Extreemrechts en de klimaatcrisis
In Nederland staan Forum voor Democratie (FvD) en de Partij voor de Vrijheid (PVV) vooraan in het ontkennen van klimaatwetenschap, met in hun kielzog andere reactionaire politieke partijen als JA21. De klimaatcrisis is ‘een hoax, vergelijkbaar met de zure regen’, roept Thierry Baudet, terwijl Geert Wilders brult dat er geen ‘klimaatprobleem, maar een immigratie- en islamprobleem’ is.
In de verspreiding van onwaarheden over klimaatverandering worden deze demagogen gesteund door denktanks en mediaplatformen, vaak van (extreem)rechtse signatuur. Ondanks de wetenschappelijke consensus is het bestaan van de klimaatcrisis decennialang een onderwerp van debat geweest. Huichelarij over het klimaat heeft nog altijd effect: het onderzoeksrapport Publieksmonitor Klimaat en Energie stelt dat in 2019 nog zo’n dertig procent in Nederland het bestaan of de ernst van de klimaatcrisis betwijfelde.
De onwetenschappelijke nonsens die extreemrechtse politici en media inbrengen tegen het bestaan van de klimaatcrisis hebben zij niet zelf bedacht. Multinationals verspreiden sinds jaar en dag op grote schaal misinformatie over klimaat en ecologie. Tot op de dag van vandaag maakt extreemrechts gretig gebruik van exact die fabels die grote bedrijven al decennialang inzetten in de strijd tegen klimaatwetenschap en -maatregelen.
Klimaat en kapitaal
De fossiele industrie is een fundamentele bron van inkomsten voor ’s werelds grootste bedrijven. Met fossiele brandstoffen worden jaarlijks tientallen miljarden euro’s verdiend, waarmee de zakken van managers en aandeelhouders worden gevuld. Zo streek Shell-CEO Ben van Beurden in 2018 20,1 miljoen euro op: 143 keer zoveel als een doorsnee Shell-werknemer.
Niet alleen fossiele bedrijven, maar ook veel andere sectoren als de agrobusiness, de wapenindustrie en de luchtvaart zijn afhankelijk en profiteren van fossiele brandstoffen. Hetzelfde geldt voor banken, die duizelingwekkende bedragen hebben geïnvesteerd in brandstoffen die nog uit de grond gepompt moeten worden. Om een zo groot mogelijk rendement uit hun investeringen te halen is er voor kapitalisten in deze sectoren alles aan gelegen om elke vorm van klimaatbeleid te saboteren. Een slagvaardige aanpak van de klimaatcrisis betekent juist dat alle nog onaangeboorde gasbellen en olievelden onaangeroerd blijven.
De noodzakelijke overgang naar hernieuwbare energie en het stoppen met fossiele brandstoffen gaat daarom lijnrecht in tegen de belangen én het voortbestaan van de bedrijven in de voornoemde sectoren. Wie gelooft dat de fossiele brandstofgiganten uit eigen beweging zullen vergroenen, heeft het dus mis. Zoals Ian Angus, redacteur van de ecosocialistische website Climate and Capitalism, terecht stelt: ‘Fossiele brandstoffen zijn niet zomaar een laagje dat je van het kapitalisme kan afpellen in de hoop dat het systeem intact blijft. Ze zijn ingebed in elk aspect van het systeem’.
Nepwetenschap als wapen
Eind jaren zeventig raakten olie- en gasbedrijven ervan doordrongen dat de door hun veroorzaakte emissies het leven op aarde ontwrichten. Interne onderzoeksrapporten, geschreven door wetenschappers in dienst van bedrijven als Shell en Exxon, kwamen alsmaar tot dezelfde conclusies: de mens (lees: het grootbedrijf) is dé drijvende kracht achter klimaatverandering.1 Deze bevindingen strookten uiteraard niet met de belangen van het grootkapitaal en werden moedwillig terzijde geschoven.
In de jaren tachtig groeide in het kielzog van de klimaatwetenschap wereldwijd het maatschappelijke bewustzijn over de vernietigende gevolgen van fossiel brandstofverbruik. Deze ontwikkeling dreef multinationals in het offensief. Om hun winsten te waarborgen zetten fossiele bedrijven vanaf het eind van de jaren 1980 vol in op het zaaien van twijfel over de opwarming van de planeet. Zij creëerden en financierden een netwerk van vooral in de Verenigde Staten gevestigde actiegroepen, denktanks en lobbyisten die elke vorm van klimaatbeleid probeerden te blokkeren.
