Emancipatienota kan naar de prullenbak

Onlangs werden de hoofdlijnen bekendgemaakt van de emancipatienota 2013-2016 door Jet Bussemaker, PvdA-minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Het is goed dat de zelfstandigheid van vrouwen wordt aangekaart, maar aan de oplossingen van Bussemaker hebben werkende vrouwen niets.
22 mei 2013

Door Mylène Bolder

In de nota van Bussemaker staat dat de in 1985 gestelde doelen centraal staan in het emancipatiebeleid: gelijkheid, zelfstandigheid, keuzevrijheid en verantwoordelijkheid. Bussemaker schrijft in een brief met de hoofdlijnen van het emancipatiebeleid dat deze gestelde doelen in de kern nog gelden. In een interview in Trouw op 11 mei legde ze de nadruk op het verbeteren van de economische positie van vrouwen.

Volgens Bussemaker vraagt de kwestie niet om ‘overheidsbemoeienis’ maar om autonomie en weerbaarheid van vrouwen. Voor vrouwen zou economische zelfstandigheid een belangrijke rol moeten spelen, zodat ze minder afhankelijk zijn van hun man en minder snel in een slechte economische positie terecht komen bijvoorbeeld na een scheiding. Bussemaker maakt hiermee een belangrijk punt, want hoewel gemiddeld 71 procent van de vrouwen aan het werk is, is maar 48 procent van de vrouwen economisch zelfstandig. Een miljoen vrouwen is afhankelijk van het inkomen van haar partner.

Bussemaker wijt de achtergestelde positie van vrouwen aan hun eigen mentaliteit en zegt dat er ‘bewustwording’ nodig is. Maar de obstakels waar vrouwen tegenaan lopen om financieel onafhankelijk te zijn, zitten niet alleen maar in hun hoofd. Ten eerste is er een recordpercentage werklozen. Ten tweede hebben vrouwen vaker slechtere arbeidsvoorwaarden en krijgen ze structureel minder loon dan mannen voor hetzelfde werk. Een derde beperking voor werkende vrouwen is de kinderopvang en de hoge kosten daarvan.

Werkloosheid

Volgens Bussemaker is de oplossing voor vrouwen om aan het werk te gaan en ophouden zich schuldig te voelen over hun gezin. Maar vergeleken met Europa is de arbeidsparticipatie van vrouwen juist hoog. Cijfers van het CBS uit 2008 laten zien dat alleen in Denemarken en Zweden meer vrouwen werken.

Voor de vrouwen die niet werken, is een baan niet makkelijk te vinden. Er is een werkloosheid van 8,2 procent, een record sinds de jaren ’80. Er komen per maand 19.000 werklozen bij. Bovendien worden sectoren zoals de zorg en het onderwijs, waar een meerderheid van vrouwen werkt, kapot bezuinigd en dreigen er 50.000 werklozen in de thuiszorg bij te komen.

Dat zijn rechtstreekse gevolgen van het beleid van het kabinet waar Bussemaker deel van is. Haar oproep om vrouwen aan het werk te zetten, is dan ook in strijd met de echte kansen voor vrouwen op een baan. Bussemaker probeert individuen de schuld te geven, waar zij zelf schuldig is.

Flexwerk en loon

Vrouwen werken vaker in deeltijd of met een flexibel arbeidscontract. Onder het mom van ‘meer tijd voor je kinderen’ worden variabele werktijden aangesmeerd. Maar flexwerkers verdienen structureel minder loon, hebben slechtere secundaire arbeidsvoorwaarden en grotere gezondheidsrisico’s dan vaste arbeidskrachten. Zij doen voor 80 procent hetzelfde werk als hun vaste collega’s, maar slechts een kwart krijgt hetzelfde loon. Bovendien verdienen vrouwen gemiddeld 15 procent (!) minder dan mannen voor hetzelfde werk.

Simpelweg zeggen dat mannen en vrouwen aan de keukentafel in overleg moeten over de verdeling van werk en zorg is dan ook geen oplossing. Voor veel gezinnen is het geen optie dat de man in deeltijd gaat werken om meer voor de kinderen te zorgen, juist omdat vrouwen zoveel minder verdienen. Vrouwen met een deeltijdbaan moeten daarom alsnog werk en huishouden combineren.

