Fabels en feiten over allochtonen en migratie

Hoe dichterbij de verkiezingen komen, hoe duidelijker wordt dat Wilders de rekening van de crisis niet bij de veroorzakers aan de top wil neerleggen, maar bij allochtonen – degenen die al het hardste geraakt worden. Vorige week zei de PVV-leider in het bezuinigingsdebat dat ‘de immigratie van niet-westerse allochtonen de samenleving per jaar tussen 6 en 10 miljard euro kost’. Wilders’ plannen zijn niet alleen racistisch, ze bestaan uit fabels over migratie die ook door de rest van de politiek en media verspreid worden. Tijd voor de feiten.
12 april 2010

Door John van Mullem

Fabel #1: ‘Allochtonen kosten ons geld’

Toen Wilders in augustus 2009 Kamervragen stelde over de kosten van allochtonen, wilde hij deze cijfers met name gebruiken om hen neer te zetten als profiteurs. Uiteraard maken allochtonen gebruik van de voorzieningen in Nederland omdat ze daar ook sociale premies voor betalen en een onderdeel uitmaken van de samenleving. Volgens het CBS maakt 16 procent van de allochtonen gebruik van een uitkering tegen 10 procent van de autochtonen.

Toch zeggen deze cijfers op zichzelf niet erg veel als ze niet worden afgezet tegen de sociaal-economische positie van allochtonen in Nederland. De meeste allochtonen doen elementaire en ongeschoolde arbeid in arbeidsintensieve sectoren, waardoor de kans groter is dat zij bijvoorbeeld arbeidsongeschikt of werkloos raken. Van de autochtone beroepsbevolking werkt 27 procent in deze sectoren, bij de ‘niet-westerse’ allochtone beroepsbevolking is dit 41 procent.

Doordat mensen met een laag opleidingsniveau echter gemiddeld 3,5 jaar minder te leven hebben, zullen zij tegelijkertijd fors minder beroep doen op voorzieningen voor ouderen zoals de AOW. Maar er geldt nog iets belangrijkers: bovenstaand voorbeeld over de kosten en baten van allochtonen is subjectief en wetenschappelijk onjuist.

Een totale berekening van de ‘allochtone kostenpost’ is zowel onmogelijk als onwenselijk. Want wat neem je bijvoorbeeld mee en wat laat je weg in deze berekening? Daarbij is het de vraag welke factoren zwaarder wegen dan andere. Hoe bereken je filedruk en de kosten van openstaande vacatures als er geen allochtone werknemers zouden zijn? Neem je de opbrengsten van de 457 moskeeën à 150 miljoen wel of niet mee in deze berekening?

De onwenselijkheid van zo’n analyse zit ‘m in de racistische tweedeling in de samenleving die dit zou veroorzaken. De allochtone bevolkingsgroep wordt door zo’n onderzoek weggezet als tweederangsburgers met minder rechten en meer plichten.

Fabel #2: ‘Allochtonen zijn profiteurs’

De allochtonen in Nederland zijn niet uit de hemel komen vallen en het waren ook niet de Turkse bakker, de Marokkaanse schoonmaker of de Poolse aspergesteker die de grenzen hebben opengebroken. Voor de arbeidsmigrant zijn de open grenzen slechts een mogelijkheid op een kleine financiële vooruitgang in een Europa dat steeds verder wordt blootgesteld aan de grillen van het neoliberalisme. Voor de bazenklasse zijn ze echter een manier om op jacht te kunnen naar goedkopere arbeidskrachten in de honger naar winst.

Als arbeidskrachten migreren naar landen waar de arbeidersklasse haar positie heeft verbeterd en daardoor ‘duurder’ is voor het bedrijfsleven, zullen zij moeten concurreren met de autochtone arbeidskrachten. In deze concurrentieslag proberen kapitalisten de loonkosten verder in te perken en de arbeidsproductiviteit te doen stijgen. Dit is bijvoorbeeld te zien in de agrarische sector, waar de arbeidsproductiviteit steeg met 1,1 procent, terwijl de loonkosten met 3,1 procent daalden.