Met hulp van burgerlijke media en politici maakten fossiele lobbygroepen van de klimaatcrisis een ‘klimaatdebat’, waarin ‘klimaatalarmisten’ en ‘klimaatsceptici’ elkaar met ogenschijnlijk even valide argumenten bestreden. Essentieel was dat de zelfbenoemde klimaatsceptici vaak wel degelijk wetenschappers waren, zij het meestal niet in de klimatologie. Dankzij hun academische achtergrond konden deze omgekochte sceptici betrouwbaarheid veinzen en wisten ze met enig succes de publieke opinie te bespelen.
Miljardenconcerns trokken niet alleen de opwarming van de aarde door menselijk toedoen in twijfel, maar wilden de maatschappij tevens angst aanjagen over de hoge kosten van klimaatbeleid. In verschillende campagnes benadrukte het fossiele desinformatienetwerk dat internationale klimaatverdragen zouden leiden tot doemscenario’s voor de gewone burger, zoals onbetaalbare energierekeningen en extreme prijsstijgingen van consumentengoederen.
De schade die dit veelkoppige desinformatienetwerk in de afgelopen decennia heeft aangericht is immens. Mede dankzij dit netwerk is effectief klimaatbeleid tot op de dag van vandaag uitgebleven.
Nederlandse leugenfabriekjes
Ook in Nederland sluist de grootindustrie geld door naar onderzoeksprojecten, weblogs en stichtingen van klimaatontkenners, maar van megabedragen is geen sprake. Klimaatadviseur Jan Paul van Soest deed voor zijn boek De Twijfelbrigade (2014) onderzoek naar ‘klimaatsceptici’ in Nederland. Hij concludeerde dat zij profiteren van desinformatie die in de VS wordt gefabriceerd. Nederlandse leugenfabriekjes hoeven onwetenschappelijke bedenksels slechts te vertalen, waardoor ze relatief kostenefficiënt kunnen opereren. Daarbij helpt het, dat gevestigde rechtse bladen als De Telegraaf gratis publiciteit geven aan klimaatontkenners, door ze regelmatig een kritiekloos platform te bieden.
Dé spilfiguur in de Nederlandse klimaatontkennersscene is Marcel Crok. Deze freelance wetenschapsjournalist zet zich al jaren in als verbinder tussen extreemrechts, het grootbedrijf en anti-wetenschappelijke initiatieven. Samen met de antisemitische stukjesschrijvers Hajo Smit en Rypke Zeilmaker richtte hij in 2009 het populaire ‘klimaatsceptische’ blog Climategate op. Sinds 2019 vormt Crok samen met oud-Shell werknemer Guus Berkhout tevens de drijvende kracht achter de stichting Clintel, een naar eigen zeggen ‘onafhankelijke stichting die objectief bericht over klimaatverandering en klimaatbeleid’. Deze organisaties leveren de antiwetenschappelijke munitie die vooral door extreemrechtse partijen als FvD en PVV wordt ingezet als zogenaamd ontnuchterend tegengif tegen de doorgeslagen groene agenda. Met Baudet in het bijzonder onderhoudt Crok al sinds 2011 warme banden – Crok vervult voor FvD nota bene de rol van ‘partij-ideoloog klimaatzaken’.2
Ook Croks eigen platformen blijken een warm bad voor extreemrechts. Zo werken voor het ‘onafhankelijke’ Clintel meerdere overtuigde FvD’ers3 en wordt er op Climategate naast klimaatontkenning frequent plaats ingeruimd voor onversneden Jodenhaat: voor het weblog rationaliseerde Croks gewaardeerde vriend Zeilmaker de fabrieksmatige moord op Joden tijdens de Tweede Wereldoorlog en benadrukte hij dat de Holocaust een ‘6 miljoen jodenhoax’ is, ‘gebaseerd op propaganda van het zionisme die al rond 1900 circuleerde’. Kortom, klimaatontkenning en extreemrechts zijn in Nederland twee handen op een buik.