Door deze dubbele last hebben vrouwen een grotere werkdruk. Bovendien werken ze vaak al in sectoren waar de werkdruk hoog is, zoals het onderwijs en de gezondheidszorg. Met de bezuinigingen in deze sectoren zal deze druk nog hoger worden. Daarbij maken vrouwen minder kans om carrière te maken, blijven in lagere functies steken en hebben weinig controle over hun werk.

Kinderopvang

Het derde obstakel voor vrouwen die willen werken, is de kinderopvang. In 2011 en 2012 heeft de regering 650 miljoen bezuinigd op kinderopvang . Komend jaar zullen er nog 205 miljoen aan bezuinigingen bijkomen. Hierdoor zijn de kosten van kinderopvang voor ouders gestegen en dit heeft rechtstreekse gevolgen voor het aantal werkende vrouwen.

Uit enquêtes van de FNV uit 2012 bleek dat een derde van de vrouwen minder is gaan werken om de hoge kosten voor de kinderopvang te mijden. In het rapport Monitor kinderopvang en arbeidsparticipatie 2011-2014 word gesteld dat de arbeidsparticipatie van vrouwen in de leeftijd van 25-45 jaar in 2011 onmiskenbaar is aangetast: het aantal werkende vrouwen in deze leeftijdscategorie daalde met 50.000.

Deze daling is niet gekoppeld aan de economische ontwikkelingen of toenemende werkloosheid. Volgens het rapport zijn de effecten van de bezuinigen op kinderopvang in de toekomst groter dan in de prognoses van het CPB, waar het kabinet aan vasthoudt, en zelfs de cijfers die de vakbond en de oppositie hanteren. Het rapport gaat uit van 100.000 vrouwen die in de periode 2011-2014 zullen stoppen met werken vanwege de hoge kosten van de kinderopvang. In maart 2013 schreef de Volkskrant dat al 100 kinderopvangorganisaties failliet zijn gegaan sinds de bezuinigingen en dat er in januari 2013 50 miljoen euro minder aan kinderopvangtoeslag is aangevraagd.

Niet alle vrouwen lijden onder deze hoge kosten. Er zal altijd een groep rijkere vrouwen zijn die kan blijven werken omdat ze genoeg geld hebben om de opvang te betalen. Dit is de enige groep tegen wie Bussemaker kan zeggen dat ze niet op de regering moeten rekenen. Andere werkende vrouwen moeten de oplossingen voor de opvang van hun kinderen zoeken bij familie of vrienden. Zo draagt niet de regering verantwoordelijkheid voor de door haar gecreëerde problemen, maar mogen andere vrouwen deze oplossen. En juist de groep minderbedeelde vrouwen heeft te lijden onder de bezuinigingen van dit kabinet.


Prullenbak

De emancipatienota van Bussemaker slaat de plank volledig mis wat betreft analyse en oplossingen. De economische afhankelijkheid van vrouwen is geen probleem van instelling of gebrek aan bewustzijn, maar een probleem van de arbeidsmarkt en kabinetsbeleid. De obstakels waar vrouwen tegenaan lopen om financieel onafhankelijk te zijn, zijn structurele maatschappelijke problemen. Bovendien is werk geen garantie voor zorgeloosheid en onafhankelijkheid zolang er sprake is van ongelijke arbeidsvoorwaarden en ongelijk loon.

Het kabinet zou de sociale voorwaarden moeten creëren voor gelijkheid, maar in plaats daarvan werpt het kabinet juist obstakels op voor vrouwen. Bussemaker schrijft: ‘waar men in deze gevallen wellicht rekent op een overheid die financieel bijspringt, moet ook dit niet meer als vanzelfsprekend worden beschouwd.’ Dit past naadloos in het pleidooi van Halbe Zijlstra voor het afschaffen van alle bestaande toeslagen.

Als dit kabinet de emancipatie van vrouwen serieus zou nemen, dan zou het investeren in banen en kinderopvang en gooide het de emancipatienota van Bussemaker in de prullenbak.

  • Wil je reageren op dit artikel? Stuur ons een mail.
  • Met socialisme.nu en De Socialist proberen we socialistische ideeën toegankelijk te maken voor iedereen. Om dit te blijven doen kunnen we alle hulp gebruiken. Wil jij ons ook steunen? Neem dan een abonnement op De Socialist of word donateur: vul hier het formulier in.