Grote bedrijven profiteren significant van deze concurrentie tussen arbeiders. Albert Heijn maakt in zijn distributiecentra steeds meer gebruik van Oost-Europese arbeiders. Voorheen gebruikte Albert Heijn het excuus dat dit nodig was omdat er in Nederland te weinig beschikbaar personeel zou zijn, maar nu door de crisis de werkloosheid stijgt trapt niemand daar meer in.

De werkelijke reden is de mogelijkheid tot structurele onderbetaling van Oost-Europese arbeidskrachten. Hiermee wordt niet alleen de uitbuitingsgraad van de Oost-Europese arbeiders gemaximaliseerd, maar ook de autochtone arbeider zal zijn arbeidskracht voor minder geld moeten aanbieden. De daarbij behorende dalende loonkosten zorgen voor een hogere winst voor de top.

De multinationals doen bovendien een groot beroep op de infrastructuur en sociale zekerheden. Er wordt voor transport veel gebruik gemaakt van het wegennetwerk en werknemers moeten dagelijks naar hun werk reizen, raken arbeidsongeschikt door zwaar werk of moeten ten tijde van crisis beroep doen op de WW.

De multinationals, die ondertussen megawinsten maken, ontlopen door mazen in de wet de rekening van deze kosten. In een reportage van actualiteitenprogramma Zembla uit oktober 2009, bleek dat de samenleving hierdoor jaarlijks maar liefst 16 miljard euro aan belastinginkomsten misloopt. Dit voorbeeld laat zien dat niet de migranten, maar de multinationals de profiteurs zijn.

Fabel #3: ‘Allochtonen zijn crimineel’

Het is niet het geloof of geboorteland dat criminaliteit veroorzaakt. Dit blijkt uit veelvuldig wetenschappelijk onderzoek, van Shaw en McKay in 1942 tot Verwey-Jonker en het Willem Pompe-instituut in 2008. De belangrijkste conclusie uit al dit soort onderzoeken is dat etniciteit, cultuur en intelligentie geen verklaring zijn voor criminaliteit, maar sociaal-economische factoren wel.

De reden dat ‘niet-westerse allochtonen’ relatief meer in aanraking komen met justitie heeft te maken met het feit dat juist zij een slechte sociaal-economische positie in de samenleving innemen. Als we die positie meten naar het inkomen, dan blijkt dat 82 procent van de niet-westerse allochtonen minder dan 30.000 euro per jaar verdienen en slechts 3,6 procent 50.000 euro of meer. Van de autochtone bevolking verdient 64 procent minder dan 30.000 euro en 11 procent meer dan 50.000 euro.

Het grote probleem met veel onderzoeken naar criminaliteit is de politieke invloed die erop wordt uitgeoefend. Dit blijkt bijvoorbeeld uit het onderzoekrapport van de KLPD naar ‘Marokkaanse daderpopulaties’ waarin onder andere de ‘ernstladder’ van de ‘Marokkanenproblematiek’ per gemeente wordt geanalyseerd.

Het rapport is alleen al door de bovenstaande termen racistisch te noemen. Daarbij gaat het onder andere om personen over wie ‘bij de politie de overtuiging bestaat’ dat ze een misdrijf pleegden. Ook hier wordt dus gekeken door een racistische bril. Bovendien zijn deze Marokkanen in werkelijkheid Nederlanders, zij het vaak met ouders die in Marokko werden geboren.

Daarnaast verschilt de aanpak van criminaliteit per sociaal-economische klasse. Neem bijvoorbeeld de ‘witteboordencriminaliteit’. Deze vorm van criminaliteit wordt vaak gepleegd door hoogopgeleide autochtonen in de bovenste klasse en betreft verduistering van vele miljarden euro’s per jaar.

De strafmaat van deze criminelen valt vaak laag uit. Oud-bestuurder van Ahold Michiel Meurs kreeg bijvoorbeeld voor zijn aandeel in een omvangrijke boekhoudfraude van 970 miljoen euro negen maanden voorwaardelijke gevangenisstraf en een geldboete 225.000 euro.

