Europese Commissie wist van ‘dieselgate’

De Europese Commissie hield jarenlang moedwillig de auto-industrie de hand boven het hoofd. Dit blijkt uit Driving into Disaster, een onderzoek dat Corporate Europe Observatory en Friends of the Earth eind januari publiceerden.
11 april 2017

Door Thomas Keulemans

In september 2015 kwam in Amerika het dieselschandaal rond het automerk Volkswagen naar buiten. De autoproducent gebruikte sjoemelsoftware die de uitstoottests omzeilde. Daardoor voldeden auto’s, alleen op papier, aan de milieunormen.

Later bleken Opel, Renault en Mitsubishi het ook niet zo nauw te nemen met de emissienormen. Deze dieselgate bleef niet beperkt tot Amerika, waar Volkswagen vorig jaar juli nog 15 miljard dollar schadevergoeding moest betalen. CEO Matthias Müller zei toen dat het in Europa anders zou zijn: ‘In de VS zijn de emissiegrenzen strenger’. Wat Müller daarmee bedoelde, werd duidelijk in het rapport Driving into Disaster van afgelopen januari. Daarin staat hoe de Europese Commissie (EC) bedrijven jarenlang de ruimte gaf zich te bemoeien met de wetgeving binnen de auto-industrie.

Dit betekende het wettelijk toelaten de testmethoden te laten ontwikkelen en uitvoeren door de autobedrijven zelf. Zo werd de bedrijven de ruimte gegeven om de tests en de resultaten te beïnvloeden. De EC legde dit zelfs in 2005 vast in het beleidsplan Better Regulation. Naast bemoeienis met de wetgeving, was de concurrentie tussen autoproducenten een van de grootste speerpunten.

De EC stelde daartoe ook een adviescommissie in: CARS 21. Deze commissie bestond uit ambtenaren en vertegenwoordigers uit de autoindustrie. De EU-brede autolobbygroep ACEA mocht ook aan tafel schuiven.

Het gaat volgens Driving into Disaster om ‘een dynamiek waarbij fabrikanten zich als de gebeten hond opstelden als voorgestelde maatregelen hun winsten in gevaar zou kunnen brengen’. Een van de beleidsvoorstellen van CARS 21 was om de EU-specifieke emissie testmethoden te vervangen door zwakkere wereldwijde normen. De groep heeft op geen enkel moment de volksgezondheid of het klimaat als speerpunt overwogen.

Pascoe Sabido, een van de onderzoekers, stelt dan ook: ‘Als het de enige beleidsprioriteit is om de kosten voor de sector laag te houden, hoeft men niet verbaasd te zijn dat elk jaar tienduizenden mensen te vroeg sterven door giftige dieseluitlaatgassen.’ Volgens een schatting in dit rapport stierven 75.000 mensen in 2015 een vroege dood door stikstofdioxide. Het blijkt dat voor de EC de belangen van multinationals zwaarder wegen dan gezonde levens van haar inwoners.

De People’s Climate March is daarom een mooi moment om, van onderaf, duidelijk te maken dat mens, dier en milieu boven winst moeten worden verkozen en niet andersom. Op 29 april kunnen we samen de erkenning van de klimaatproblematiek eisen, en een groen en sociaal beleid in plaats van neoliberaal beleid.