Fabels als mobilisatiemiddel
Oppervlakkig bezien lijken de leugens van extreemrechts in Nederland over klimaat in grote mate identiek aan de propaganda die de fossiele industrie sinds de jaren tachtig verspreidt. Net als het grootbedrijf maken extreemrechtse partijen de kleine man bang over de kolossale kosten van klimaatbeleid. Ook de schijnargumenten die extreemrechts inzet tegen het bestaan van de klimaatcrisis komen meestal rechtstreeks uit de koker van de fossiele industrie.
Maar in tegenstelling tot de fossiele industrie, die primair verwarring zaait om haar winsten te beschermen, fungeert klimaatontkenning voor extreemrechts bovenal als een krachtig middel om massa’s te mobiliseren voor zijn politieke project. Extreemrechts richt zich daarbij voornamelijk op de middenklasse. Deze middenklasse, ook wel kleinburgerij genoemd, bevindt zich tussen de kapitalistische klasse en de arbeidersklasse in en wordt onder meer belichaamd door kleine en middelgrote ondernemers, boeren en hogere ambtenaren.
In periodes van economische bloei profiteert de middenklasse mee van het kapitalisme, maar in crisistijd komt de kleinburgerij net als de arbeidersklasse in de verdrukking. Zij kan niet bogen op de gigantische financiële reserves en schaalvoordelen die multinationals wel hebben en maakt ook geen deel uit van de arbeidersklasse, die haar eigen organisaties kent zoals de vakbonden. In crisistijd raken grote delen van de kleinburgerij bevangen door de angst om teruggeworpen te worden tot het bestaansniveau van de arbeidersklasse of daaronder. Deze vrees is niet ongegrond: zo zien we momenteel dat de materiële positie van de middenklasse tijdens de coronapandemie verslechtert.
Op juist deze angst speelt extreemrechts in. Zeker bij gebrek aan een krachtige linkse organisatie die een werkelijk alternatief biedt voor het kapitalisme, kunnen fascistoïde lieden zich met enig succes opwerpen als koene strijders voor de belangen van de in het nauw gedreven middenklasse. In zijn retoriek stelt extreemrechts de kleinburgerij voor als dé ruggengraat van de samenleving en de vleesgeworden uitdrukking van ‘het volk’. Dit volk wordt door extreemrechts gepresenteerd als een soort oerkracht, die spiritueel, cultureel, en raciaal puur en onversneden is en nauw verbonden is met zijn voorouders en met de bodem waarop het is ontstaan.
Maar dit volk zou volgens fascisten constant en van alle kanten worden bedreigd en verzwakt: door dure arbeiders die strijden voor hogere lonen en betere werkomstandigheden, door machtige kapitalisten die kleinburgers op oneerlijke wijze ruïneren en door migranten en moslims die de cultuur van het volk aantasten.
Communistisch meesterplan
In plaats van de echte oorzaken van kapitalistische crises aan te wijzen probeert extreemrechts de schuld ervan dus in de schoenen te schuiven van denkbeeldige vijanden, zoals voorstanders van klimaatbeleid. Partijen als FvD en de PVV betogen dat klimaatbeleid – net als ‘massa-immigratie’, ‘islamisering’ en LHBTQI+-emancipatie – deel uitmaakt van een groter overkoepelend complot van ‘kosmopolitische, cultuurmarxistische’ elites. Deze elites stellen alles in het werk om de ‘traditie, cultuur, geschiedenis [en] identiteit’ van het Nederlandse volk te ondermijnen, teniet te doen, aan te tasten, danwel uit te hollen en om gewone burgers ondergeschikt te maken aan een vreemde, mondiale macht.4
Sterker, klimaatbeleid zou simpelweg onderdeel van een communistisch meesterplan zijn: in Nederland beweren Baudet en trawanten bijvoorbeeld dat elites klimaatbeleid propageren als ‘een excuus om ons hele leven te reguleren, om de controle over alle aspecten van de samenleving te krijgen’, met als einddoel ‘een oude wens van de socialisten’ te vervullen. Niet voor niets vergelijkt Baudet de klimaatbeweging met een watermeloen: ‘groen aan de buitenkant, rood aan de binnenkant – socialisme met een nieuw jasje’.
