Eind van ongelijkheid begint met concrete strijd

Dat uitgerekend Mark Rutte begint over 'Grote Dikke Ik' is absurditeit ten top. Maar het laat ook zien dat zelfs de VVD gedwongen wordt te reageren op het debat over ongelijkheid. Het wordt tijd dat we handen en voeten gaan geven aan dat debat.
9 juni 2015

Door Max van Lingen

De afgelopen twee jaar is het debat over ongelijkheid teruggekeerd op de agenda. Met name het verschijnen van het boek Kapitaal in de 21ste eeuw, van de Franse econoom Thomas Piketty, heeft daarbij een belangrijke rol gespeeld. In de context van de de grootste economische crisis sinds de jaren dertig viel de boodschap van Piketty in vruchtbare aarde.

De VVD probeerde Piketty direct af te serveren. Na het bezoek van de Franse econoom aan de Tweede Kamer trokken ze op hun website de conclusie: ‘Nederland is al lang Piketty-proof, zelfs té’. Maar rapport na rapport bevestigt dat ook in Nederland ongelijkheid een groot probleem is.

Het blijkt opnieuw uit een rapport van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) dat eind mei verscheen. Volgens dat rapport is de ongelijkheid in geïndustrialiseerde landen – sinds het begin van de metingen meer dan dertig jaar geleden – nog nooit zo groot is geweest.

Nederland in top-3

In Nederland verdient de rijkste tien procent 6,6 keer zoveel als de armste tien procent. Dat het in andere landen nog erger is, wordt door rechts gebruikt om te doen alsof er helemaal geen probleem is. Maar wanneer naar vermogen wordt gekeken blijkt dat Nederland wat betreft ongelijkheid in de top drie van de OESO-17 staat. In de OESO-landen bezit de rijkste tien procent iets minder dan de helft van het vermogen, terwijl de armste veertig procent het met drie procent van het vermogen moet doen. In Nederland bezit de rijkste tien procent meer dan zestig procent van het vermogen en moet de armste dertig procent het doen met – in de woorden van Volkskrantjournalist Wilco Dekker – ‘vrijwel niets of vooral schulden’.

Volgens de OESO wordt de groeiende ongelijkheid gevoed door de toename van flexibele arbeid. Een derde van de arbeidskrachten in de onderzochte landen werkt als uitzendkracht, heeft een tijdelijk contract of is zelfstandige zonder personeel (de ‘eigen bedrijfjes’ die Rutte en Pechtold geregeld opvoeren als antwoord op armoede).

Deze flexibele arbeidsovereenkomsten blijken meestal niet het voorportaal te zijn van een vast contract. Aan de toename van flexibele arbeid ligt de dominantie van neoliberale logica ten grondslag. De strijd van de studenten van De Nieuwe Universiteit, die wekenlang het Maagdenhuis bezet hielden, heeft een concrete invulling gegeven aan het debat over ongelijkheid.

Ze legden de vinger op de zere plek door te wijzen naar ‘rendementsdenken’, wat in feite niets anders is dan de neoliberale logica die de maatschappij al decennia lang domineert. De Nieuwe Universiteit verklaarde zich begin juni dan ook solidair met de schoonmakers die aan de Universiteit van Amsterdam de strijd met flexwerk zijn aangegaan.

Ruttes Dikke Ik

De heropleving van het debat over ongelijkheid dwingt politici ook om stelling te nemen. De kersverse fractievoorzitter van GroenLinks, Jesse ‘schuldenstelsel’ Klaver, praat opeens vanuit zijn linkermondhoek: ‘Ieder aspect van ons leven wordt teruggebracht tot een simpele rekensom. Het economisme regeert ons al veel te lang.’ D66 probeert goede sier te maken door te pleiten voor een onderzoek naar het basisinkomen.

Zelfs Mark Rutte haalt opeens uit naar de ‘Grote Dikke Ik-mentaliteit’: ‘Ik begrijp werkelijk niet dat er bankiers zijn die zeggen dat ze in het buitenland zoveel meer kunnen verdienen. Dan denk ik: toedeledoki, ga dan, en zoek die bank in Londen.’ Het zijn pogingen om aan te sluiten bij een groeiend sentiment dat zich tegen de groeiende ongelijkheid en de neoliberale logica keert.

Maar de neoliberale politici van GroenLinks, D66 en VVD proberen tegelijkertijd dit sentiment te kanaliseren in de richting van liberale politiek. Mark Rutte kreeg het bijvoorbeeld voor elkaar om de graaiers aan de top op één lijn te stellen met werkende mensen die worden ontslagen: ‘Ze hebben het adres van het UWV al in de hand’. Dat je een aanvraag voor een WW-uitkering binnen een week na ontslag moet indienen omdat je er anders geen aanspraak op kan maken, is waarschijnlijk niet bekend in de kringen van ‘hardwerkende Nederlanders’ waar Mark Rutte verkeert.

Het is sowieso absurd dat Mark Rutte zich probeert af te zetten de Grote Dikke Ik-mentaliteit. Zijn kabinet heeft zich altijd ingezet voor een klimaat waarin Grote Dikke Ik goed kan gedijen. Mark Rutte, koop een spiegel, zou ik zeggen. Als je werkelijk af wil van Grote Dikke Ik, ga je vandaag nog naar de koning en biedt je hem je ontslag aan. En zeg hem dan ook meteen dat je geen aanspraak maakt op wachtgeld.

Acties tegen flexwerk

Maar voorlopig zal hij blijven zitten waar hij zit. Niet alleen omdat hij een enorme berg boter op zijn kop heeft, maar ook omdat zijn kabinet stevig in het zadel zit. De PvdA is als de dood voor nieuwe verkiezingen, terwijl de oppositiepartijen van het midden allen gebaat zijn bij een voortzetting van de huidige constructie.

Als puntje bij paaltje komt zullen daarom ook partijen als het CDA en GroenLinks zich loyaal opstellen ten opzichte van de regering. Veel interessanter dan het zetels tellen in de Eerste Kamer is dat er op verschillende plekken strijd wordt gevoerd tegen flexibele arbeid. Het is onderdeel van verschillende stakingen die nu plaats vinden en van de zorgcampagne.

Deze laatste heeft met de volkspetitie, die eind mei al meer dan 300.000 keer was getekend, een nieuwe impuls gekregen. Ook Young and United timmert stevig aan de weg met de met acties en een petitie voor eerlijk loon en fatsoenlijke contracten voor jongeren.

Het zijn dit soort campagnes die laten zien hoe het debat over ongelijkheid een concrete invulling kan krijgen. Want zolang het debat vooral wordt gevoerd vanuit de morele verontwaardiging van liberalen als Klaver en Rutger Bregman – oprecht in het geval van Bregman, gespeeld in het geval van Klaver – zal er weinig veranderen. Daarvoor is een combinatie van concrete strijd en fundamentele systeemkritiek nodig. Geen van beide zullen uit liberale hoek komen. Het debat over ongelijkheid kan daarom wel wat socialisme gebruiken.