Of wat te denken van de achtduizend kapitaalkrachtigen die voor ruim 2 miljard euro aan zwart geld op buitenlandse bankrekeningen hadden staan en niet werden vervolgd voor het ontduiken van de belasting, omdat ze gebruik konden maken van de zogenoemde inkeerregeling? Dit staat in schril contrast met de gemiddelde straf die mensen aan de onderkant van de samenleving krijgen.

Fabel #4: ‘Door migratie raakt Nederland overbevolkt’

De Nederlandse bevolking is in aantal inderdaad toegenomen. Maar tegelijk neemt de bevolkingsgroei procentueel sterk af. In de periode van 1950 tot 1975 groeide de bevolking met 3,5 miljoen mensen. Deze stijging van 35 procent vond grotendeels plaats voordat de eerste gastarbeiders zich in Nederland vestigden. Sindsdien is de groei fors afgenomen. Sinds 1975 is de bevolking met 21 procent gegroeid.

De daadwerkelijke problemen van ‘overbevolking’ doen zich specifiek voor in de achterstandsbuurten in de steden. De grote concentratie van allochtonen in een bepaalde wijk heeft echter niet veel te maken met de onwil tot integratie of de komst van ‘importbruiden’ – zoals in de racistische hetze wordt beweerd – maar is gerelateerd aan het inkomen.

De sociale woningbouw heeft de afgelopen 25 jaar onder een neoliberale koers van de gevestigde politiek een dramatische verschraling doorgemaakt. Het vrijgeven van deze sociale vorm van wonen aan de vrije markt heeft de grond- en huizenprijzen fors doen stijgen. Woningbouwcorperaties slopen betaalbare huurwoningen en bouwen dure koopwoningen. Mensen met een laag inkomen worden daardoor gedwongen om samen in een beperkte ruimte te leven.

Tegelijkertijd nemen de dure grote huizen van de rijken enorm veel ruimte in beslag. In Den Haag wonen er in de Schilderswijk, een van de armste wijken van de stad, meer dan 22 duizend mensen per vierkante kilometer. In de rijke wijk Kijkduin-Ockenburg is dat aantal slechts vijfhonderd mensen per vierkante kilometer. De gemiddelde woonoppervlakte van woningen is in de Schilderswijk gemiddeld tachtig vierkante meter en in Kijkduin-Ockenburg gemiddeld driehonderd vierkante meter. Dat onderstreept hoe misleidend de bewering over ‘overbevolking’ is.

Feit: Verdeeldheid maakt zwak

Deze fabels die door de politieke partijen en de media de wereld in worden geholpen verdelen de arbeidersklasse en leiden de aandacht af van het daadwerkelijke probleem in de samenleving: de groeiende kloof tussen arm en rijk. Het inkomen van mensen met een bovenmodaal inkomen is de afgelopen tien jaar fors gestegen. Het gemiddelde vermogen van mensen die meer dan 100.000 euro per jaar verdienen steeg in die periode met 164 procent. De inkomensgroepen tot 30.000 euro leverden in diezelfde periode gezamenlijk gemiddeld 10 procent aan inkomen in.

Deze steeds groter wordende kloof tussen arm en rijk gaat gepaard met een nietsontziend neoliberaal beleid. Sociale voorzieningen worden stuk voor stuk afgebroken en er vindt een toenemende individualisering plaats. Dit zijn aspecten waar zowel de allochtone als de autochtone arbeider in Nederland onder te lijden heeft. De enige manier om te vechten voor het behoud van banen, betaalbare huizen en andere collectieve voorzieningen is door eenheid in strijd te creëren. Deze zal echter niet ontstaan zolang we ons laten voorliegen door de politici en media die met hun beleid kapitalistische belangen dienen.

Daarom is de strijd die we moeten voeren een gevecht tegen racisme en voor gelijke rechten voor iedereen. We zullen dit gevecht op straat en op de werkvloer moeten voeren, met de centrale boodschap dat de rijken de crisis moeten betalen. Daarvoor hebben we zowel een strijdbare en solidaire vakbeweging nodig, als een links dat die strijd niet beperkt tot parlementaire verkiezingscampagnes, maar dagelijks helpt opbouwen om de maatschappij fundamenteel te kunnen veranderen.