Een pensioenakkoord voor de prullenbak
Door Bart Griffioen
Boze brieven, kaderleden die roepen om het opstappen van de FNV-voorzitter, bondsbestuurders die het onderling niet eens worden – de onderhandelaars zijn zich bewust dat hun gemorrel aan het pensioenstelsel tot grote verbitterdheid leidt in de vakbeweging.
Nu ook Henk van der Kolk, voorzitter van grootste lidbond FNV Bondgenoten, zich tegen het principeakkoord keert en voor een alternatief plan pleit, voelt de FNV Vakcentrale zich genoodzaakt te reageren. Zij beschuldigt FNV Bondgenoten deze week van ‘denkfouten’ in de cijfers, maar gaat op de fundamentele kritiek niet in – dat dit akkoord de risico’s voor pensioenopbouw eenzijdig bij werknemers legt.
Sigaar uit eigen doos
In de verdediging van het onderhandelingsresultaat zegt Jongerius: ‘Dit is een nieuw collectief, solide en solidair pensioensysteem waarin sprake is van keuzevrijheid, een evenwichtige belangenafweging en verdeling van risico’s.’ De FNV-site verkondigt: ‘Kern is dat de AOW-leeftijd omhoog gaat naar 66 jaar in 2020. Stoppen met 65 blijft echter mogelijk. De AOW-uitkering gaat extra omhoog met 0,6 procent per jaar.’
Maar in de polderrealiteit is niets wat het lijkt. Deze ‘verhoging’ wordt mogelijk omdat een aantal belastingkortingen voor ouderen worden afgeschaft – tegemoetkomingen die juist waren bedoeld om de AOW op peil te houden. De verhoging van een jaarlijkse 0,6 procent kan dan ook geen compensatie worden genoemd voor de 6,5 procent strafkorting die je krijgt als je met 65 jaar stopt met werken. Zoals Van der Kolk maar ook SP-Tweedekamerlid Paul Ulenbelt aangeeft is deze ‘toezegging’ van minister Kamp dus vooral ‘een sigaar uit eigen doos’.
Daarbij komt dat langer doorwerken (vanaf 2025 zelfs tot 67 jaar) voor menige arbeider helemaal geen optie is – zeker voor al diegenen die zware beroepen uitvoeren, zoals in de bouw. Voor die groepen betekent dit akkoord sowieso dat zowel pensioen als AOW fors lager worden dan voor degenen die wel langer kunnen doorwerken.
Grillen van de beurs
Een andere cruciaal pijnpunt in het onderhandelingsresultaat is dat de bazen hiermee hun vertrek uit de pensioenfondsen voorbereiden, waardoor de risico’s voortaan bij werknemers komen te liggen en de hoogte van pensioenen afhankelijk wordt gemaakt van de grillen van de beurs, en dus vele malen onzekerder wordt.
Ulenbelt: ‘Werkgevers hoeven in slechte tijden niet meer bij te lappen. Werknemers en gepensioneerden dragen die lasten alleen. Tezamen met het feit dat de pensioenen meer afhankelijk worden van de beurs kun je dus met recht spreken van een “pokerpensioen” (…) Samen met de verhoogde AOW-leeftijd gaat dit de toekomstige gepensioneerden tienduizenden euro’s kosten.’
Wat dit alles met ‘collectief, solide en solidair’ te maken heeft zou Jongerius nog eens aan haar leden mogen uitleggen. Maar daarvoor bestaat in de achterban steeds minder geduld. De grote vraag is vooral hoe dit akkoord kan worden tegengehouden. Een zo breed mogelijke afwijzing in het referendum komt er namelijk niet zo maar.
Ongenoegen in de achterban
Laten we niet vergeten dat de basis van deze plannen al een jaar geleden door FNV en bedrijfsleven in een principeakkoord werd vastgelegd. Ook toen was er veel ongenoegen in de achterban, maar ging van de 17 procent leden die stemde 80 procent akkoord. Dat kan ook nu weer gebeuren, zeker als onduidelijk is wat het alternatief is.
Voor het zichtbaar maken van de oppositie helpt het natuurlijk dat ook Van der Kolk nu tegen is. Maar een jaar geleden ging hij op de grote lijnen van deze plannen nog mee. Dat illustreert dat het ‘pensioenconflict’ in de kern niet draait om de verschillen tussen het voorstel van de Vakcentrale en dat van Bondgenoten, maar om een probleem met diepere wortels – de koers van de vakbeweging als zodanig.
Dat is ook terug te zien in het antwoord van de bondsleiding op de economische crisis. Sinds het ‘sociaal akkoord’ van 2009 – dat aan de basis ligt van de aanval op AOW en pensioenen – zit de vakbeweging gevangen in de politiek van ‘samen de crisis te lijf’, waarmee de FNV-leiding zich door kabinet en bedrijfsleven de les laat lezen en de illusie in stand houdt dat we zogenaamd in hetzelfde schuitje zitten.
Crisismuziek uit Den Haag
Terwijl in heel Europa regeringen hun uitholling van pensioenen, lonen, uitkeringen en arbeidsrechten in hoog tempo opschroeven, en tegelijkertijd multinationals buiten schot houden van welke bezuiniging dan ook, verdedigen Jongerius en haar onderhandelaars het pensioenakkoord nog steeds met ‘dat anders de AOW in de toekomst onbetaalbaar wordt’ en ‘we geen Griekse toestanden willen’.
Het is een kwalijke zaak dat de bondsleiding zo meedeint op de crisismuziek uit Den Haag. De ‘onvermijdelijkheid van langer doorwerken’ is een door neoliberalen gecreëerde mythe. Veel mensen onder de 65 jaar werken niet en staan aan de kant. Het is logischer om de werkgelegenheid onder die groep te vergroten dan oudere werknemers langer te laten doorwerken, los nog van het zure feit dat bedrijven hen liever zien gaan dan komen.
Ook de doemscenario’s over de vergrijzing berusten op valse beeldvorming. Dat we door afname van kindersterfte en technologische vooruitgang sinds de invoering van de AOW in 1957 gemiddeld enkele jaren langer leven mag geen reden zijn om dan ook maar langer door te werken. Zoals ook de SP aangeeft in haar oproep om tegen dit akkoord te stemmen: we leven niet om te werken, maar werken om te leven.
Hoezo, ‘onbetaalbaar’?
Een vakbeweging die niet langer over zich heen wil laten walsen zal met een serieus weerwoord moeten komen op de rechtse mantra’s dat onze opgebouwde rechten ‘te duur’ zouden zijn geworden. Ten eerste blijkt de paniekzaaierij over het verlies van de pensioenfondsen ongegrond. Hun reserves zijn inmiddels weer hoger dan voor de crisis, terwijl veel banken nog staatssteun krijgen.
Bovendien is het juist de neoliberale politiek die het mogelijk maakt dat grote bedrijven nauwelijks belasting betalen, dat bankiers en ceo’s weer de bonussen vangen op het peil van voor de crisis, en dat er nog altijd miljarden gaan naar wapentuig en oorlogsvoering. Hoezo, ‘onbetaalbaar’?
Het naar de prullenbak verwijzen van dit pensioenakkoord moet daarom verbonden worden met een ideologische tegenaanval, die duidelijk maakt dat, zoals Van der Kolk het formuleert, ‘we de rekening van het pensioenstelsel bij de werkgevers deponeren.’ Maar dat is niet mogelijk zonder tegelijk het gevecht aan te gaan voor een bond van, voor en door de leden, die hun bestuurders onder druk zetten om met nieuwe, massale strijd de bezuinigers het vuur aan de schenen te leggen.