergedoken leider van het MLL-Front Henk Sneevliet met daarin: ‘Zij deden dat zelf. Zij deden het spontaan zonder dat vooraf een leiding van de actie in het leven was geroepen.’ Aan de orde was nu volgens het manifest de stichting van illegale comités in de grote bedrijven van het hele land, de vorming van stoottroepen in de arbeiderswijken, de boycot van lokalen en zaken die Joden weerden, de ondersteuning van de gezinnen van de gearresteerden en de strijd voor de vrijlating van alle slachtoffers. Vooral de illegale organisatie in de bedrijven was van groot belang, want het stakingswapen zou ook in de toekomst gehanteerd moeten worden. Het manifest besloot met de leuzen ‘Tegen kapitalisme, fascisme en oorlog’ en ‘Voor de socialistische vrede’.
Als gevolg van zijn betrokkenheid bij de organisatie van de Februaristaking werd De Vries met andere partijgenoten en leden van de CPN gearresteerd en enige tijd gevangen gehouden in de politiepost aan de Waterstraat en van 19 tot 31 maart in het Huis van Bewaring in de Gansstraat. Hij werd geïnterneerd in kamp Schoorl, later overgebracht naar kamp Amersfoort. Vandaar werd hij op 19 juni 1942 naar Duitsland gedeporteerd, waar hij op 17 oktober 1942 in het kamp Neuengamme overleed aan de ontberingen.
Ron Blom, zoon van een betonijzervlechter