Volgens extreemrechts behoren ook neoliberale partijen als de VVD tot diezelfde watermeloenbeweging. Het mag duidelijk zijn dat zij niks met klimaatactivisten gemeen hebben: neoliberale partijen doen er alles aan om serieus klimaatbeleid te dwarsbomen. Liever houden neoliberalen grote bedrijven uit de wind en leggen zij de rekening bij werkende mensen, met ineffectieve klimaatmaatregelen zoals de vleestaks en rekeningrijden.
Die realiteit is voor fascistische lieden volstrekt irrelevant. Voor de effectiviteit van hun complottheorieën is het van belang om vol te houden dat kapitalisten, klimaatactivisten en socialisten onder één hoedje spelen. Zo kunnen fascisten hun politieke project presenteren als het enige betrouwbare alternatief. Het neoliberale klimaatbeleid speelt extreemrechts daarbij alleen maar in de kaart: asociaal beleid voedt immers het wantrouwen.
Complottheorieën dienen bovendien ter vergoelijking van extreemrechts geweld tegen moslims, migranten en dus ook klimaatactivisten. De middenklasse heeft er volgens extreemrechts immers lijfelijk belang bij om de teloorgang van de eigen natie een halt toe te roepen en dat is enkel mogelijk door kwaadwillende binnen- en buitenlandse elementen te bestrijden. Een dergelijke, door extreemrechts begeerde, zuivering van het eigen volksdomein kan in de praktijk enkel met georganiseerd geweld, deportaties en moordpartijen tot stand gebracht worden.
Schijntegenstelling
Terwijl extreemrechtse partijen de ernst van milieuvraagstukken zoals klimaatverandering stelselmatig bagatelliseren, doen ze tegelijkertijd alsof ze zich bekommeren om de gezondheid van het nationale landschap. Klimaatbeleid zou zich zelfs vijandig verhouden tot dit nationale landschap. Volgens FvD vormen ‘megalomane windturbines’ bijvoorbeeld een grote bedreiging voor ‘ons landschap en onze natuur’, onder andere omdat ze vis- en vogelsterfte zouden veroorzaken en schade toebrengen aan de lichamelijke gezondheid van Nederlanders.
Verder betoogt FvD dat klimaatactivisten niet werkelijk bezorgd zijn over CO2-uitstoot, aangezien ze anders wel zouden inzetten op ‘schone’ energiebronnen als kernenergie en thorium in plaats van biomassa. Dat elke serieuze klimaatactivist biomassa zonder meer afwijst, interesseert extreemrechtse figuren geen zier; hun doel is om links weg te zetten als hypocrieten die de natuur verwoesten vanwege een ‘nietbestaande’ crisis.
De geveinsde zorgen van fascisten over natuur en maatschappelijke gezondheid zijn vanzelfsprekend een gotspe. Voor extreemrechts geldt dat de natuur steevast moet wijken als het de industrie in de weg zit. In Nederland geven partijen als FvD en PVV bijvoorbeeld geen kik over de landbouwsector die vruchtbare gronden vergiftigt en de biodiversiteit vernietigt. Bovendien juicht FvD de voortzetting van gasboringen in Groningen toe en haalt het zijn neus op voor al het menselijk leed dat deze boringen veroorzaken. In het natuurdiscours van fascisten blijven de verwoestende praktijken van het grootbedrijf dus buiten schot.
‘Klimaatnationalisme’
Het Zetkin-collectief, een onderzoeksgroep die de ‘politieke ecologie’ van extreemrechts bestudeert, stelt dat er binnen extreemrechts verschillende houdingen bestaan ten opzichte van de klimaatcrisis en niet langer alle neofascistische partijen ondubbelzinnig klimaatverandering ontkennen. Daar waar het Duitse Alternative für Deutschland nog altijd beweert dat de klimaatcrisis een verzinsel is, zijn JA21 in Nederland en het Franse Rassemblement National bijvoorbeeld dubbelzinnig over de opwarming van de aarde. Erkenning van de klimaatcrisis hoeft natuurlijk geen wijziging van de politieke agenda te veronderstellen. De fossiele industrie en burgerlijke politieke partijen tonen dat het prima mogelijk is om het bestaan ervan te accepteren én om tegelijkertijd door te gaan met business as usual.
