‘Elk huis in het getto een fort’

In april 1943 neemt een groep radicale Joodse jongeren in Warschau de wapens op tegen de Duitse bezetters. In zijn aangrijpende memoires The Ghetto Fights: Warsaw 1941- 1943 doet Marek Edelman (1919-2009), een van de leiders van de verzetsstrijders, verslag van hun heroïsche gevecht.
4 mei 2018

Door Arwin van der Zwan

Nadat de Duitsers in september 1939 Polen zijn binnengevallen, worden alle Joden in getto’s opgesloten. De 350.000 Joden die in Warschau wonen worden bijeengedreven in een wijk, waar elke bewoner met negen anderen een kamer moet delen. Uiteindelijk groeit het getto tot 450.000 inwoners in 1942.

De omstandigheden zijn er ondraaglijk. Er is geen werk, geen voedsel en geen gezondheidszorg. Ondervoeding en besmettelijke ziektes zoals de tyfus, veroorzaakt door kapotte riolering, eisen vanaf 1942 duizenden levens per dag.

‘De mensen sterven sneller dan de graven kunnen worden gegraven’, schrijft Edelman. Een muur van drie meter hoog zorgt voor volledige isolatie van de buitenwereld.

Demoralisatie

Willekeurige terreur van de nazi’s creëert een klimaat van angst en paniek in het getto. De Duitsers richten een Joodse politie en een Joodse Raad op en laten het bestuur van het getto over aan deze collaborateurs. Dit hindert de pogingen van linkse groepen om verzet te organiseren en leidt tot algehele apathie en passiviteit onder de inwoners.

Marek Edelman en zijn kameraden van de Bund, de Joodse socialistische partij, proberen deze demoralisatie tegen te gaan door culturele en educatieve activiteiten voor de jeugd te organiseren. Dit ging zeer moeizaam. ‘Om onze eigen angstaanjagende apathie te overwinnen, om te vechten tegen onze eigen aanvaarding van het algemeen heersende gevoel van paniek, vereisten zelfs kleine taken… echt gigantische inspanningen van onze kant’, schrijft Edelman.

In juli 1942 beginnen de Duitsers met de grootschalige deportatie van de Joden naar vernietigingskampen zoals Treblinka. Dagelijks melden duizenden getto-bewoners zich vrijwillig aan voor het transport, gelokt met extra broodrantsoen en valse beloftes.

Edelman hekelt de struisvogelmentaliteit in het getto: er wordt met ongeloof gereageerd op de schokkende berichten over gaskamers en systematische genocide. In totaal worden zo 300.000 Joden uit het getto van Warschau vermoord.

ŻOB

Samen met andere linkse groepen vormen Edelman en zijn kameraden in oktober 1942 een Joodse strijdorganisatie, de ŻOB (NB: spreek de Ż uit als de j in ‘journaal’). Hun doel is een gewapende opstand tegen de nazi’s, maar hiervoor ontbreekt de steun onder de getto-bewoners.

Dankzij aanslagen op collaborateurs en Joodse politieagenten weet de ŻOB een leidende rol in het getto te veroveren. Vanaf dat moment groeit het zelfvertrouwen en weigeren meer en meer mensen zich te registreren voor werk of deportatie.

In december 1942 ontvangt de ŻOB enkele wapens van het Poolse verzet. Wanneer begin 1943 een tweede golf van deportaties begint, werpen de ŻOB’ers barricades op en gaan zij op straat de confrontatie aan met het Duitse leger. Ondanks grote verliezen aan de kant van de ŻOB, is de actie een succes: na vier dagen lukt het om de deportaties te stoppen.

‘Voor het eerst zijn de Duitse plannen gedwarsboomd. Voor de eerste keer is het aura van almacht en onoverwinnelijkheid van de Duitsers vernietigd,’ schrijft Edelman.

Vanaf dat moment is de ŻOB de enige autoriteit in het getto. Met behulp van de getto-bewoners worden collaborateurs zoals Joodse Gestapo-leden uitgeschakeld. De Joden die enige rijkdom hebben weten te behouden, worden door de ŻOB belast en met dat geld worden wapens en munitie gekocht. Machines worden het getto in gesmokkeld om explosieven mee te kunnen produceren.

De opstand

Op 19 april 1943 begint de SS aan de definitieve vernietiging van het getto. De leden van de ŻOB weten de vijand in een hinderlaag te lokken en schakelen met zelfgemaakte handgranaten twee Duitse tanks uit. De nazi’s lijden een vernederende nederlaag en moeten zich terugtrekken. De ŻOB-strijders verschansen zich in zelfgemaakte bunkers en leggen dodelijke boobytraps.

Volgens Edelman is vanaf dat moment ‘elk huis in het getto een fort’. Tegen een vastberaden tegenstander die niets te verliezen heeft, lijden de nazi’s zware verliezen. Uiteindelijk hebben de nazi’s geen andere optie om het getto uit te schakelen dan het geheel in brand te steken. Slechts enkele leden van de ŻOB, onder wie Edelman, weten via het riool te ontsnappen.

Nu, 75 jaar later, is de opstand in het getto van Warschau nog steeds een inspiratie voor activisten die strijden tegen racisme en fascisme. De ŻOB slaagde erin 29 dagen lang een stadsguerrilla te voeren tegen het sterkste leger ter wereld. De jonge militanten wisten kracht te putten uit hun gedeelde ideaal van een wereld zonder onderdrukking en racisme.

Edelman herinnert zich hoe zij op 1 mei in hun verwoeste schuilplaatsen de internationale Dag van de Arbeid hadden gevierd. De heroïek van deze Joodse verzetsstrijders bewijst dat mensen zelfs in de meest wanhopige omstandigheden in opstand kunnen komen tegen onrecht.

Marek Edelman
The Ghetto Fights
Bookmarks 2014 / 100 pagina’s