Voor extreemrechts geldt dit evenzeer. Zo is het voor extreemrechtse groepen in relatief kleine landen aantrekkelijk om te claimen dat klimaatbeleid zinloos is, zolang grote landen als de VS niets ondernemen. Ook verwerpen fascisten beleidsvorming voor de klimaatcrisis op supranationaal niveau, aangezien dat beschouwd wordt als ondermijning van de volkssoevereiniteit. Daarnaast is privébezit voor een op de middenklasse georiënteerde, prokapitalistische stroming als het fascisme heilig: het economisch systeem beschouwen als oorzaak van de klimaatcrisis is derhalve uitgesloten.
Het Zetkin-collectief stelt dat een ontwikkeling in de richting van zogenoemd ‘klimaatnationalisme’ waarschijnlijker is voor extreemrechts. Volgelingen van dit klimaatnationalistische denken erkennen weliswaar het bestaan van een klimaatcrisis, maar wijzen niet het kapitalisme, maar ‘overbevolking’ aan als hoofdoorzaak van de mondiale noodtoestand. Hiermee negeren ze het aandeel dat verschillende continenten hebben in CO2-uitstoot natuurlijk compleet. Voor klimaatnationalisten doet dat er niet toe, aangezien deze verklaring hen in staat stelt om de schuld van natuurrampen af te schuiven op mensen uit regio’s met hoge geboorte- en bevolkingscijfers, zoals het Afrikaanse continent.
Over klimaatvluchtelingen kan extreemrechts zodoende beweren dat zij natuurrampen en schaarste over zichzelf hebben afgeroepen. Tegen deze groepen kunnen extreemrechtse partijen tevens hun aloude stokpaardjes, zoals sluiting en militarisering van de staatsgrenzen en een racistische bevolkingspolitiek, als verdedigingsmechanismen rechtvaardigen om de beperkte grondstoffen van het eigen volk te beschermen tegen zwarte mensen en moslims.
Voert dit ‘klimaatnationalistische’ perspectief de boventoon binnen extreemrechts? Nee, algemeen gesteld klampen extreemrechtse partijen zich nog vast aan regelrechte klimaatontkenning en is het hiervoor genoemde klimaatnationalisme vooral waar te nemen in manifesten van fascistische terroristen, geschriften van kleinschalige neonazi- groeperingen en minderheidsstromingen in extreemrechtse partijen. Zeker in Nederland geldt dat extreemrechts nog altijd volop inzet op absolute klimaatontkenning.
Niettemin is het aannemelijk dat heel extreemrechts vroeg of laat zijn retoriek over de klimaatcrisis zal wijzigen. De klimaatcrisis zal mettertijd voor Europa grotere implicaties hebben en resulteren in steeds meer bosbranden, overstromingen, en vluchtelingen die op zoek zijn naar een veilig onderkomen. Complete ontkenning van klimaatwetenschap heeft dus een beperkte houdbaarheidsdatum.
Maar of het de klimaatcrisis nou ontkent of niet, extreemrechts laat zich in de basis altijd kenmerken door een diep reactionair, racistisch gedachtegoed dat in de praktijk enkel tot grootschalig geweld leidt. Voor links is het daarom absolute noodzaak om een massabeweging op te bouwen die zich verzet tegen de fascistische dreiging en die zich tegelijkertijd tot doel stelt het kapitalisme te ontmantelen. Binnen de grenzen van dit vernietigende systeem kan de mondiale noodtoestand niet worden opgelost: alleen door definitief te breken met het kapitalisme, kunnen we de klimaatcrisis keren.
Noten
1 Zie onder meer de volgende documenten: in 1978 schreef James Black, werkzaam onder Exxons Products Research Division, een intern briefingdocument getiteld ‘The Greenhouse Effect’. Hij schreef dit document naar aanleiding van een presentatie die hij in 1977 gaf aan het managementcomité van Exxon.
2 Volgens Baudet heeft Crok diens ‘visie op klimaat […] totaal veranderd’ – de FvD-voorman is door hem ‘echt een klimaatscepticus’ geworden.
3 Zoals Tristen Strijkert en Hylke Jellema, beiden onderdeel van Young Clintel. Zie foto.
4 In haar verkiezingsprogramma beweert FvD dat Frans Timmermans met de EU-Klimaatwet ‘een verkapte machtsgreep’ wil plegen, met als doel de vestiging van een pan-Europese ‘groene planeconomie’, p35